De vier elementen
Volgens onze leermeester Hippocrates bestaat het lichaam uit de volgende vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Deze vier zijn weliswaar van verschillende en zelfs tegenstrijdige aard, maar de onderlinge twist brengt hen tot een goed samenspel, zoals de verschillende instrumenten in de muziek. Elk lichaamsdeel heeft zo zijn eigen karakter, want steeds heeft één van de elementen de overhand: het vlees en de beenderen bestaan voor het grootste deel uit aarde, het bloed is voor het grootste deel water, in de geesten of dampen vindt men vooral lucht en in de natuurlijke warmte overheerst het vuur. Met de benaming temperament geeft men aan welk element of welke combinatie van twee elementen de andere domineert. Er zijn acht soorten temperamenten: warm, koud, vochtig, droog, warm en vochtig, warm en droog, koud en vochtig en ten slotte koud en droog. Wanneer geen enkel element de overhand heeft, bestaat er een perfecte harmonie. De verhouding tussen de elementen kan veranderen door de levensfase waarin men zich bevindt: tijdens de jeugd is deze anders dan tijdens de ouderdom of de daartussen liggende jaren. Ook de manier van leven heeft invloed: goede kost kan een verstoorde verdeling herstellen en kwade voeding kan een goede verhouding verstoren. Hieruit blijkt dat er twee soorten complexie of temperament zijn: de ene is aangeboren en de andere komt van buiten af.
Met de vier elementen corresponderen de vier vochten of sappen van ons lichaam: de lucht komt overeen met het bloed, het vuur met de gal, het water met het flegma en de aarde met