| |
| |
| |
Hij Jan Cremer
Jan Cremer en ik rijden door Amsterdam in z'n Mercedes-sportwagen met open kap. We stoppen een halve minuut voor een boeken- en tijdschriftenzaak.
jan: ‘Die man verkoopt 50 boeken van me per dag. Zie je die grote stapel, die grote berg? Als je straks komt, is die weg. De oplaag is bijna 100.000, ik heb er al f 75.000 aan verdiend.’
ik: ‘Wat zeggen je collega's die je zo gestimuleerd hebben?’
jan: ‘Niks, ze zijn allemaal bang, maar als blikken konden doden... Ze dachten niet dat 't zo'n succes zou worden. Ze hebben 't gevaar van mij miskend. Vinkenoog, Remco... Trouwens, de echte stimulans zijn niet zij maar is Sleutelaar geweest.’
ik: ‘Hoe is 't met je boek tegen de kunstcritici?’
jan: ‘Gaat voorlopig niet door. We zijn aan een maandblad bezig, Casino. Boulevardschandalen, bij voorkeur uit de kunstwereld. Wordt uitgegeven door een n.v. Ik zit er financieel in en ik schrijf zelf 2 pagina's.
Ik ga in december naar Amerika, om te wonen. 't Is mij hier veel te klein. Ik kom wel steeds weer terug, ik mag onbeperkt reizen. Ik word gemanaged door een Amerikaanse maatschappij die m'n publiciteit verzorgt.’
ik: ‘Wat moet je daarvoor doen?’
jan: ‘Nou niks. M'n naam laten gebruiken in de States. In april komt m'n boek uit, er ligt 30.000 dollar in New York voor me klaar. In Engeland f 25.000. Ik heb al een appartement in New York, ik ga schilderen. Ik ga ook in de showbusiness ik ben aan 't zingen. Er komt een plaat uit, een hele wilde. Ik ben 'n popzanger. Ik ben de eerste zanger die gecontracteerd is voor 4 optredens voor de tv, zonder voor ze gezongen te hebben. Ik krijg f 15.000.’
ik: ‘Waar gaan we nou naar toe?’
jan: ‘Naar m'n flat. Ik heb 2 huizen, een in de binnenstad voor
| |
| |
f 250 en een flat voor f 350. Ik wil liever één huis waar ik lekker in kan zitten, waar ik kan werken, alles kan doen, maar dat is er niet.’
Heft de hand naar een agent die zwaait. ‘Alle smerissen kennen me, ik kan geen kwaad doen.’
‘Vorige week... heb je 't niet in De Telegraaf gelezen... Ik zal 't je straks laten zien... Vroeger was ik bang voor de politie, maar 't zijn ook jongens die hun werk moeten doen. Ik heb geen last meer van ze.’
ik: ‘Je bent vergevensgezind.’
jan (kwaad): ‘Ik niet. Ik teer op rancune, daar hou ik van. Ik heb liever vijanden dan vrienden. Ze kunnen beter kwaad op me zijn dan dat ze van je vreten. Ik heb heel weinig vrienden, bij voorkeur niet uit de kunstwereld. Ik ben opgehouden met schilderen om de vieze naijver in de kunstwereld, dat vieze luize-troepie. Ik bemoei me niet met schrijvers, alleen met gewone mensen. Behalve met Asselbergs, dat is de enige schilder, 't is de zoon van Van Duinkerken, maar met z'n vader heeft ie niks te maken. Al die artiesten, allemaal mislukte jongens. Moet jij 's iemand opnoemen die 't niet is. Er is er niet een bij die 't internationaal gaat maken. Alleen ik. Ik ben internationaal georiënteerd!’
We stoppen op de parkeerplaats voor een hoog flatgebouw. Op de laatste verdieping staat Cassidy Clinton Cremer in de box en wordt met Claudia Carmen, z'n zusje (2), door Hesther naar een andere kamer gebracht. In de zeer ordelijke ruimte vallen op: een zwart lederen fauteuil op metalen voet, pick-up met veel platen, een speelgoed plastic racewagen (voor Clinton), tv en een enorm bed.
Jan slaat met de vuist op de matras. ‘'t Kost f 1000. Vroeger sliep ik altijd in 'n bed van een tientje, of op de grond. Eigenlijk onzin, je kon net zo goed op de grond. Slapen is slapen.’
