| |
| |
| |
Boer Koekoek:
't Is de vraag of Marijnen wel bestaat?
De lange bode (in rok) van de Tweede Kamer kijkt mijn kant uit en zegt: ‘De heer Koekoek.’ De oprichter van de Boerenpartij en ik drukken elkaar de hand en spoeden ons, na kort beraad, naar de fractiekamer. Hier aangekomen opent de heer Koekoek het raam, want het is hem daar te heet. Zegt: ‘Gaat zitten’ en komt rechtop (in donker pak) tegenover mij, de armen gekruist over de borst. Ik vraag wat voor soort jongen hij vroeger was.
k.: ‘Ik ben gewoon een boerenjongen geweest. Vader had een gemengd bedrijf: veel landbouw, kippen, weet je wel. Ik heb me in m'n jeugd nergens mee bemoeid. Ik heb alleen maar gewerkt.’
ik: ‘U bent als aanvoerder van de Vrije Boeren zo strijdvaardig, wanneer is die vechtlust gekomen?’
k.: ‘In de oorlog. In die jaren heb ik de strijd leren kennen.’
ik: ‘Wat deed u dan?’
k.: ‘Van alles, weet je wel. Je niets van de Duitse maatregelen aantrekken. Na de bevrijding meenden wij dat we bevrijd waren, maar het bleek dat het niet zo was.’ (Praat nadrukkelijk, telkens bepaalde woorden beklemtonend.) ‘Allerlei ambtenaren die in oorlogstijd lastig waren geweest, die bleven. De ccd-controleurs, die tijdens de bezetting onze koeien weghaalden, bleven in functie, de Nederlandse regering heeft veel bezettingsmaatregelen laten bestaan. De voedselcommissarissen die in oorlogstijd het voedsel verdeelden, weet je wel, die mensen zijn nog in functie. Ze heetten toen ccd-ambtenaren. Ze hadden een bar slechte naam, bekeurden de boeren die een beetje voor zich zelf slachtten, graan voor zich zelf hielden. Nu heet het Algemene Inspectie Dienst, maar de ambtenaren zijn allemaal dezelfde. Dat vinden wij niet mooi, dat wij als boeren nog altijd onder de druk van dezelfde mensen staan. Wij hebben ons verzet omdat de regering er niets tegen deed!
| |
| |
De Gezondheidsdienst voor dieren... die vind ik wel goed, maar (luid) Seyss-Inquart heeft die dienst laten ontstaan. Seyss-Inquart heeft de doodstraf gekregen, maar zijn Gezondheidsdienst werd door Mansholt overgenomen en hij nam alle ambtenaren terug. Dat soort dingen keuren wij af.’ Stopt pijp, steekt er de brand in. ‘De chu was er ook op tegen, maar ze zeiden: dat komt later in orde. Het kan niet allemaal in één keer. Dat duurde ons te lang. We hebben een nieuwe organisatie opgericht. De christelijke, katholieke en algemene boeren zijn allemaal samen gegaan, met de bedoeling invloed uit te oefenen op de regering. Maar ze hielden geen rekening met ons. We werden beschouwd als boeren die geen verstand hebben, oproerkraaiers. Toen hebben we de Boerenpartij opgericht, weet je wel, om zelf in de Kamer te komen. We hebben 12 jaar, van '46 tot '58, geprobeerd invloed uit te oefenen om de overbodige ambtenaren af te schaffen. Toen het niet hielp, hebben we aan de verkiezingen deelgenomen.’
ik: ‘U was vroeger christelijk-historisch, hóe vonden ze die overgang bij de chu?’
k. (lacht, houdt hierbij de mond enkele seconden zonder geluid te maken open): ‘Dat vonden ze niet zo erg mooi. Toen kregen ze concurrentie. Daar houden ze niet van, weet je wel. Ze hebben toen de laster gebruikt. Zoals Calmeyer, die zei dat de Vrije Boeren, dat waren stuiptrekkingen van de voormalige nsb.’
ik: ‘U was geen nsb'er.’
k. (krachtig): ‘Ik ben ondergronds werker geweest. Ik heb mensen die ondergedoken waren bonkaarten bezorgd. Dat zei die om ons een slechte naam te geven bij het volk.’
ik: ‘Iemand zei dat u een aanklacht had ingediend.’
