Held voor alle werk. De vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel
(1998)–Marnix Beyen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
InleidingHet eerste Belgische eeuwfeestjaar, 1930, bracht een belangrijke doorbraak voor de Vlaamse Beweging. Zij zag eindelijk haar eis van de vernederlandsing van de Gentse Universiteit in vervulling gaan. Dit kon niet beletten dat de radicaliserende nationalistische vleugel van die beweging precies tijdens dat jubileumjaar haar anti-Belgische campagne tot een hoogtepunt voerde.Ga naar eind1 In die explosieve context verscheen een boekje van de katholieke Vlaamse literatuurcriticus Urbain Van de Voorde onder de titel Charles de Coster en de Vlaamsche Idee. Daarin bestempelde hij, weliswaar onder enig voorbehoud, De Costers Légende d'Ulenspiegel als een ‘verheerlijking van het Vlaamsche ras’, als het Vlaamse epos bij uitstek, dat onmogelijk door de Walen, laat staan door de Fransen, ten volle kon worden begrepen.Ga naar eind2 Zo'n uitspraak betekende niets minder dan een openlijke provocatie. Want al in 1892 had de literatuurhistoricus Francis Nautet diezelfde Légende - voluit heette ze La Légende et les aventures héroiques, joyeuses et glorieuses d' Ulenspiegel et Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs - uitgeroepen tot de ‘Bible Nationale’ van België en dat oordeel was in de daaropvolgende jaren wijdverspreid geraakt.Ga naar eind3 De gezaghebbende Franse pacifistische schrijver Romain Rolland ging zelfs nog in 1927 zo ver te beweren dat op 31 december 1867, de dag waarop de Légende verscheen, ‘het geweten van het Belgische ras’ werd geboren.Ga naar eind4 Door zijn opeising van Uilenspiegel voor Vlaanderen vrat Van de Voorde dus weer een stukje weg uit het symbolisch patrimonium van de Belgische staat. Indien de wallingantische socialist Jules Destrée tóen in plaats van in 1912 zijn beroemde Lettre au roi zou geschreven hebben, dan had hij aan zijn inventaris van goederen die volgens hem de flaminganten van de Franstalige Belgen hadden gestolen (een deel | |
[pagina 8]
| |
van hun territorium, hun verleden, hun kunstenaars, hun geldGa naar eind5) ‘et ils nous ont pris notre Ulenspiegel’ kunnen toevoegen. Geconfronteerd met oordelen die zo diametraal tegenover elkaar staan, zal ik in het eerste hoofdstuk van dit boek terugkeren tot de Légende zelf, tot de auteur ervan en tot zijn milieu, dat van het Brusselse, Franstalige, Belgisch-patriottische en hevig antiklerikale ‘jong liberalisme’. Hoe kon iemand als de katholieke Vlaamsnationalist Van de Voorde bekoord raken door een boek dat uit dit milieu voortsproot? Welke aanknopingspunten bevatte de Légende voor een katholiek en Vlaams-nationalistisch discours? Wat was, met andere woorden, de politieke en nationale boodschap die De Coster met zijn boek heeft trachten over te brengen en wat verstond hij precies onder het ‘pays de Flandres’ dat er blijkens de titel centraal in stond?
