Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Langs de weg De kleine bloemen aan de groote wegen, de onaanzienlijken in dit heelal, waarop bij dag het stof komt neergezegen, zachtzinnig levend over berm en wal. Die ieder langs gaat en die zijn verzwegen om hun gewoonheid en hun groot getal, d'eenvoudige levens, die geen namen kregen, die zijn mij 't naast en liefste bovenal. De stugge distels en de madelieven, ja, alle harten die God opensloot En schijnbaar hier aan niemand ten gerieve; En die beschaduwd stierven naar 't believen van enklen over hen, die sterk en groot almachtig schenen en zich daarop verhieven. Vorige Volgende