Aan de muur: een Jan Cremer affiche: ‘Op weg naar de 100.000.’
We drinken tonic. jan: ‘De omzet in Nederland is nu 1 miljoen. Ik ben de eerste die een miljoen van de mensen pikt. Ik schilder, ik schrijf, maar publiciteit is m'n hobby, dat wou ik van kleine jongen af al.’
Zegt dat hij bij de Bijenkorf zou kunnen komen voor f 3000 in de
| |
| |
maand, maar liever voor z'n eigen werkt. 't Knipselbureau per 1000 betaalt en niet per 30 zoals iedereen. Haalt in rood gebonden plakboeken. Alleen al 2000 tot 3000 knipsels over 't boek. ‘Wil je een stuk jodentaart?’ Geeft me een bord met groot stuk.
ik: ‘Je weet dat Lotti de Marisprijs heeft?’
jan (honend): ‘Belachelijke Marisprijs. Ik heb hem toen moeten delen. “Cremer is heel goed,” zei de jury, “maar we weten niet of ie ermee doorgaat, die andere jongen wel, dat is 'n talent.” Nou, die zit nou op een kantoor. Kan je zien hoe belachelijk 't is. Ik heb 10 jaar armoede gehad.’
ik: ‘Kom je nog op de Kring?’
jan: ‘Nooit. Ik heb 3 hele dure pakken, als ik naar de Kring ga, doe ik er een an, zie je iedereen kijken. Iedereen praat over mij. Verleden week had ik dat met de politie gehad, ik had geen schram. Iedereen dacht, hij zal wel wat hebben... Voordat ik ga, wissel ik f 25 in zilvergeld en als ik dan betaal, gooi ik zo echt patserig, ordinair, ring aan de vinger, een hele zooi knaken. De kunstwereld is mij te vies. Er hangt 'n heel ongezonde sfeer. Alle artikelen tegen mij druipen van afgunst. Hij heeft 't niet zelf geschreven... Ze weten best dat ik als kleine jongen al schreef. Ik kan niet praten, ik kan niet literair praten. Ik praat zoals ik ben. Ik kan niet geordend praten, maar wel op papier. Ik verzorg m'n eigen administratie. Ik heb destijds voor vn een interview gemaakt met een privé-detective. Van die druiloor Rinus Ferdinandusse moest ik 't herschrijven. Ik dacht: krijg gauw de pestpokke. Voor datzelfde stuk heb ik nou f 500 van Bruna. Ik verdien nu veel geld. Sonneveld gaat een persiflage op mij maken. Ik kom o.a. bij Carrell voor de tv; ik krijg een ruimtepak an en ik spring met m'n motor door een brandende hoepel. Vier optredens voor f 15.000. Zonder dat ze weten hoe ik zing. Kan je nagaan hoe de wereld in mekaar zit. Ik ben heel bekend. Ik Jan Cremer is net als Omo.’
Zegt dat hij geregeld mensen opbelt en vraagt wie Jan Cremer is. In maart wisten 5 van de 10 't niet; 4 zeiden: een schilder. In mei 7 van de 10. Nu weten ze 't allemaal: 't is die man van 't boek. Krijgt een massa fanmail. Opent een enveloppe, haalt er miniatuur zijden broekje uit, op de ene pijp ‘I love you’, op de andere ‘Janey’ geborduurd. Gaat 16 september naar de Buchmesse. ‘Als
| |
| |
vertegenwoordiger van de Nederlandse literatuur.’
‘M'n nieuwe boek Ik Jan Cremer in Spanje verschijnt in maart. Dan maak ik 'n hele grote stunt. 't Boekenbal is in de rai, ik huur een hele grote stand voor f 20.000. Maar al zou ik niks doen, dan is mijn boek tóch de stunt.’
ik: ‘Hoe hebben ze jou nou gestimuleerd?’
jan: ‘Gewoon... vroeger vertelde ik altijd verhalen. Dan zeiden ze: die moet je op schrijven. Ze wisten niet dat ik 't kon, anders hadden ze 't nooit gezegd. Ik vertel nou niet meer. Ik schrijf. Als ik ga zitten, kan ik ieder jaar 10 boeken maken. Ik schrijf achter mekaar door. Ik heb koffers vol gegevens. Brieven van vroeger, foto's, alles heb ik bewaard. Die koffer is helemaal vol.’