Van de Voordes boekje was eigenlijk minder een triomfalistische verwelkoming van de Légende d'Ulenspiegel in de Vlaamse literaire pleiade dan een klaagzang over het feit dat dit door en door Vlaamse boek zo weinig impact had op de Vlaamse bevolking, ondanks de recente verbetering die hij in de laatste jaren in dat opzicht meende te ontwaren. Hij ging op zoek naar de oorzaken van die scheve situatie en ontdekte er drie: ten eerste was de Légende in het Frans geschreven, wat op zich volgens Van de Voorde nog niet zo'n onoverkomelijk probleem moest zijn. De taal was immers een louter omhulsel van de ‘geest’ en een goede Nederlandse vertaling moest die hinderpaal probleemloos terzijde kunnen schuiven. Van veel meer gewicht achtte Van de Voorde de tweede oorzaak van de uitblijvende populariteit van de Légende d'Ulenspiegel in Vlaanderen: het vijandbeeld dat in De Costers boek werd opgeroepen, strookte niet meer met de actuele angsten van de Vlaamse bevolking. Niet langer de Spanjaard, maar wel de Fransman en de ‘franskiljon’ bedreigden immers de Vlaamse vrijheid. Maar de meest fundamentele hindernis was volgens Van de Voorde het antiklerikale karakter van het boek, dat om die reden in slechte aarde viel bij het overwegend katholieke Vlaamse volk. Ondanks deze tekortkomingen bepleitte hij toch vurig een ruimere verspreiding van het epos, dat mits een kritische lezing en een open interpretatie veel kon bijdragen tot de Vlaamse bewustwording. | |
[pagina 9]
| |
‘Het hangt in laatste instantie van ons af,’ zo besloot Van de Voorde zijn essay, ‘dat Uylenspiegels supreme zang het hanegekraai zou zijn voor Vlaanderens schoonsten dageraad.’Ga naar eind6 Bijna dertig jaar later, in 1959, herhaalde de vrijzinnige Brusselse hoogleraar klassieke talen Aloïs Gerlo Van de Voordes klacht. Gerlo, die vooral dankzij zijn verzetsaureool een ruime bekendheid had verworven, gaf een heel andere verklaring voor de uitblijvende populariteit: niet het antiklerikale karakter veroorzaakte de onverschilligheid van de Vlaamse lezer, wél het feit dat de katholieke overheid tot in de tweede helft van de jaren '50 het boek op haar zwarte lijst had geplaatst.Ga naar eind7 Roger Gheyselinck, de Groot-Nederlandsgezinde geoloog die zijn zoon niet zonder reden Thyl had genoemd (maar daarmee de neergang van de Kempische Steenkoolmijnen niet zou kunnen stuiten), trad Gerlo in 1969 bij in een uitvoerig pleidooi voor de rehabilitatie van De Coster en zijn voornaamste schepping, Uilenspiegel.Ga naar eind8 Nog eens dertig jaar later, in 1997, kon de lezer van de Vlaamse krant De Standaard een interview lezen met een paar kopstukken van het Taal Aktie Komité (TAK), de organisatie die beweert te waken over de Vlaamse belangen in Brussel en de Brusselse rand. Boven het interview stond geblokletterd: ‘Vlaamse Lamme Goedzak roept om Tijl Uilenspiegel.’Ga naar eind9 Verwonderlijker misschien dan deze uitspraak op zichzelf, is het feit dat zij hoegenaamd geen verklaring behoefde: de gemiddelde Standaard-lezer weet wie Uilenspiegel en Lamme Goedzak zijn, kijkt er niet van op dat deze in een Vlaams-nationalistische context worden opgeroepen en weet ook dat iemand van het TAK met een dergelijke uitspraak zichzelf aanport tot een meer strijdvaardige, maar tegelijk ludieke politiek.
Tussen de uitspraken van Van de Voorde, Gerlo en Gheyselinck enerzijds, en van de TAK-militanten anderzijds, lijkt een grote kloof te gapen. Toegegeven, zij spraken niet helemaal over hetzelfde. Terwijl de eerste drie de receptie van een welbepaald boek beoordeelden, betrof het statement van het TAK twee personages uit dat boek. Want al waren noch Uilenspiegel, noch Lamme Goedzak uitvindingen van De Coster, toch had hij hen voor het eerst samengebracht. En wanneer de twee figuren sindsdien samen worden vermeld, betreft het dan ook doorgaans een referentie aan de | |
[pagina 10]
| |
