indienmen gedwongen is subijt yet ongewoon te gebruyken, zo komtmen daer grote schade door te lijden.
Op 't eene dat Hippocrates een sobere maniere van leven in de siecken en gesonde misprijst, seggen wy dat hy de geheele sobere diëte verwerpt, om dat de fouten daer in begaen, niet wel en konnen verdragen werden, soo van de siecken, als van de gesonden, gelijk Galenus dat breeder uytleydt. Maer wy nemen hier de maniere van leven vry wat ruymer. In de selfde sin kan verstaen werden, het gene Hipp. seyt van 't water, als het niet simpelijk quaet en is, datmen het dan wel sonder onderscheyt magh gebruycken.
Dat Celsus seydt, dat een die ghesont is, hem aen geen wetten en behoeft te binden, maer vry alderhande kost mach gebruycken, en moet niet toegestaen werden, also de lesse van Galenus veel beter is, datmen hem van alle quade en onghesonde spijse moet wachten: het welck Avicenna mede bevestigt.
't Gene Plato schrijft, dat de gesonde Lichamen geen behulp der Medicijne van noode hebben, is te verstaen van de Medicamenten, die wy bekennen met onsen Hippocrates, dat in gesonde Lichaemen niet alleen ondienstigh, maer oock schadelijk zijn. Want alsse geen quade humeure, seydt Galenus, in 't Lichaem en vinden, so nemen sy de goede wech: waer door het Lichaem seer verswackt werd. Ende dese, gelijck de Heere Christus seyde, en hebben den Medicijn niet van doen. Dan dit is te verstaen van de ghene die heel wel te pas zijn, en de aldervolmaecktste soorte van gesontheyt hebben. Maer hoe veel zijnder van desen slagh te vinden, en dieder al gevonden werden, hoe lichtelijk komense metter tijt oft door eenige ongelegentheydt te veranderen? Andere die op desen trap der gesontheyt niet geklommen en zijn, oft die van naturen swack, graveelich, gichtigh, oft eenigh ander quelling onderworpen zijn, moeten wel met ghestadige sorgh vuldigheyt onse regulen waernemen, en volgen het verhaelde exempel van Hèrodicus, ende andere, als ook van een Venetiaens Edelman, Lodevijck Cernaro, en den welgeleerden Leonardus Lessius, die beyde in openbare schriften van haer selven getuygen, dat sy van natueren swack ende siekelijck zijnde, ende apparent om haest te sterven, nochtans door goede ordre te houden tot een hooghen ouderdom gheklommen zijn.
Hier uyt kan genoegh blijcken, dat de Hygieine ofte de konste om gesont te leven alle Menschen van wat staet ofte conditie sy oock zijn, in alle boecken van de Wereldt, in oude ende jonge Lichamen, ende t' allen tijden dienstig en noodwendig is. Van dit deel der Medicijne moet na mijn gevoelen verstaen werden 't gene van Democritus, geschreven is, in een brief aen Hippocrates, dat alle Menschen behooren te verstaen de Konste der Medicijnen: want dit en past niet op het ander deel, het welk leert de Siekten genesen, alsoo het selfde een kloeck ende ervaren Medicijn vereyst; maer wel op het ghene de gesontheydt leert bewaren, het welck een yegelijk behoort te weten: die sijn leven liefheeft. Ende daeromme plag Keyser Tiberius te spotten met de gene, die na haer dertigh jaren den raet van een ander van doen hadden, om onderscheyt te maken, wat haer lichaem dienstig ofte schadelijck was. De Keyser Antonius Philosophus had dese Konste soo diep in-gesogen, dat hy tot bewaringhe van sijn ghesontheyt niet alleen niemandts raedt van doen en hadde, maer dat hy oock selve aen andere raet konde gheven. Petrus, na sijn natie toe-ghenaemt den Spaengiaert, ende in 't jaer 1276. Paus van Romen onder den naem van Iohannes den XXI. was in dese konste soo ervaren, dat hy selve daar door in voorspoedige gesontheyt leefde, ende oock van die materie voor de nakomelingen treffelijke boecken na liet. De Ouden, seyt Hippocrates, en hebben hier van niet bysonders geschreven. Plato getuygt, dat de eerste na-saten van Esculpius deselve niet veel ghebruykt en hebben. En soo meent oock Galenus, dat dese konste ten tijde van Homerus niet geweest en is. Het welck niet te verwonderen is, alsoo deselve, om de sterckte van de Lichamen, matigh gebruyck van goede spijse, ende andere dingen, niet seer nodigh en was. Maer als de Menschen hare matigheydt, en sobere maniere des levens begosten na te laten, en de kost sochten niet om den honger te verslaen, maer den felfden te verwecken duysent manieren vindende om de spijse op het leckerste toe te maken: soo zijn hier uyt alderhande sieckten, en quellingen het menschelijcke Lichaem over-gekomen. De grootste van de medicijns, seydt Seneca, schrijft, dat de Vrouwen het hair niet uyt en valt, noch de gicht niet en krijgen: het welck men nochtans beyde nu sien, niet om dat de nature van de Vrouwen verandert is, maer het leven; waar door sy den selven leugenachtig maken. Hy verstaet Hippocratem, op wiens tijt sulcks waerachtigh was, om de matigheyt en soberheyt van de Vrouwen; maer onwaerachtigh ten tijde van Seneca, gelijk Galenus de kortbondige Spreuke van Hippocrates mede uytleydt. De menschen dan allenxkens afwijckende van de matigheydt der Voor-Ouderen, en van erger tot erger vallende, so heeft de ervarentheyt ten lesten de konste voortgebracht. Waer toe behooren de Hygieina, of de middelen der gesontheyt van Diocles Asclepiades, en Galenus: als ook de Hygieina Paraggelmata ofte de gesonde vermaningen van Plutarchus. De wercken van Diocles, van de welcke Suidas, en de Asclepiades, van de welcke Celsus getuyght, zijn vergaen. Die van Galenus en behagen sommige niet, so om dat hy in dit stuk wat duyster is, als oock om dat hy seer breet weyt in eenighe dingen, die nu niet te pas en komen, gelijck daer zijn badt-stoven, vrijven, smeeren, en diergelijcke. Van Plutarchus is dit werck wel en geleerdelijk uytgevoert, maer hy en heeft in so weinig bladeren de geheele materie niet konnen verhandelen: Wy sullen de voetstappen van dese sterffelijcke menschen na-volgen, en alles na-de gelegentheyt van ons Landt reguleren.