De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] De Rommelpot Niet zingende, noch hoe bedacht, geen melodie, noch welke woorden. Alleen dit tempo uit den nacht, dit koel geklop, de dorre klacht dit blinde, dit gesmoorde.... Dit, zonder liefde, zonder haat, alleen de keer en regelmaat, de leegte die z'ons beiden laat. De wijsheid die ons restte.... Een weg in d'ijlte, trap tot trap, de tast in donker, stap voor stap, in een gesloten veste.... Het wand'len over eeuwig zand, de laatste slaap, en niet ontwaken.... De trommel niet, die danst en beeft, maar dit wat voortgaat en niet leeft niet vlucht, noch zal genaken. Alleen een rits'len, plomp en kort, het raadsel dat inwendig mort. De ban, de vraag.... ‘ben ik? ik word?’ 't Bewegen binnen deze.... De dans van 't bloed, dat bonst en port, in 't dorre zaad vooroverstort, en dorrend staat herrezen. [pagina 46] [p. 46] Gedempte roep, onaardsche klok! weemoedig' echo van het doode. Een bibb'rend vlies, een scheeve stok, en op en neer het tam gemok, 't is al om onze nooden. De leegte klopt en praat en foekt, het wordt vergeven of geboekt, wij zijn welzalig of vervloekt, in voorbeschikt gebeuren. Het zucht door vliezen heen en pot, uw eigen hart, uw eigen lot, de spot stampt aan uw deure.... Vorige Volgende