Légende. Zelfs onder dit voorbehoud blijft de divergentie tussen de uitspraken van Van de Voorde, Gerlo en Gheyselinck enerzijds, en die van het TAK anderzijds, verrassend: twee figuren uit een boek dat volgens eerstgenoemden in Vlaanderen nauwelijks werd gelezen, werden door laatstgenoemden bijna achteloos opgevoerd als herkenbare iconen binnen een Vlaams-nationaal discours. Werd De Costers Légende in de dertig jaar die Gheyselincks klacht van de strijdvaardige taal van het TAK scheidden, zoveel meer gelezen? Het is, gezien de democratisering van het onderwijs en de doorgedreven secularisering, niet onwaarschijnlijk. Toch is er mijns inziens méér aan de hand. Want de uitspraak van TAK-prominenten zou in de jaren '60 - en ongetwijfeld zelfs in de jaren '30 - al dezelfde vanzelfsprekende herkenbaarheid hebben genoten als nu. Min of meer onafhankelijk van de concrete receptie van de Légende d'Ulenspiegel waren de personages uit dat boek binnengedrongen in een Vlaams-nationalistisch discours, waar zij een symbolische functie waren gaan vervullen. De hoofdbrok van dit boek - de hoofdstukken 2, 3 en 4 - bestaat uit een historische schets van dit ‘recuperatieproces’, van de transformaties die Uilenspiegel, Lamme Goedzak en Nele doorheen dit proces hebben ondergaan en van de weerstanden die dit proces heeft opgeroepen. Zo'n benadering is maar mogelijk wanneer de Vlaams-nationale doorwerking van het Uilenspiegel-motief niet als een geïsoleerd gegeven wordt beschouwd. De Vlaams-nationale traditie stond immers in een voortdurende - nu eens harmonieuze, dan weer conflictueuze - wisselwerking met àndere Uilenspiegel-tradities, zoals de communistische, de Belgisch-liberale, sporadisch zelfs de wallingantische traditie. Deze wisselwerking zal in dit boek voortdurend in het oog worden gehouden. Om het niveau van de loutere ‘genealogie’ te overstijgen moet het Vlaamse Uilenspiegel-motief niet alleen geconfronteerd worden met andere Uilenspiegel-tradities, maar ook met de ruimere politieke en culturele ontwikkelingen in België. In die mate zelfs dat ik hoop met dit boekje niet alleen een bijdrage te leveren tot de ‘Uilenspiegelkunde’, maar ook een ander, soms misschien wat onverwacht licht te werpen op de geschiedenis van België, en vooral dan van Vlaanderen. Zo'n ambitieuze vraagstelling maakt een aantal strikte afbakeningen noodzakelijk. Ten eerste beperk ik mij tot een studie van | |
[pagina 11]
| |
De Costers Uilenspiegel in het Vlaamse discours. Dit was en is niet de enige Uilenspiegel in omloop. De oudere Uilenspiegel uit de laat-middeleeuwse volksboeken kende immers ook een eigen traditie die gedeeltelijk voorbijging aan De Costers eigenzinnige adaptatie van het thema. Geheel onproblematisch is deze afbakening niet, niet alleen omdat De Coster zelf ruimschoots putte uit het oude volksboek, maar ook omdat in latere Uilenspiegel-bewerkingen vaak louter folkloristische Uilenspiegel-motieven werden vermengd met Decosteriaanse elementen. Overigens kreeg de folkloristische Uilenspiegel zelf een nieuwe impuls dankzij De Coster.Ga naar eind10 Van een volstrekte onafhankelijkheid van de twee tradities kan dus geen sprake zijn. Wat er ook van zij, in deze studie beperk ik mij tot die gevallen waarin de invloed van De Coster manifest is. Maar niet met eender welke doorwerking van De Costers Uilenspiegel-motief in Vlaanderen zal ik mij bezighouden: slechts de penetratie ervan in het Vlaamse politieke discours wordt hier behandeld - of in het culturele discours in zover dit een uitgesproken politieke boodschap had. Hiermee sluit ik uit dat dit boek een literaire receptiegeschiedenis wordt van de Légende d'Ulenspiegel of een genealogie van de literaire adaptaties en vertalingen ervan. Ook de talloze instanties waar Uilenspiegel, Lamme Goedzak, Nele of Soetkin hun naam leenden aan cafés, vrije radio's, privé-detectivebureaus of organisaties die hulp bieden bij het opvoeden van kinderen tot zindelijkheid, hou ik op die manier buiten de reikwijdte van dit onderzoek.Ga naar eind11 Op basis van het materiaal dat ik in de beschrijvende hoofdstukken 2, 3, en 4 heb bijeengebracht, ga ik in het vijfde en laatste hoofdstuk op zoek naar de reden van het succes van het (politieke) Uilenspiegel-motief. De vraag die ik er mij zal stellen kan min of meer worden gezien als een omkering van Van de Voordes vraag uit 1930. Terwijl hij zich afvroeg waarom een intrinsiek Vlaams boek als Uilenspiegel niet werd gelezen door de Vlamingen, ga ik na hoe het Tijl Uilenspiegel-motief, dat zijn voornaamste voedingsbodem vond in een weinig gelezen boek van een Franstalige, Belgisch-patriottische en antiklerikale auteur, zich een zo belangrijke plaats wist te verwerven binnen het Vlaamsgezinde, ja zelfs binnen het Vlaams-nationalistische discours, dat toch sterk katholiek gekleurd was. Bij het beantwoorden van die vraag zal ik gebruik maken van recente inzichten uit het nationalisme-onderzoek. |
|