k.: ‘Nee, ik heb 't nooit zo gezocht in het justitiële vlak. Laten ze maar ankletsen. Wij hebben bewezen dat er behoefte is aan een Boerenpartij. In '59 hadden we 500 stemmen tekort, anders hadden we toen al een zetel gehaald.’
ik: ‘U houdt veel spreekbeurten, hè?’
k.: ‘Véél, overal. Ik praat, ik doe het nooit van papier.’
ik.: ‘Waarover?’
k.: ‘Over het onrechtvaardige beleid, dat leg ik de mensen uit. Dat het nationaal inkomen oneerlijk is verdeeld. De een heeft 20 maal zoveel als de ander.’
| |
| |
ik: ‘Hoe wilt u dat veranderen?’
k. (lacht): ‘Door die veel verdienen wat minder te geven dan ze krijgen, dan hebben de anderen meer. Neem Mansholt, die is 12 jaar minister geweest. Die heeft de boeren altijd zekerheid beloofd, garantieprijzen en een algemeen lonend bestaan zouden de boeren krijgen. Er zou nooit geen crisis meer komen. Crisis zou er nooit meer komen, zei Mansholt. Na elke oorlog is het altijd een gouden tijd voor de boeren, maar toen hij vernam dat het een beetje moeilijk werd, liet hij die boeren in de steek en toen bleek dat de zekerheid die hij de boeren beloofd had, er niet was. Nu heeft hij een ton per jaar belastingvrij en met alle eeg-voorrechten. Als hij een auto koopt in Duitsland, hoeft hij geen invoerrechten te betalen. Dat zeg ik allemaal, daar hebben de mensen veel interesse voor. Ze moeten mij gelijk geven. Een werkman krijgt nu minimum f 110,- in de week en de minister van Sociale Zaken heeft 15 maal zoveel.’
‘Ja, (lacht) de pvda zou er wat aan moeten doen, maar die doet 't niet. Ik kan nooit begrijpen dat de pvda goedvindt dat een man als Mansholt lid kan blijven. Hetzelfde met oud-minister Hofstra, die heeft ook een ton.’
ik: ‘Hoe weet u dat?’
k.: ‘Dat ga ik allemaal na. Dat moet ik weten. Dat zijn juist de punten om 't publiek mee te krijgen. Hoe meer mensen het hiermee eens zijn, hoe meer er op de Boerenpartij stemmen. De pvda heeft er veel schade van. Als ik zeg dat de arbeidertjes met f 5000 per jaar naar huis gaan en de voormannen met 20 maal zoveel. De arbeiders hebben het niet zo best en de ministers verdienen nu f 10.000 per jaar meer. Vroeger kwam dat nooit uit. De communisten mochten er wel wat van zeggen, maar communisten, daar willen ze het niet van weten. Van ons wel.’
‘De vvd, daar hebben ze te veel verschil onder mekaar. Er zitten liberalen in, maar ook echte ambtenaren, van die profiteurs zitten erin. Ze hebben 3 zetels verloren. De pvda en de ar hebben ook aan ons verloren. Ze zeggen wat van mijn dialect. Omdat ik in Drente geboren ben, begrijp-ie. Dat komt, ze weten niets anders.
| |
| |
Ik (hard) hoef dat niet te gebruiken. Ik kan zeggen: kijk, de pvda is geen pvda meer, ze laten de een 20 keer meer verdienen dan de ander. De vvd is niet voor vrijheid, ze hebben nooit geen verkeerd woord voor de pbo, dat is een dwangorganisatie, daaraan moet je betalen, ook als je niet wilt.’
ik: ‘Iemand zei, dat de boeren er alleen tegen zijn omdat ze eraan moeten betalen en zonder pbo, zonder die maatregelen, zou het helemaal fout gaan. Dan gaan de boeren achter de markt aantelen. Een boer die 6 koeien heeft, gaat er 7 houden en anderen gaan, als de aardappelprijzen goed zijn, meer aardappelen verbouwen.’
