Zoenen
‘De droom ging zo: het was Ouwejaarsavond en mijn vrouw en ik waren ergens waar ontzettend gezoend zou worden. Ze zaten er daar vanaf half acht voor klaar.
Er zaten zeven (zeven!) vreemde vrouwen te wachten op De Klokslag maar er was er geen eentje bij waarvan ik dacht: die zal ik om twaalf uur eens even lekker zoenen. Vier waren er op de kop af groter door hun huidige mode en de andere drie hadden feestelijk te dikke lipstick op waar ik niet van hou want je glijdt uit, je neemt de helft mee terug en het plakt. Bij te lange zoen kun je eraan stikken want de lippen krijgen geen lucht meer omdat de respiratiekloofjes tussen alle vier raken opgevuld met smeltende lippestif. En je zit altijd met een ontzettende nasmaak van chocoladeletter-sterkte. De laatste melkchocoladen K heb ik vanmorgen soldaat gemaakt en ik proef hem nóg. Een zalige smaak tijdens, maar dof en bokkig daarna. Maar als de doos eenmaal open is ga je door. Je denkt wel dat het dunste pootje van de K je lekkere trek de bek zal snoeren maar als er iets naar meer smaken dan melkchocoladeletters wel dus tegen beter eten in krijg je per kleine binnenboertjes de nasmaak van de hele letter in zijn volle gewicht terug, de verdere dag.
Ik had tegen negen dus al geen enkele trek in zoenen meer en mijn vrouw weet ik wel zeker van óók niet want er waren acht mannen en ze hadden allemaal snorren en daar moet mijn vrouw gelukkig geen boodschap van hebben. Drie van de dames wisten zelf niet dat zij óók een snorretje hadden staan dus je begrijpt dat ik mij een zaliger uiteinde kon voorstellen dan deze gezelligheid van het Avondje Avro maar dan gewoon honderd keer achter elkaar en op dubbele geluidssterkte, dat filmpje. Verbeeldde ik mij wat of schoven zij met de wijzers van de klok mee steeds dichter naar mij op, de dames? Moesten ze mij hebben? Had ik iets van ze aan? Het leek erop te lijken. Of waren ze gebriefd dat ik, hoewel mijn mannetje staand, bepaald geen “zoentype” was? Om alleen mijn prick te teasen? Want zo zijn ze en zullen ze ook in het nieuwe jaar wel weer blijven. Als het maar glinstert. En wat kost een beetje fatsoenlijk hangertje of broche tegenwoordig? Toch gauw tegen de twintig à dertig gulden. Ik weet nog goed dat ik eens een verloofde had. Die had daar ook zo'n handje van. Had je het leuk laten inpakken, grits. Weg ketting. Gauw omdoen en de deur mee uit. Of de hele avond ver van je vandaan mee blijven zitten. Maar goed dat ik toen mijn vrouw heb ontmoet, omdat die heel anders is, namelijk helemaal niet zo.
Wij zoenen ook heel anders. Namelijk uitsluitend om het pure plezier van het Zoenen Zelf en nooit om het effect op de ander of de omstander. Wat daar op mijn droomfeest nu precies wèl dreigde te gebeuren! Je zag ze gewoon lopen, de stiekeme stippellijnen. Want er zaten er een paar op een ZAAK bij elkaar en dat ging waarschijnlijk al tien oude jaren lang zo - wat het hele jaar slechts geniepte bij kruiselings betreden of verlaten van Toilet, dat de man van de een de vrouw van de ander even buiten oogbereik pakte of bij wegvertrekken als de vrouw van de een de man van de ander de tijd gaf om iets langer over zijn jas te doen zodat de twee echtparen om en om gelijkertijd ter afscheid konden helzen om dat ene te fluisteren waar het nooit van zou komen maar de hele avond eigenlijk over ging; dat ze namelijk hoognodig gelijk over zouden willen steken naar de ander van de ander - dat mag met oude jaar en móet zelfs voor wie niet wegens burgerlijkheid of gebrek aan savoir-ivre zonde van de mistletoe wil zijn. De vervelendste mensen op “avondjes” zijn de mensen die zich nooit vervelen op “avondjes”. Daar kwamen ze, de twaalf slagen. Ik ben er nog nooit in geslaagd gelijke telgang met alle twaalf te houden. Tot de zeven (zeven!) lukt het wel maar daarna blijkt de acht pas de zes of de elf niet meer dan negen. Eerst namen ze alle zeven hun eigen man bij de kop om te laten zien dat zij het afgelopen jaar snor hadden gezeten en ook in '76 weer een droomhuwelijk van plan waren. Maar hoe bewaarde elke vrouw haar lekkerste voor het laatst! Want de laatste mag het langst. En na de laatste moest ik nog, want wij waren daar voor het eerst. Maar omdat er allemaal geheim moest blijven wat er waarom met welke intenties werd rondgezoend konden ze mij natuurlijk niet ineens met een vluchtige kus scheren dus moesten ze me zoenen of ze echt zo wáren, tegen iedereen en altijd met oudejaarsavond.
Dus ik kreeg mij daar de volle lading.
En het gekke was: bij nummer vier kreeg ik een bepaalde smaak te pakken, vergat mijn vrouw en ik kuste en kuste en bleef gewoon mijn tong achterna zoenen, het ging maar door en werd langzaam lente, ik had zeven(!) brandende sigaretten in de asbak liggen en steeds stonden er drie volle glazen, ik werd dikker en kaal en het begon te sneeuwen, vergat wat ik mij allemaal had voorgenomen en werd ruw door een Klokslag onderbroken toen ik nog midden in nummertje zeven bezig was; de slagen sloegen maar door en het was 1 januari 1977 voor ik het wist! Wat een vreselijke droom! Terwijl ik nooit droom. Maar dat kwam waarschijnlijk omdat ik tot half twaalf voor het Simplisties Verbond in touw had gehangen, dus oververmoeid, Midden in de eerste nacht van het Nieuwe Jaar werd ik rechtopzittend wakker en wist ineens wat Liefde kost. Liefde kost niets om te krijgen maar is onbetaalbaar als je het hebt.
Volgend jaar gaan wij met oudejaar ergens naartoe waar wij niet hoeven te zoenen.’
Koot