Pakt de koffer, doet hem open: papieren, agenda's, mappen, kaarten, plakboeken, foto's.
Vertelt dat hij op z'n tiende kranten ophaalde voor de visboer, ze eerst zondags las, van alles uitknipte en op school 't hoogste cijfer voor algemene ontwikkeling had. ‘Toen ik 3 maanden op de ulo was, kreeg ik 'n inzinking. Ik was bang voor de dood. Ik dacht opeens wat heeft 't voor zin, iedereen gaat dood... Daarna heb ik 't nooit meer gehad. Ik bedoel, ik ben van huis uit een heel aardige jongen. Door m'n jeugd ben ik fanatiek geworden. Ik laat niet meer met me sollen. Ik heb 't met 'n psychiater over m'n boek gehad. Iedereen leest 't omdat 't lekker leest, maar 't is wat anders.’
ik: ‘In je brief aan Simon Vinkenoog, schrijf je over je hond, die dood is gevallen in Spanje.’
jan: ‘Ik heb zoveel mensen zien sterven, kapot zien vallen. Maar die hond... ik heb zo vaak geprobeerd 't op te schrijven. Ik heb 'n feilloos geheugen, weet precies wat ik gedaan heb. Als ik dat schrijven wil, moet ik me inleven, maak 't moment weer mee. 't Is een van de rottigste ogenblikken in m'n leven. Ik moet 't goed schrijven, 't moet niet sentimenteel worden. 't Is 'n beetje raar als ik zeg... ik ben gevoelig van aard... Maar ik heb 'n verschrikkelijke dierenliefde.
Ik heb in een tehuis gezeten omdat ik een man 't licht uit z'n ogen heb geslagen, die een paard mishandelde. Een voddenman mishandelde z'n paard, toen kwam ik uit school, ik was 13, net
| |
| |
op de ulo. 't Was een heel zielig mager paard en die kerel ramde maar. Ik was toen mager maar erg sterk, ik heb hem van die wagen afgetrokken. Toen gaf-ie me een pak slaag, ik pakte een stuk ijzeren stang en sloeg op z'n kop. Ik heb toen een jaar in 't tehuis gezeten en ben onder curatele gesteld tot m'n 18de jaar.’
Vertelt van die ene voogd, die hem liet kiezen tussen de dienst of het tehuis. Van z'n 3 jaar dienen bij de marine en de 3 maanden bij de militairen. ‘Eerst ging 't goed, toen zei ik, ik moet weg, anders gaat er een groot ongeluk gebeuren.
Toen ik opnieuw getest werd, bleek dat ik helemaal gek was. Ik ben (zeer dreigend) gewend te doen wat ik wil. Ik ben iemand die zich nooit verkoopt, niet voor f 100.000. Niets is voor mij belangrijk. Nu helemaal niet meer.’ Zegt dat hij alles van z'n boek ondanks de tegenstand heeft doorgezet. De titel, de onverbiddelijke best-seller, de foto's, de opdracht aan Jayne Mansfield, die ook een ram is en ook een Hongaarse moeder heeft.
‘Mijn moeder heeft nou pensioen. Ze woont in 't oosten van 't land. Ze is weggegaan omdat ze altijd werd gepest om mij, 't boefie Cremer, 't wilde beest.
Mijn boek is een tweede handboek voor de soldaten. Ik krijg van kolonels uitnodigingen om 'n borrel te drinken. Ik ken ze allemaal. Als de 100.000 vol is, komt er een gouden boek, dat kost een paar duizend gulden. Echt goud, ik kan 't altijd verpatsen. 't Eerste gouden boek ter wereld. Let maar op, 't komt in Amerika ook.’ Zegt dat hij een ‘Jan Cremer Prijs’ gaat instellen voor beeldhouwers, schilders, schrijvers, fotografen en filmers. ‘Elk jaar f 1000. Een jury van 5 leden. Ik denk dat ik de eerste aan Van het Reve geef. Wat is f 1000 om altijd in de publiciteit te blijven. M'n auto kost f 28.000 en ik heb er al voor f 80.000 publiciteit van gehad.
