Faems weer-galm(1670)–Cornelis de Bie– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De boosheyt van een vrou. TOt plaghe vanden man, die wetten can ontstellen, En daer-om schryftmen haer de furien der hellen En ketteryen toe, d'orakels vande doodt Om datse schynt gebaert te syn uyt duyvels schoot Vol grouwel en vol schroom, vol wraeck en rasernyen Vol ongeregeltheyt, vol duyvels tooveryen. Geen haetelijcker gift om af te bersten, als Een vrou die spytich is, quaet, onbeleeft en vals. Celen: Ocypete en Elo boos van sinnen Die noempt Ovidius Harpyen oft goddinnen Der plagen en verdriet, vol droefheyt pyn en druck Geschapen en gemaeckt tot s'menschen ongeluck. Megeer, Alecto en Tisiphone, dry wyven Vol helse furien, die t'al ter hellen dryven En plaegen ieder een, siet waer-toe dat bequaem En haetlijck dienstich is den boosen vrouwen naem. Medusa, Stenio, Euriale, die wenschen Niet als een eyndeloos gekerm aen alle menschen, Dat sijn goddinnen van den grouwel soomen seyt Gorgonse monsters uyt het vrouwen saet bereyt, De Parcen oft de dry goddinnen van het sterven Is Cloto, Lachesis en Atropos, die derven [pagina 279] [p. 279] Het leven vanden mensch vol rocken tot het graff, d'Een haspelt, dander spint, de derde snyet af. Goddinnen vande doodt goddinnen van het leven Dat samen inde macht wordt van des' dry gegeven Dat samen van dees' dry soo seer mishandelt wordt Daer t'leven en de doodt van joncx wort ingestort. Est mala crux conjux mala, crux tamen illa ferenda est Qua nemo nisi mors te relevare potest. Vitium uxoris aut tollendum aut ferendum est. Vorige Volgende