Luisziekte
Soms nestelen zich luizen in vervuilde zweren. Vervolgens komt dit ongedierte in het bloed, groeit en eet het lichaam op. Deze aandoening wordt soms luisziekte genoemd. Op den duur lopen de luizen over het hele lichaam heen.
Volgens Aristoteles begint luisziekte doordat er zich op bepaalde plaatsen te veel vocht verzamelt. Kinderhoofden worden er in het bijzonder door gekweld omdat het warme zweet ervan in het haar blijft plakken. Ook vrouwen zijn er vatbaar voor: zij hebben van nature een overvloed aan vocht en houden in hun lange haar de vochtige warmte vast.
Soms kan men alleen door de dood van de luizen verlost worden. De jood Herodes de Grote stierf aan de luisziekte. Sommigen menen dat zijn kleinzoon Herodes hem hierin volgde, aangezien de bijbel meldt dat hij door de wormen werd opgegeten (Handelingen 12:23). Misschien is hier inderdaad sprake van luisziekte, al wil de nooit genoeg geprezen Heinsius ‘wormen’ letterlijk opvatten. Bij Aristoteles, Plinius en Plutarchus kan men lezen dat ook beroemde Grieken en Romeinen aan deze ziekte ten prooi vielen, bij voorbeeld Plato en Lucius Sulla. Het lichaam van Sulla was op het laatst helemaal verrot. Hoeveel dieren men er dag en nacht ook van verwijderde, het hielp niets: er kwamen er alleen maar meer voor in de plaats. Al zijn kleren, het bad, de waskom en het voedsel raakten ermee vervuild. Tevergeefs ging hij meerdere keren per dag in bad: de kwaal verergerde sneller dan ze weggezuiverd kon worden. Ook in onze tijd maakt de ziekte nog slachtoffers: in 1598 is de Spaanse koning Filips ii er op ellendige wijze aan gestorven, zoals onder anderen De Thou en Van Meteren vertellen.