Een boek schrijven is niet moeilijk, een stuk wel. Aan een stukje voor “Bij ons in Holland” voor vn zat ik 'n hele nacht te werken. Dat moet je goed doen, volgens de formule. Ik ben een mythe. Vier managers werken voor mij, 4 Jan Cremers. Ik kan alles zelf, maar ik ga niet met 'n stropdas om zaken doen. Ik wil volgend jaar miljonair zijn, vóór m'n 25ste jaar. Als iets me niet lukt, zeg ik, g.v.d., dan lukt 't me. In de Vrije Academie hadden ze 'n zware
| |
| |
steen, 500 kilo, vraag maar aan Aat Verhoog, de piramidebouwers van Egypte konden die steen niet optillen, ik moest een litho maken. Ik heb hem op die pers gekregen. Je moet verschrikkelijk fanatiek zijn. Misschien dat ik een café koop, café Jan Cremer. Als je iets bent in Holland en je kent Cremer niet, tel je niet mee. Je hebt overal snobs die met Jan Cremer een borrel willen drinken. Ik wil een pop-art café, pop-art is wat ik aanvoel.’
Vindt van de 100 nieuwe realisten er 99 nebbisch. Appel een drol, die alles volgt.
‘Net als Jan van Heel. Dat is de eerste kerel die eraan gaat in m'n blad. En Hulsker, en 't kunstcritici-gezeur, en slijmjurk Beeren gaan voor de bijl. Er zijn weinig journalisten die iets zijn, vertel je een goed verhaal, dan komen ze met een heel lullig stukkie uit de Libelle uit de bus. Ik hou van werken. Als ik niet werk, word ik ziek. Ik spreek niet goed, ik laat 't zo, ik heb een hoog I.Q. Ik ben me zelf, Jan Cremer. Als ik een politieke partij zou oprichten, zou die 't ook doen, een partij voor topless toestanden.
Als ik nou dat café heb, geef ik daar 5 minuten filmpjes van me zelf, in de bar. Ze kunnen ook met mij op de foto voor een tientje. En als ik in Amerika ben, laat ik filmpjes van me zelf maken en die stuur ik. Dan zie je mij.’ (lacht): “Ha jongens, proost, dag-”.’
ik: ‘Je moet veel belasting betalen?’
jan (kwaad): ‘Ik heb nooit een cent van de Nederlandse regering gehad. Nu willen ze f 40.000. Ik heb nooit 'n beurs gekregen, ik was een onderwereldfiguur. 't Gaat om het principe, principieel wil ik die f 40.000 niet betalen, ik geef nog liever f 100.000 aan m'n advocaat.
Ik was van armoede een agressieve rotjongen. Nu sta ik in de Encyclopaedia Britannica, ik ben voor de historie vastgelegd. Maar ik hou van risico's. Ik beleg m'n geld in een krant, in een café. Ik ben een stuntman, de beste vriend van Wim Wagenaar. “Op weg naar de 100.000”, heb ik bedacht. Van het Reve is op weg naar het einde...’ Lacht.
ik: ‘Verleden jaar was je nog erg somber.’
j.c.: ‘Ik heb toen het boek af was een inzinking gehad. Toen ben ik gaan twijfelen aan me zelf. Alles liep mis, kreeg geen steun, had
| |
| |
niet te vreten. 't Boek heb ik in 3 weken geschreven. Ik heb wilskracht, ben gaan werken als een gek. Toen 't af was, heeft 't een jaar gelegen.’
Vertelt dat Nagel ertegen was, Geert Lubberhuizen ervoor. Dat hij met z'n depressie naar een psychiater ging, die hem niet kon helpen. ‘Toen ben ik m'n rijbewijs voor vrachtwagenchauffeur gaan halen. Ik heb aan de haven gewerkt. Ik ben de hele dag bezig geweest, maar niet met kunst. Dat is m'n kracht dat ik nooit rustig ben. Als ik rustig ben, ga ik denken en dan verdien ik geen geld. Als ik denk, komt de ellende. Ik wil nou een miljoen. Ik maak een plaat met twee goeie rocknummers. Wat de Beatles doen, wil ik ook. Dat is 't ding waar je 't rijkst mee wordt.’
ik: ‘Je schrijft in je boek iets over psychologie...’
jan: ‘Dat las ik toevallig, ik dacht, dat moet ik meenemen. Zo heb ik ook, dat is niemand opgevallen, een bericht uit de krant en er staat een echt telefoonnummer in. Hermans heeft gezegd dat stuk van de w.c. is uniek in de wereldliteratuur. Iedereen denkt zo, als-ie op de w.c. zit. Ik schrijf 't precies op. Een Jan Wolkers, dat is gewoon 'n handige jongen. Wat ie maakt, is een kitschschilderij, 't is net even lekkerder, mooier.
