| |
Verbondspost
1.
van: Koot.
aan: Bie.
Betreft: Miljoenen.
Bie!
We zijn knap aan de late kant maar dat waren de pruimen ook dit jaar, dus nu of nooit en bovendien we móeten wel want op hoeveel alimentaties zitten we momenteel met z'n tweeën?
Zeven waren het er toch bij elkaar? En dan reken ik die twee vrouwen waar we nú mee getrouwd zijn nog niet eens mee! Nog een jaartje, schat ik, en we hebben samen negen dametjes aan onze financiële broek hangen. Mag ik u even spreken?
Soms voel ik me net een doorgeefluik Bie; ik ‘verdien’ helemaal geen geld - het passéért alleen door mij! Daarom zit ik ook altijd te denken. Gister weer. En ja hoor! Geloof dat ik een mogelijkheidje zie om een geldelijke Klapper te maken. Weet je nog van Stoned als een Garnaal? De Buma- en Stemraafrekeningen die we daar van kregen? Hoe ze toen bij de Stemra maar meteen op dat nieuwe formaat afrekenvellen zijn overgestapt omdat de bedragen die we tegoed hadden er niet meer op pasten, op die oude staten?
Blijft eeuwig zonde dat we die miljoenen toen in dat Groenlandse Vakantiebungalow-projekt hebben gestoken, maar gelukkig is het ieder jaar wéér karnaval, dus waarom zouden we straks niet even meedogenloos toeslaan met een Karnavalskraker? Laat even wat horen! Eén regeltje is voldoende - als we het refreintje maar vast hebben.
Koot
| |
| |
| |
2.
van: Bie.
aan: Koot.
betreft: Karnavalshit.
Beste Koot!
Natuurlijk! Een karnavalsstamper! Weerzinwekkend maar lukratief! Als het maar schuift! Ja toch zeker? Gewoon nog even een jaar of dertig alles aanpakken om geldelijk de ruimte te creëren waarin we straks eindelijk een keer de dingen kunnen gaan doen die we zèlf echt goed vinden: ik heb een ezel, een prachtige verfdoos en een palet liggen en alles onder zo'n laag stof - dat kàn toch eigenlijk niet?
Goed - een Karnavalsmeezinger dus. Dat lijkt heel makkelijk Koot, maar juist die allersimpelste tekstjes vragen Hogeschoolschrijven! Het is de grofste en tegelijk de subtielste vorm van massapsychologiese beïnvloeding middels Taal.
Daarom heb ik Canetti's Massa en Macht gisteravond nog een keertje helemaal gelezen en vannacht kreeg ik De Regel die zoveel mogelijk woorden tussen Zender en Ontvanger weglaat, wat een eerste vereiste is bij de benadering van de hossende Massa. Dit is 'm: ‘Oh Moe, wat een Gedoe!’
Deze regel speelt namelijk in op de bij elke nederlander levende Onvrede met zijn Omringende Wereld (‘wat een Gedoe!’), hij waarschuwt Simplisties tegen het Complexisme (‘Wat een Gedoe!’), hij relativeert het Karnavalsgebeuren (‘Wat een Gedoe!’) en hij appelleert aan de onbewuste Moederbinding, want wat wil een hedendaagse volwassene nou liever dan Uithuilen ‘Bij Moe’!
Als jij deze Gouden Regel nou verder uitwerkt (hij is ook zo goed omdat hij de Hossende Mens de kans geeft mimies te participeren in de meezinger - de feestvierder zal lichamelijk trachten uit te drukken ‘Wat een Gedoe’ het allemaal is), dan zoek ik intussen even uit welke komponist we hier het beste voor kunnen aantrekken, want het gaat nu om Tonnen, dat voel ik. Wat een gedoe!
Je Bie
| |
3.
van: Koot.
tot: Bie, cc. Koot.
betreft: Oh Moe wat een Gedoe.
Bie!
Hebbes! Ik begon te schrijven en hield niet meer op!
Refrein:
maar doe geen oog meer toe!
Nou, dacht ik dit refrein een keer of zeven; de koepletjes komen nog wel, maar zeg vooral tegen de componist dat het een hele dikke Hossound moet worden en misschien de Regel ‘Oh Moe wat een Gedoe’ laten zingen door zo'n uitgelaten koor van Mannen en Vrouwen; zo'n soort aangeschoten Stem Des Volks. Hoor ik gauw wat van je, want onder de Moerdijk worden de feestneuzen alweer uit het vet gehaald!
Koot
| |
4.
van: Bie.
aan: Koot.
betreft: Problemen.