k.: ‘Gewoon kletspraat. We zijn er tegen om principiële redenen. De andere eeg-landen hebben geen pbo. Maar als het zou opgaan dat alles met de geleide economie zo goed gaat, dan zou die boer best 7 in plaats van 6 koeien kunnen houden. Maar elke boer houdt al zoveel koeien als-ie gras heeft. En meer aardappelen verbouwen kan niet, vanwege de aardappelmoeheid. We hebben het 3 jaren wisselsysteem: rogge, aardappelen, rogge, bieten, aardappelen. Kletspraat. Net als het egalisatiefonds, daar moeten de boeren geld in storten en dan gaan ze daarmee de produkten een beetje stimuleren. De boeren moeten het eerst zelf opbrengen. Biesheuvel weet er helemaal niks van. Die is zelf nooit boer geweest, hij is op de h.b.s. gegaan, heeft voor advocaat geleerd. Hij was niet bekwaam genoeg om een advocatenkantoor te openen. Toen is hij maar naar de landbouworganisatie gegaan.’
ik: ‘Hij neemt het nu op tegen de Gaulle.’
k. (lacht): ‘Dat heeft niks om het lijf, hoor. Dat doet-ie alleen om een beetje bravoure te krijgen. De Gaulle geeft er niks om. Biesheuvel (lacht) is 2 meter. Misschien is 't daarom dat-ie zich tegen de Gaulle wil meten in de strijd. Hij wil een krachttoer geven.’
ik: ‘De graanverbouwers, die krijgen toch geld uit het egalisatiefonds?’
k.: ‘Ja, maar dat is de gemene streek, de minister heeft het bestuur van het Landbouwschap tot beheerder gemaakt van dat fonds. Nu gaan ze precies na welke boeren nog geen heffing hebben betaald en dat trekken ze van de toeslag af. Maar niet iedereen
| |
| |
kan toeslag krijgen, pluimveehouders niet en wie varkens heeft, krijgt het niet en vette koemest ook niet, die vallen buiten het bereik van het Landbouwschap.’
ik: ‘Er is nu een scheuring in de Boerenpartij.’
k. (hard): ‘Dat is zuivere laster. We zijn het voor 100 percent eens. We hebben een secretaris in dienst gehad, die hebben we ontslagen, die deed 't niet goed. En die is gaan praten, heeft lelijke dingen gezegd van de partij. Kranten vinden roddel mooi en dan kunnen ze weer wat tegen ons schrijven.’
ik: ‘Wat heeft die secretaris gedaan?’
k.: ‘Belegde vergaderingen op z'n eigen houtje. Hij wou (lacht) ook op de voorgrond. We hebben gezegd, jongen, dat moet je laten. Hij liet 't niet. Hij heeft geprobeerd voor zich zelf een nieuwe partij op te richten. We hadden ook een advocaat in dienst. Die man dacht, die boeren zijn dom, met de volgende verkiezingen kan ik in de Kamer komen. Hij zei, jullie bezorgen me maar een goeie plek op de lijst. Nou, wij zeiden, wij zijn democraten, dat hangt van het aantal stemmen af dat je krijgt. Toen heeft ie gezegd, dan stemmen ze toch op Koekoek en kom ik niet aan de beurt. Die advocaat is met de secretaris gaan proberen een nieuwe partij op te richten. Ze hebben een vergadering gehouden. Daar ben ik naar toe gegaan, ik heb de mensen ingelicht dat het weglopers waren. Toen is 't niks geworden. In de politiek gaat 't vaak om het eigen belang. Ze willen allemaal graag hoger op. Duizenden willen kamerlid worden. Ik heb het eerlijk gedaan. Wij zeggen eerlijk hoe de partijen zijn.’
ik: ‘Wat zegt uw partij van deze regering?
k.: ‘Hoe eerder die weg is, hoe beter. Ze gaan steeds meer uitgaven doen. Elke begroting is miljoenen meer, en er komen steeds meer ambtenaren. Marijnen zie ik nooit. Die heb ik (lacht) in geen 2 maanden gezien. 't Is de vraag of hij nog bestáát. Een minister-president hoort er iedere dag te zijn. Die man was nergens geschikt voor, die hebben ze maar minister-president gemaakt. Hij weet nergens van. In het begin, toen ie nog wel in de Kamer was, las hij zijn redevoeringen voor, die hij niet zelf had gemaakt. Een slap stelletje. En nu krijgen ze hoger salaris, anders
| |
| |
lopen ze weg naar het bedrijfsleven. Het zou niet hinderen als er een stuk of 5 weglopen, met 8 kan je het ook wel doen. Wat heb je aan al die departementen.’
ik: ‘Stel dat u minister-president was, met macht?’
