Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De kastanjelaar Heeft het tot weer de waap'nen uitgezet? De noten glanzen, de kastanjes stralen. De lansen dansen en schermuts'len met het balanceerend loover waar z'in dalen. Het teederst sluimert achter steen en schalen totdat de bolster, in den val verplet, zijn barschen kelk en schelpen voor d'opale en bronzen vruchten breekt en openzet. Tusschen het vleiend, vredig handgebaren der looveren om zich, dreigend opgesteld; gepantserd en vijandig in 't omwaren der breede wuftheid zal het, neergeveld, herrijzen fier op duizend kandelaren eer 't onder wortelt of tot kronen zwelt. Vorige Volgende