Koot,
Er zijn een paar probleempjes gerezen bij de produktie van ons Oh Moe, wat een Gedoe. Met de auteursrechten ligt het namelijk nogal moeilijk, omdat Jacques Herb in 1969 een Karnavalsplaatje gemaakt heeft dat ‘Oh Moe, waar zit de Clou’ heette, een singeltje dat weliswaar niets ‘gedaan’ heeft, maar de woorden ‘Oh Moe’ zijn volgens Willem van Kooten (Joost den Draaijer), die ik gisteren op de borrel had (een ongelooflijk gehaaid tycoontje trouwens) auteursrechtelijk gezien van Herb, zodat wij met ons Oh Moe, wat een Gedoe, wat Den Draaijer trouwens een ‘einde-tekst’ vond (‘dikke Mik’ en ‘kakken zonder drukken’, riep hij) aan die Herb vastzitten. Volgens Stemra is de kreet ‘Oh Moe’ juridies van Herb, dacht Den Draaijer. Er is dus maar één oplossing en die is dat Herb ‘meetekent’; dat zie je er op zo'n label altijd achter staan, de namen van komponist en tekstdichters, dus dan krijgen we: ‘Oh Moe, wat een Gedoe’ (Eyk/Herb/Koot/Bie).
Eyk heb ik namelijk gevraagd om de muziek te maken - Tonny Eyk is de man die we móeten hebben voor Oh Moe. Herinner jij je nog zijn schitterende muziek bij Hollands Glorie? Dat is namelijk óók Tonny Eyk, maar wel van een hele andere kant.
Maar zo'n karnavalsstamper, dat schrijft Eyk even met zijn linkerhand op zijn rechtermanchet, als het ware. Ik stuur je morgen Eyk's opzetje, ook al kun je geen noten lezen, maar dan kun je tenminste zien hoe Oh Moe eruitziet, op muziek.
Bie
| |
| |
| |
5.
| |
6.
van: Bie.
aan: Koot en Bie.
betreft: Oh Moe.
Koot! Paniek! Wat blijkt? We dachten dat ‘Oh Moe’ van Herb was (dat Herb dus zou moeten meetekenen voor ons gebruik van de twee woorden ‘Oh Moe’), maar Herb hééft die rechten van ‘Oh Moe’ helemaal niet, want die zitten bij Eurosongs BV in Geldrop, omdat ‘Oh Moe, wat een gedoe’ een coverversie is geweest van ‘Boe boe, wat ben ik Moe’, een mislukt carnavalshitje dat de Twee Pinten (Mr. Thijs van Rijckevorsel en Jhr. Den Bosscher) in '68 voor Dureco hebben opgenomen als het duo ‘De Rukkers’! Via Dureco, wat, in die tijd zeker, werd gevormd door het doortraptste stelletje platengangsters dat ooit in Nederland heeft rondgelopen, is ‘Boe Boe’ van De Rukkers toen uitgegeven bij Eurosongs BV dus als we bij ons nummer blijven, en we kunnen moeilijk terug want Tonny Eyk heeft al een studio besproken om ‘Oh Moe wat een gedoe’ op te nemen, dan krijgen we nu als medetekenaars: Eyk, Herb (die had ik dit al schriftelijk toegezegd) Koot, Bie, Van Rijckevorsel, Den Bosscher en vanzelfsprekend Kartner, onder wie destijds Eurosong viel. Dus als het geen miljoenen mochten worden, dan weet je nu waar het aan ligt: de afrekeningen die wij van de Stemra en de Buma voor Oh Moe zullen gaan ontvangen, moeten we nu dus al met zijn zevenen delen, maar op een mieltje of twintig kan je toch wel rekenen, dacht ik, vooral omdat ik gisteren Gerrit den Braber tegen het lijf liep (The Top in Commercial Songwriting) en die las onze tekst en die zei: die tweede regel moet niet zijn: De hele Santekraam gaat naar de Bliksem toe, maar als je daar nou eens van maakt: De hele Santekraam gaat naar z'n malle moertje toe! Fantasties hè! dat binnenrijm van die ‘oes’ en veel agressiever.
Enige man, die Den Braber, jij moest ook de groeten hebben evenals van mij natuurlijk.
Bie
| |
7.
van: Koot.
aan: Koot en Bie.
betreft: Oh Moe.
Nee oen, daar gaat de poen! Den Braber! Lodewijk Post! De Godfather van het Nederlandse Lichte Lied! Wedden dat hij zichzelf al als co-auteur van Oh Moe wat een Gedoe heeft doorgebeld naar de Stemra?