Hermans denkt dat ik een heel onderlegde jongen ben, dat ik minstens zoveel kennis van de literatuur heb als een professor. Ik weet echt niks. Hermans heeft me zijn boek gegeven... Kijk...’ Geeft me Hermans' Mandarijnen, waarin staat: ‘Jan Cremer is het eerste boek sinds onheugelijke tijden, dat ik binnen 24 uur heb uitgelezen.’
Zegt dat hij z'n boek getypt heeft met één vinger, razend snel, toen met 2. Bladert in een notitieboekje, waarin in zwart-en-geel een abstractie.
ik: ‘Wat is dat?’
jan: (na enige weerstand) ‘Dat is een droom geweest, een hele rare. Op een natte cementen vloer lagen allemaal afgesneden borsten. Heel raar, surrealistisch. Dat zou ik wel willen hè, dat ik heel goed schilderen kon, wat ik schrijf. Willink zou 't kunnen. Dan zou je schilderijen kunnen maken van mensen die overreden zijn. Je ziet er nu wel zwart-wit foto's van, maar niemand maakt 'n kleurenfoto... Ik heb ook een bandrecorder, maar ik kan er niet mee werken, 't is me te technisch. Ik denk wel 's, als ik al die
| |
| |
dingen opneem, hoef ik niet zo na te denken, kan ik me op andere dingen controleren.’
‘Ik heb 3 jaar in Spanje gewoond, ik heb koffers vol materiaal. Vinkenoog met z'n bleke kop komt er net en zit mee te lulle. Net als wijve, ze hebben geen verstand, ze praten in 't begin met je mee, dan lijkt 't wat.’
Vertelt van z'n haat zaaien voor ‘Americain’. Met z'n auto, een stel heel mooie wijve, en z'n claxon van f 400, langs 't terras rijden. Schreeuwen: Ik, Jan Cremer. Na een kwartier, als de kunstenaars en andere luizen zich hebben hersteld, weer langskomen en dan, als iedereen denkt dat ie weer komt, niet meer komen. ‘Ik doe 't in Den Haag ook. Effe gezien worden. 24 september komt m'n eerste grammofoonplaatje. Ik zing bij 12 gitaren.’
ik: ‘Zing 's.’
jan: ‘Nee.’ (bloost) ‘Nee.’ (lacht)
ik: ‘Je durft niet.’
jan: (kwaad) ‘Als Sinatra hier zou zingen, zou je 'n valse kraai horen. 't Gaat allemaal technisch, wat verkeerd is knippen ze eruit. Als je zegt, ik schilder, vragen ze toch ook niet, schilder 's wat...’ Dit leidt naar De Bezige Bij. ‘Al die schrijvers kunnen niet langs mij. Ieder jaar wordt de winst verdeeld, iedereen vreet van mij. Als ze zeggen, wat een rotboek, zou ik kunnen zeggen, ik kan zorgen dat jij geen poen van me krijgt. Ik heb onofficieel de meeste stemmen, aan die gasten wordt niet verdiend.’
‘Dat is altijd zo geweest, de afgunst. Eerst was 't: je kan niet schilderen, toen heb ik me teruggetrokken, ik heb een aversie tegen kunst, toen heb ik dat boek geschreven, iedereen zei: 't wordt nooit wat. Nu zeggen ze: 't tweede boek gaat nooit. Daarom moet 't tweede boek tien maal zo goed zijn. Ze zeggen allemaal hoopvol, er komt geen boek.
Ik heb altijd gedaan waar ik zin in heb. Ben ik morgen alles kwijt, dan sodemieter ik m'n auto, alles, weg en begin opnieuw.