k.: ‘Dan zou ik zoveel mogelijk bezuinigen en ook de boel vrijgeven. Het hele radio-tv-beleid gaf ik vrij. Ze mochten alles gebruiken als het maar niet schadelijk was voor het land. Met de woningbouw net zo, ik zou op de gemeentehuizen 10 tekeningen laten neerleggen van huizen waaruit de mensen konden kiezen. Die konden ze bouwen, dan werd het volk actief. Nu wordt alles tegengehouden. Als je een tekening hebt, keuren ze die af, het kost enige duizenden voor iemand particulier aan het bouwen is.’
ik: ‘U bent voor de gelijkheid. Bent u tegen Zwolsman?’
k.: ‘Néé. Wat hij doet, is niet erg, hij heeft 't zelf verdiend. Ze schelden op Zwolsman, omdat hij in de huizenhandel is gegaan. Dat doet vooral de pvda, die wil die handel aan banden leggen. Ze hebben er goede bedoelingen mee, maar door die handel kan je tenminste huizen kopen.’
ik: ‘Uw telefoongesprekken zijn destijds afgeluisterd. Doet de bvd dat nu nog?’
k.: ‘Ze hebben het jarenlang gedaan. De minister heeft het toegegeven. Het was een oud-politieman die 't deed, een man uit het verzet, die bij de bvd zat. Toen ik zijn nummer wist, heb ik hem opgebeld.’
‘Toen is hij twee uur bij me geweest en hij zei: op het ministerie van Binnenlandse Zaken stikt het van de nsb'ers. U is een goeie Nederlander, ik zou graag willen dat u voor ons oud-nsb'ers zou opsporen. Zo werd ik van iemand die verdacht werd van verkeerde activiteiten, in twee uur gemaakt tot medespion. Zodoende heb ik geen vertrouwen in de bvd.’
ik: ‘Wordt u nog afgeluisterd?’
k.: ‘Ik merk het niet meer. Ik neem regelmatig proeven. Dan zeg ik in overleg met iemand iets aparts, om ze op een dwaalspoor te brengen. Maar het lekt nooit uit. De bvd kost 12 miljoen per jaar. Zo'n instelling hoort helemaal niet thuis in een democratisch land.’
| |
| |
ik: ‘Uw vader, leeft die nog?’
k.: ‘Ja, hoor, die is 82 en goed gezond en hij vindt het goed wat ik doe. Hij is het roerend met me eens. Ik heb 6 jaar lagere school. Je moet een beetje slim wezen in de politiek, een beetje handig, daar komt 't op an. Hoe je met mensen omgaat. Je moet eerlijk met ze praten, zodat ze vertrouwen in je krijgen. Zorgen dat alles wat je zegt uitkomt. De daden moeten met de woorden in overeenstemming zijn. We hebben tegen hogere salarissen geageerd, we hebben tegengestemd, we vonden f 15.000 voor een kamerlid zat genoeg. Het is 3 maal zoveel als een werkman heeft. De meesten hebben een heel groot woord over anderen, maar als ze zelf aan beurt zijn, nemen ze het ervan.’
ik: ‘Een grote auto bedoelt u?’
k.: ‘Nou, ik heb ook een grote Mercedes, een diesel, die loopt zuinig, weet je wel. Ik maak grote reizen, duizend km in de week, spreekbeuren in Friesland, Groningen, Zeeland... overal. Ik betaal het zelf, ook het logies, alles. We nemen gewoon een kop koffie, weet je wel. Logies f 7,50. Dan kan je wel wat doen met f 100 in de week.’
(Heeft per telefoon koffie besteld, zegt tegen het meisje, dat hij om kwart na zeven komt eten. Zwicht voor mijn voorstel om in de fractiekamer te eten: boontjes, biefstuk en appelmoes toe.)
ik: ‘Welke ministers vindt u wel goed?’
k.: ‘Ik zag het meest in Scholten, maar toen hij met het tv-rem-eiland begonnen is, is hij mijn sympathie kwijt geworden. Hij had 800 boeren de gevangenisstraffen kwijtgescholden. Ik had gezegd, ze houden er toch niet mee op, het helpt niet en elke boer kost in de gevangenis de staat f 30,- per dag. Met het rem-eiland heeftie 't helemaal bedorven. Ik heb gezegd: ga niet tegen de wil van het volk in! Meneer Verolme zie ik er voor aan dat-ie met een drijvend eiland komt. Maar ze denken: wat zal zo'n boer er verstand van hebben.
