Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Leunend aan 't raam Het eerste licht komt met de wind wat streelen door d'open plooien van het nachtgordijn. Ik leun aan 't venster en ik hoor U kweelen verrukte vogel, in den groenen schijn. 'k Zie diep de schaduw van de wilg priëelen, de schim van water en de vage lijn van liggend vee, den weg en 't koren-geelen en 'k ruik de boonen die zoetbloeiend zijn. 'k Heb geen belofte meer, geen beeld van noode hoe schoon de hemel is...... ik denk alleen wij gaan als blinden, boven kruis en zoden hier door de tuinen van het Eden heen, Maar elken morgen zijn wij 't weer ontvloden en zoeken 't licht, wat ons zóólang omscheen. Vorige Volgende