De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 96] [p. 96] VII. Nog wuiven wel de boomen Nog ruischt het trotsche riet Het wordt wat het geweest is voordat het was, het Lied. Nog waaien klanken over van storm en mirliton. Nog beeldt natuur haar toover in 't borr'len van de bron. Oneindig zijn de dalen en hoogten aller lust. Maar dat is wat mij niet meer verrukt en verontrust. Natuur en al haar waarde één bladzij poëzij. Uw lichaam en de aarde 't wordt oud en gaat voorbij. En enkel is mij over na de verwarde reis, Het uitzien en het wachten naar de komst van Beatrijs. Vorige