Hij zei, ik vind 't jammer dat ik de sympathie van de boeren verloren heb. Ach, Scholten is een aardig mannetje. Cals niet, die is altijd onfatsoenlijk, valt iedereen in de rede. Hij brengt nooit iets serieus naar voren. Hij heeft twee uur tegen de rem gepraat. Hij zei: het publiek kan niet oordelen. Daar heeft-ie een lelijke drukker van gekregen. Het stond in alle kranten.’
| |
| |
ik: ‘Dat was laster van De Telegraaf, de andere kranten hebben het zo niet gesteld. En de hoofdredacteur heeft aan Cals wel zijn excuses laten aanbieden, maar geweigerd het in De Telegraaf zelf te zetten.’
k.: ‘Misschien hebben ze het wat aangedikt, maar hij heeft het gezegd. Ik ben er zelf bij geweest. Ze zullen hem toch wel een lagere plek geven bij de kvp. Ze kunnen met zo'n man niet in de publiciteit komen. Nee, dat zou stemmenverlies betekenen.
Ik ben helemaal in de politiek. Ik heb wel een bedrijf, maar dat laat ik doen. M'n vrouw vindt het best. Ze heeft een mooi rustig leven. Dat zult u toch ook wel weten. Als de man altijd thuis is kan je er veel last van hebben.’
Het is kwart voor 8. De heer Koekoek gaat terug naar de vergadering. Tegen 10 uur vraag ik de bode hem een briefje te brengen. Hij komt het zelf beantwoorden, samen met de heer Harmsen. Hij wil direct naar huis, en niets meer van me weten. Dat houdt hij de morgen daarop, als ik hem opbel, een poos vol. Zegt ten slotte toch: kom dan maar om half 2.
Zijn huis in Bennekom, aan de weg naar Ede-Wageningen, is veel minder spectaculair dan zijn grijze Mercedes. De ruimte gelijkvloers is door glazen wanden in drieën gedeeld. Een kleine eethoek, met antieke stoelen, een kleine zithoek met bankstel van kunstleer en een kantoortje, dat niet veel breder is dan een flink bureau. Aan de wand hiervan: drie Bevrijdingsborden, de oorkonde van het Bronzen Kruis, kalender van de Vrije Boeren. Stapels kranten, papieren en de nieuwste bundel van Jacques Gans.
Mevrouw Koekoek is in het zwart met een snoertje parels, ze heeft iets zachtaardigs. Ze geeft koffie en koek en gaat zitten breien. Haar man (stramme lange benen in pilobroek) heeft voor mij sigaretten gehaald, een slof tegelijk. Hij zegt dat journalisten bij hem niet meer over de vloer komen sinds die van de Wereldkroniek heeft geschreven dat hij vloekt, wat hij nooit doet.
mevr. k.: ‘Ik zeg nog wel eens potverdrie, maar hij: nóóit!’
ik: ‘U hebt daar een boekje van Gans. Hoe vindt u het?’
| |
| |
k.: ‘Hij heeft veel aan ons te danken. Omdat wij hem altijd stof gegeven hebben. De stof verstrekken wij, door onze vergaderingen, de acties. Als er geen acties zijn, kan Gans niet schrijven. Zodoende heeft-ie jarenlang door onze partij prachtige mooie stukken in de krant kunnen zetten, met mooie foto's erbij van de verkopingen van boerenwoningen. Zodoende heeft De Telegraaf veel aan ons te danken en ze tonen hun waardering ook. Dat boekje hebben ze me gratis toegestuurd.’
Gaat de kamer uit, komt even later terug. Onderwijl heeft zijn vrouw verteld dat hij een denker is, dat was hij altijd al.
k.: (op mijn vraag) ‘Ja, ik zit altijd veel te denken. Ik ben altijd in mijn gedachten aan het vooruitkijken. Je moet je erin verdiepen. Minister Luns, die is nergens van op de hoogte. Die (mond open, lacht) gooit er gewoon met de pet naar. Als ze wat vragen, weet-ie 't nooit. Hij leest een stuk papier voor, dat krijgt hij van een ambtenaar en het slaat er helemaal niet op. Als ze wat vragen, zegt hij: heb je dat citaat niet gelezen? Ik heb toen en toen dat citaat aan de Kamer verstrekt. Zeventigduizend gulden krijgt hij met een paar honderdduizend reiskosten. Het volk denkt dat-ie goed is. Omdat ze al die anderen niet genomen hebben en hem wel.’
ik: ‘Ligt u 's nachts niet vaak wakker?’
k.: (Spert mond zeer wijd open, lacht, steeds zonder geluid) ‘Ik slaap binnen 5 minuten. Zenuwen ken ik niet. Het gaat goed met de partij, we groeien. We gaan straks met de regering meedoen, maar alleen als vrijheid en recht zegevieren... Anders gaan we in de oppositie.
