Ter verantwoording
De ballade van het dagelijksche brood werd door mij gedeeltelijk geschreven in het voorjaar van 1939. Ik werd door den oorlog uit mijn werk gerukt en zette mij pas weer aan de voleindiging daarvan in het najaar van 1940.
De beide eerste zangen zijn geïnspireerd op de toestanden zooals zij in 1939 en de jaren daarvoor onder de kapitalistisch-democratische regeering waren.
De laatste zang, geschreven na den oorlog Juni 1940, hoewel in toon geheel daarbij aansluitend, ademt een geest van verwachting en vertrouwen in de toekomst.
Deze ballade werd bij gedeelten gepubliceerd in het door mij geleide, tweewekelijksche orgaan ‘De Zeeuwsche Stroom’. De reacties, welke op deze publicaties ontstonden van vijandige en bevriende zijde, hebben mij ertoe doen besluiten het werk te bundelen en te doen verschijnen.
Het moge vooral in de handen komen van hen, die meenen dat een herstel der oude democratie, ons volk het geluk weer zal brengen van ‘den goeden ouden tijd’.
Dit gedicht moge hun dan als een herinnering aan die vervalperiode van ons land en volk in den geest blijven nazingen.
MARTIEN BEVERSLUIS
Veere, najaar 1941.