Te licht
‘Mijn vader, van wie ik mijn goede smaak heb, wrong toen ze nog alleen maar zwart waren een in de Vroom en Dreesmann Vrijdagprijzen aangesmeerde witte hardplastic Hoes over ons zwarte toestel dat in de gang hing, wat vooral 's winters de gesprekken lekker aan de korte kant hield, want een Witte Telefoon dat was het helemaal, Hollywood, maar voor de Hoorn had V & D niks weten te bedenken en ook de kiesschijf bleef zwart, wat een eng gespleten geheel opleverde. Maar hij hing tenminste en gaf dus geen last bij het draaien.
Hier kom ik op dat tweede Te Licht (dit is Hieronder).
Men onderscheidt immers telefoniese Neuroten, zielsblij met elke tot stand gekomen verbinding, en een groep Rielekste Bellers die tòch wel opgenomen worden omdat er aan de andere kant van de lijn altijd iemand op hun Ja of Nee zit te wàchten. Deze tweede groep draaien hun nummers terwijl zij ijskoud hun Hoorn naast het toestel laten liggen: zij kiezen laten wij zeggen met de linkerhand een gewenst abonneenummer, laten de opgeroepene rustig enige malen overgaan, steken een sigaret op en bewegen pas na opname de Horen naar hun luisteroor. Tijdens hun draaien heeft de rechterhand het toestel op zijn plaats gehouden omdat dit moet, want anders schuift het apparaat niets dan rond en rond en heen en weer; vooral bij het cirkelen van een 7 tot en met 9 wel honderdtachtig graden vaak en de rubberen Napjes weten zich nauwelijks vast te zuigen maar zullen eerder bedoeld zijn om Politoer, Mahonie en zo niet te beschadigen. Qua gewicht zijn de huidige telefoontoestellen dus TE LICHT. En omdat de meesten onzer andersbellenden dan hiervoornoemd zijn, zijn het juist weer wij die de klappen krijgen.
Wij nemen eerst de Horen af en brengen deze rechtstreeks naar ons vaste Luisteroor, bang voor uitschakeling en om maar niets van het Proces te missen: ja hij zoemt, nu mag ik en wij zetten het nú pas op een draaien. Dit nu kan niet meer, want wij schieten een hand tekort. Moeten wij bij voorbeeld eens in een modern buitenlands hotel helemaal naar huis moeten bellen! Direkt. Eerst de 9 voor de Buitenlijn. Daar klinkt gerochel door. Mogen wij? Moet dit een Zoemtoon verbeelden? Wij wagen het erop. Draaien eerst 01031, dan kengetal, dan abonneenummer. Achter elkaar. Wat al gauw vijftien cijfers zijn. En al die tijd de Horen aan het oor houden klemmen, want wat kan er niet allemaal misgaan onderweg. Geen plopje, geen zoempje, geen elektroniese klik mogen wij missen. Welnu: als wij begonnen zijn op ons nachtkastje en wij Het Toestel draaienderwijs niet in bedwang hebben weten te houden dank zij onze ontbrekende derde hand dan eindigen wij onder de schrijftafel of in de toiletruimte van onze hotelkamer. Nu nog maar zwijgen gedaan van die allernieuwste telefoonstoestellen der zweedse firma Ericsson waarvan de Horen geeneens een Hoorn meer is maar meer een, tja, greep van een strijkijzer en het Toestel Zelf een vederlicht, anderhalf zo breed schuins oplopend trapeziumpje. Wij leven, en daar kan het Simplisties Verbond niet luid genoeg tegen protesteren, in een Moderne Samenleving. Dit betekent niet dat alles wat Modern is maar klakverloren wordt Afgekeurd door het Simplisties Verbond. Het betekent echter wel dat wij alle Eigentijdse Verworvens helder ogend tegen het nuchtere morgenlicht willen houden. Daarom vragen wij de PTT in onze diepste nadruk: Heren. Wij begrijpen dat u de telefoontoestellen niet allemaal eentweedrie kunt verzwaren. Maar zouden de piepen, zoems, trillers en stippels niet wat HARDER kunnen? Dus dat men uw hele ongelofelijk knappe proces van telefoniese overbrenging kan volgen ZONDER HOREN AAN ONS OOR? Dit is waarschijnlijk een kwestie van
het VSA-knopje (Volume Signalen Abonnees), dat al jaren op stand 3,6 staat vastgekoekt, naar laten we zeggen 8,2 opdraaien. En kost hooguit 1 doosje goeie sigaren voor dat ene PTT-Dag en Nacht Mannetje aan uw Hoofdpaneel.’
Koot