De vvd kan haar principe niet tot uiting brengen, dat hebben we gezien aan die Corver, die was helemaal niet voor de pbo, die wou de vele schappen weg hebben. Maar de regering zegt nee, we hechten er grote waarde aan. Dát ga ik politiek goed uitspelen. Dat speel ik uit in mijn spreekbeurten. (Zit naar voren gebogen, handen om de enkels.) Ze hebben er een hekel an, ze zijn bang. Ze denken, wat zal die nou weer zeggen. Ze willen de boeren kwijt.’
mevr. k.: (vriendelijk) ‘Toch zullen er wel zijn die er schik in hebben.’
| |
| |
k.: ‘Ik heb 9 vergaderingen in Zeeland, ik houd iedere keer een andere toespraak. Nooit van papier.’
mevr. k.: ‘Hij kan altijd goed vertellen, de kinderen van mijn zuster vinden het heerlijk als hij vertelt...’
k.: (gaapt) ‘Ik heb het spreken wel aangeleerd. 15 jaar geleden gebruikte ik nog punten.’
‘Er zijn in de Kamer maar twee die goed praten kunnen. Onze Harmsen en Bakker van de cpn. Het is helemaal niet nodig dat in de Kamer 150 mensen zitten (slaat armen over elkaar). Nu zit je met 3 man in de bank, als er minder zijn, heb je meer ruimte, zit je met 2. Het scheelt aan geld, dan kan er weer belastingverlaging komen. Ze zijn er toch nooit allemaal, die kamerleden.’
‘Ik gebruik dat in mijn spreekbeurten. U ziet het op de tv, zeg ik, de meeste van de banken zijn leeg en al die mensen verdienen 17.000 gulden. Hoe vindt u dat? Wij vinden dat niet goed. Daarmee krijg je ze op je hand. Als u dat ook wil, zeg ik, kunt u volgende keer op de Boerenpartij stemmen. De belastingverlaging hadden ze al zolang beloofd, maar wij waren de eersten die tegen verhoging waren. Onze partij belooft niet, maar doet. Daardoor groeien we. Als u onder het volk komt, u moet niet gaan praten met zo'n redacteur, maar met gewone mensen, dan moet u de indruk krijgen: wat heeft die Boerenpartij een geweldige aanhang. 't Is nu al zo dat Beernink van de chu zei: “De schappen, daar ben ik ook niet gelukkig mee.” De chu, daar zit onenigheid in.’
ik: ‘Kijkt u vaak naar de tv?’
k.: ‘We hebben de meeste belangstelling voor het journaal.’
mevr. k.: ‘Ik houd van een mooi concert, maar dat gebeurt helaas niet zoveel. Toneelstukken, daar wordt vaak gespot met de dood en zo. Dat vind ik misplaatst, het is zo iets ernstigs.’
ik: ‘En “Zo is het toevallig ook nog 's een keer”?’
k.: ‘Ik kijk er altijd naar, ik vind het zo slecht mogelijk.’
ik: ‘Waarom kijkt u dan?’
k.: ‘Ik wil weten hoe slecht of ze zijn Het zou verboden moeten worden, maar de minister, die Bot, durft er niks aan te doen. Hij laat het maar zo wezen. Ik kijk, omdat ik wil weten of ze zich beteren. Maar ze beginnen iedere keer te spotten.’
| |
| |
mevr. k.: ‘Ze doen een dominee na, een pastoor...’
k.: ‘Als zo'n minister zegt, je krijgt geen subsidie meer, was het afgelopen. Wim Kan heeft zelf humor. Als je wat brengen wil, moet je er zelf voor aangelegd zijn.’
ik: ‘Wanneer bent u jarig? Gelooft u aan wat de sterren zeggen?’
k.: ‘22 mei. Kletspraat.’
ik: ‘Volgens de sterren moet u twijfelen en verlegen zijn.’