Voor interviews in kranten vraag ik f 50 per half uur, bij jou niet. Ik heb erover gedacht m'n brieven aan 't Letterkundig Museum te geven, maar ik heb een bewonderaar die betaalt voor elke brief, die geeft voor 't origineel van dat kaartje van Rimbaud f 1000. Ik
| |
| |
verkoop m'n boek met handtekening voor f 25, maar als iemand die niet veel heeft 't hebben wil, krijgt-ie 't voor niets. Ik geef niets om geld. Waar 't is, pak ik 't.
Ik ga van de gemeente Amsterdam een schadevergoeding van 2 ton eisen. Omdat ik 2 jaar niet kon werken. Ik zat in een klein kamertje, ik heb met vrouw en kind op straat gestaan. Ik kan bewijzen dat ik per jaar f 100.000 verdien. De mensen denken: Jan Cremer is een heel gevaarlijke jongen, hij steekt met een mes, pakt elk meisje. Ik heb zo'n exquise smaak met vrouwen. Ik ben gewoon blasé van vrouwen. Ik stel hoge eisen. Ik beklaag Simon Vinkenoog. Ik ben liever niet een leerling van wie ook, maar helemaal niet van Vinkenoog. Mijn boek staat in uitstallingen naast de “Verloofde van één nacht” en “Ontmaagd door de S.S.”. Mijn boek heeft niets te maken met pornografie. Er verschijnt een kwadraatpocket: “Jan Cremer sociologisch gezien”. Ik heb 2- tot 3000 foto's. Hier ben ik in '56 (jongen met kat in de armen), ik schilderde katten bij gebrek aan modellen.
Dat is m'n boezemvriend Wim Wagenaar, stuntman. Hij stunt aan een vlieger; omdat 't levensgevaarlijk is, krijgt-ie f 1000 per uur. Daar vaar ik in de boot van hem, in Nice. Hij krijgt er f 2 tot f 3000 per uur. Ze zijn hier bang, ze nemen liever een vliegtuig waar niemand naar kijkt. Sleutelaar is een vriend, Vaandrager niet, die werkt ook aan m'n blad mee. Ik steek er f 25.000 in. Sleutelaar vindt 't goed dat ie betaald wordt als 't gaat. Vaandrager wil alleen maar rijk worden. Ik neem altijd risico's, daardoor bereik ik wat. Ik lijd aan slapeloosheid. Als ik niet drink, kan ik niet slapen. Ik moet heel hard werken. Ik leef op de haat. Ik wil macht hebben. Macht is alleen maar geld. Ik koop alles, glimlachende gezichten, zal ik u even in uw jas helpen... Als je geen geld hebt, eet je niet mee van de grote dis. Ik leef uit rancune. Als mensen me vuil aankijken, vind ik 't fijn. In het Tehuis zeiden ze: “Dat heb jij gedaan,” dan had ik 't niet gedaan, dan wist ik dat 't enige was “ja” zeggen op de manier van “nee”. Dan moest ik knielen. Ik dacht: wacht maar als ik wat eerder ben, moeten jullie knielen. Ik ben nog steeds zover niet.’
Korte stilte. ‘Maar dat is ook iets wat je afleert als je geld hebt. Wat ik wou zijn, was 10 maal erger dan 't woeste beest. Ik denk
| |
| |
nou, als ik kwaad word, waarom zou ik me opwinden, ik heb een ton, een auto...’
‘Ik ben een verschrikkelijk gehate figuur. In de hele kunstwereld gehaat. Denk je in, er zijn er van 40 jaar die nog geen cent hebben verdiend. Ze zeggen, die en die maakt tien keer betere boeken en schilderijen, is alleen niet ontdekt. Ik zeg als je wat bént, word je ontdekt. Boven mij is niemand. Er is één figuur waar ik van hou, dat is me zelf. Een minister, wat interesseert me dat nou. Er is een tijd geweest dat ik het hele cbh kapot wou maken. Nu denk ik, ik heb duizend keer zoveel als die ambtenaar... Vroeger was ik bang voor de politie. Nu denk ik: 'n beetje rustig an, geld is macht. Als je geld hebt, gaan je ogen open. Ik ben niet veranderd door 't geld, ik kom bij gewone mensen thuis. Ik hou van duur eten, dat wel. Ze zien me nou als een patser, die z'n milieu verlaten heeft. Ik praat niet meer met ze. 't Is heerlijk om in de Kring heel duur een heleboel knaken te laten vallen. Niemand pakt ze op, maar moet je ze zien als ik weg ben.