En dat het nummer, op zijn roemeens gearrangeerd, al deel uitmaakt van de Tour de Chant van Therèse Steinmetz? Dat is een truuk van die jongens! Je gaat me toch niet vertellen dat je ook met Peter Koelewijn hebt zitten kletsen en dat die óók een ‘gratis tip’ had hoe ons nummer tekstueel nòg beter kon? We hebben Goud in handen Bie, en kijk daar nou toch mee uit man! Want nu zijn het er al tien! Daarom moeten we Oh Moe ook zeker zèlf op de plaat zetten en als Wim de Bie en Kees van Kooten, niet als Simplisties Verbond, want dat kunnen we op het label meetekenen als Van Kooten en de Bie, nog een keer.
Dus dan krijg je: Oh Moe, wat een Gedoe
(Eyk/Herb/Koot/Bie/Van Rijckevorsel/Den Bosscher/Kartner/Van Kooten/De Bie/Den Braber/Lodewijk Post)
Koot/van Kooten
| |
8.
van: Bie.
aan: Koot.
betreft: Nieuw Gedoe rond Oh Moe.
Beste Koot,
Met Oh Moe wat een Gedoe gaat het er nu echt een beetje op lijken. Want ik sprak inderdáád die Peter Koelewijn, wat een ontzettend aardige, volkse Schreeuwlelijk bleek en die stelt ons, om Oh Moe op te nemen, zijn hele ‘Born Free’-studio gratis ter beschikking! Vanzelfsprekend moet Koelewijn dan wel méétekenen en zelf had ie nog een B-kantje voor ons dus ik heb maar ja tegen hem gezegd, want het geld dat we nu aan studiohuur besparen, kunnen we nog wel eens heel hard nodig
| |
| |
hebben, omdat het er nu, met dertien door de Stemra gelegaliseerde mede-auteurs, echt niet meer inzit dat wij er meer dan een paar honderd gulden aan overhouden. Hoewel dat nog best zou kunnen meevallen, want terwijl ik met Koelewijn een drankje zit te drinken schuift daar ineens weer Joost den Draaijer (Willem van Kooten) bij ons aan het tafeltje en die zegt: ik wil Oh Moe best pluggen, maar breng het dan ook voor het gemak wel even onder in mijn Muziekuitgeverij, dan krijgen jullie 16,7% van alle bladmuziek die er van Oh Moe verkocht gaan worden en dat Koot, kan aardig oplopen, want als Den Draaijer het tot Troetelschijf weet door te drukken, dan staan straks met karnaval alle fanfares en Muziekkorpsen met de bladmuziek op hun standaard Oh Moe te tetteren!
Kassa! Dus dat Den Draaijer (Van Kooten) meetekent, vind ik eigenlijk niet meer dan logies, in Nederland. Het label gaat er dus ongeveer zo uitzien:
Oh Moe, wat een Gedoe (Eyk/Herb/Koot/Bie/Van Rijckevorsel/Den Bosscher/Kartner/Van Kooten/De Bie/Van Kooten/Den Braber/L. Post/Den Draaijer/Van Spronsen).
Bie (Joop van Spronsen)
| |
9.
van: Koot.
tegen: Bie.
Bie!
Eens te meer is de afgelopen weken weer bewezen dat wij als Simplisties Verbond maar beter niets met het Hitwezen te maken kunnen hebben! Ik krijg hier namelijk net door, dat er bij de Stemra een klacht tegen de melodie van Oh Moe is gedeponeerd, omdat de eerste acht maten een notelijke kopie schijnen te zijn van een cantaatetje van Emmanuel Friedrich Bach en zoals je weet zit alles van Bach bij Bovema. Die Eyk gaat vrijuit, want de krullebol van die jongen loopt natuurlijk óók om, tegen karnaval, maar we krijgen nu te maken met Theo Olof, die Oh Moe, voor Bovema, met zijn Opus de Popusensemble op de plaat gaat pletteren en dan hebben ze daar natuurlijk in één klap de eerste Klassieke Carnavalshit in handen. Bovendien gaat die Olof dat weer pluggen in zijn Telegraaf-stukjes, zodat ik geloof dat wij de vette kluif die Oh Moe beloofde te worden, maar kalmpjes aan onze neus voorbij moeten laten gaan, willen we straks tenminste niet, uitgeput door een zenuwslopend auteursrechtelijk proces, nog te moe zijn om het carnavalsgebeuren überhaupt te ondergaan. Ik ga dat singletje wel even kopen, als het straks uit is. Gek gezicht zal dat zijn, op dat label: Oh Moe wat een Gedoe (Bach/Olof). In elk geval hebben we dit jaar de carnavalsboot lelijk gemist en daarom dacht ik dat we, nu we zo'n beetje weten hoe dat platenwereldje van de leugens, het bedrog, de klaploperij en de bloedzuigers aan elkaar klit, nu meteen moeten beginnen met een hit voor het Carnaval van 1980. Wat dacht je van de regel: Hee wat Zit je haar weer in de War?
Koot |
|