mevr. k.: ‘Ik ben wel verlegen als ik de kerk inga en iedereen is er al...’
k.: ‘Ik nooit. Ik stap overal in, al zitten er duizend mensen. Ik ging vroeger al met de minister in debat, in '46. Toen wou ik in de belangstelling komen en als de minister ergens sprak, ging ik erheen. Al was het nog zover. Minister Mansholt trok veel volk. Die beloofde (strekt de arm op zegenende manier) zekerheid. Er zou nooit geen crisis komen. Dan ging ik in debat. En de mensen zeiden: wie is dat? Dat is Koekoek van de Vrije Boeren.’
mevr. k.: ‘Je bent ook bij de Koningin geweest, dat vond je ook gewoon. Doe maar 2 klontjes in de koffie, echt op z'n Drents, zei je.’
k.: (kijkt verveeld).
mevr. k.: ‘Je zei melk, dat is gezond.’
k.: ‘Ik zei: geeft u maar melk, er is toch overproduktie van...’
ik: ‘Eigenlijk bent u ook een soort stuntman, net als Jan Cremer.’
k.: ‘Dat moet een heel vies boek wezen. Hij heeft gezinspeeld op de viezigheid van het volk (praat nu langzaam). Het moet een geweldig smerig boek wezen. Ik lees nooit een boek, maar toen heb ik gedacht, ik zou 't wel 's willen lezen om te zien wat het smerige is.
Ik had (harde stem) liever gehad dat de overheid het had verboden. Nu de overheid het vrijlaat, wil iedereen het lezen. Als er iets aparts gebeurt, is dat altijd zo. Maar nou (staat op) is het afgelopen. Ik moet weg, ik moet naar de drukker.’ Mevrouw K. staat ook op. Ze moet met de bus naar Wageningen. Ik ga met haar mee terwijl haar man in de Mercedes de weg op glijdt.
Mevrouw K. (bij de halte van de bus), vriendelijk onder haar zelf gemaakte gele mutsje: ‘Hij kan alles. We hebben hier verderop
| |
| |
een groot huis, dat heeft hij gekocht van een dokter, die miljonair was. Die antieke stoelen thuis zijn uit dat huis, we hebben het gekocht met alles erin. Eén stoel is wel zoveel waard als een Fiat, zei laatst iemand. Dat huis heeft hij helemaal opgeknapt. De plafonds zijn omlaag gebracht, er is een nieuw soort centrale verwarming in, en hij heeft er zelf aan meegewerkt. Timmeren, lassen dat is voor hem ontspanning. We hebben het verhuurd aan verschillende families. Hij is erg gezien in het dorp, omdat hij zo kalm en rustig is en ontzettend bescheiden. Je zult hem nooit horen zeggen: ik ben kamerlid.
Hij zegt waar het op staat, dat lijkt korzelig en hard. Hij is makkelijk met het eten, houdt niet van liflafjes, nee: degelijke kost. Hij is ook kerkvoogd en gemeenteraadslid van Ede, maar het salaris gaat op het boekje van de boeren van Drente. Van de vvd kwamen ze vragen: ga alsjeblieft niet uit de raad. Omdat hij alles durft te zeggen en toch zo rustig is. Merkwaardig, dat vindt mijn familie ook. Wij zijn Gelders. Hij is stoer, één stuk kracht. In het voorjaar is hij een beetje overspannen geweest. Hij is toen een week naar zijn vader gegaan en is 5 pond aangekomen. Hij zei: ik laat alles liggen, ik ga. En na een week belde hij op en zei: ik kom.
Dat is nou echt typisch Hendrik Koekoek. In de oorlog heeft hij een auto in elkaar geprutst, het hele dorp kwam kijken. De motor was van een Ford, de bak van een Oldsmobile. Vreselijk leuk, dat klein beginnen en er iets groots van maken. We zijn begonnen met een kuikenbroederij, nu hebben we pony's, varkens, koeien, land. We zijn in '43 getrouwd. Ik was analiste in Wageningen, in een proefstation, op de zaadafdeling, zo van de h.b.s. ben ik daar heengegaan.
Hij was in dienst toen ik hem leerde kennen, aan de Grebbe. Hij kwam bij ons in huis. Eerst was 't niks, toen werd het wat. Zo zijn we aan elkaar gekomen. Eigenlijk (lachend) hebben we het aan Hitler te danken.’
26 december '64
|
|