Ik ben een tijdje in de contraprestatie geweest, eerst werd ik anderhalf jaar afgewezen omdat ze me geen artiest vonden, ik die nou tonnen verdien. Toen ik eindelijk geaccepteerd werd door de ouwe keutels, kon ik eruit, had ik dat boek. Kunstenaars met baarden en luizebossen op sandalen worden wel geaccepteerd, tegen mij zeiden ze: gaat u maar werken in de haven. Daarom is die f 40.000 belasting een principiële kwestie. Daar gaan zeker f 1000 van aan de politie. Ik ga de politie niet betalen. Ze zeggen dat ik hooghartig ben, ik ben trots als een koning op m'n auto, op alles wat ik zelf heb verdiend. 't Zwaartste om te dragen is de roem. Kijk, ik kan hem goed dragen. Anders zou ik al in elkaar zijn gezakt.
Ik ben te zelfverzekerd om me hun afgunst aan te trekken. Rusten kan ik niet meer, ik ben naar de Rivièra geweest, ik wou relaxen, ik kan er niet tegen. Ik ben de manager van me zelf. Ik wou wel zo'n manager hebben als ik ben, maar die bestaat niet. Ik ben altijd de beste. Daarom is 't zo moeilijk voor m'n vrouw. M'n eigen kamer doe ik 2 maal zo vlug en beter. Als ik in m'n andere huis werk en verschrikkelijke rotzooi maak, doet m'n vrouw er 2 dagen over, de werkster 3 dagen, ik doe 't in een uurtje. Ik ben
| |
| |
een perfectionist. Dat is belangrijk, omdat ik alles steeds in de gaten gehouden heb, daarom is 't me gaan lukken. Ik ben tegen domme mensen, dat komt omdat mijn niveau hoger ligt. Wie heeft op z'n 24ste gedaan wat ik heb gedaan? Wie heeft zulke plakboeken? Ze zeggen, dat kan je niet allemaal hebben meegemaakt. Maar die slachterij, daar heb ik 3 uur gewerkt, in de militaire dienst was ik 3 maanden, 't Vreemdelingenlegioen weet ik van een vriend. Ik signaleer, noteer. Ik ga in Amerika een stoot schilderijen maken. En als ik miljonair ben, heb ik weer een lijst dingen die ik ga doen.
Iedereen die een letter in m'n boek geschreven heeft, mag 't openbaar maken. Die kan zo 1000 gulden krijgen. Nog een letter insinuatie in de krant, of ik begin een proces wegens laster. 16 september komt de zaak tegen Trouw voor. We hebben 50.000 gulden geëist.
Ik ben kwaad op Simon Vinkenoog. In 't begin deed ie heel opportunistisch, heeft-ie me echt laten vallen. Ik weet van niks hoor, zei die. Nu ik poen heb, zegt ie, 't was m'n beste vriend, ik heb hem altijd geholpen. Laatst zei die, je mag me wel 'n beetje geld geven. Hij heeft me met 't in elkaar zetten geholpen, voor f 300. Ik heb gezegd: je wist niet dat 't een succes zou worden, anders had je niet geholpen. Nu heb ik alles zelf gedaan. Literatuur was voor mij 'n onbekende wereld. Nu heeft niemand wat voor me gedaan. Alleen ik zelf. Ik ga naar Londen. Ik moet ze even zeggen wie ik ben. Even in de fontein springen op Trafalgar Square en stunten op de Theems. M'n boek komt er uit. Er zijn er nu 3, “I Jan Cremer”, “Eg Jan Cremer”, “Ich Jan Cremer”. De vertaling van de titel is niet moeilijk. 't Is ook goed dat m'n naam erbij is. Stel dat Op weg naar het einde heel slecht was, dan zouden ze kunnen schrijven: 't is zo slecht dat we de naam van de auteur niet kunnen noemen...’
‘Mìjn naam is veel geld waard. Tóch zijn er dingen die ik niet doe. De Zelfontwikkeling door 't taalinstituut wou m'n naam voor f 18.000 gaan gebruiken. Dat doe ik niet, dat is voor mij antireclame. Dan zegt iedereen: je ziet wel, dat 't 'n domme jongen is.’
12 september '64
|
|