| |
| |
| |
Bibliographie
Werk van J.-M. Dautzenberg.
a) Verschenen Dicht- en Prozawerk.
- | Melchior, baron van Diepenbrock, vorstbisschop van Breslau: Herdersbrief aen het gezamentlik eerweerdige priesterschap en alle geloovigen des bisdoms, by zyne ambts-aenveerding uitgegeven. - Vertaeld door J.-M. Dautzenberg. - Antwerpen, Buschmann, 1846, 34 p., in-8. |
- | Wilkommgruss dem Deutsch-Vlämischen Sängerbund. Welkomgroet den Duitsch-Vlaemschen Zangverbonde te Gent, den 26 Juni 1847. - Brussel, Delevigne, C. Callewaert, 1847. |
- | Daagliks te zingen. - Gent, 1847, Delevigne en Callewaert, in-12. |
Mins du niet den duitschen klank
Dan bist du geen Vlaming meer.
- | Lenzeslied. - Gent, Delevigne, 1847, in-12. |
- | Das deutsche Lied. Het Vlaemsche Lied. - Gent, Delevigne, 1847, in-12. |
- | Légendes et traditions du Rhin. Traduit, d'après le texte allemand de F.-J. Kiefer, par J.M. Dautzenberg (avec une gravure sur acier). - Cologne, 1847, F.-C. Eisen, 303 p., in-8. |
- | Liefde op den yzeren weg. - Novelle door Heinrich Koenig, vertaald door J.-M. Dautzenberg (‘Broederhand’, II, p. 211-232). |
- | Gedichten. - Brussel, C. Muquardt, 1850, XV en 200 p., in-12. |
- | Em. Augier: De Giftdrank. In dietsche jamben vertaeld door J.-M. Dautzenberg (Uitlandsche tooneelbibliotheek, 1e jg, nr 3). - Brussel, C. Muquardt, 1851, 62 p., in-12. |
- | Beknopte prosodia der nederduitsche tael. - Antwerpen, Peeters, 1851, 32 p., in-8. Eerst verschenen in ‘Taelverbond’, 7e deel, p. 345; ook overgenomen door Van Driesche : ‘Tael- en lett. lessen’. |
- | Nederlandsche Tael- en Dichtvormen. ‘Handelingen 3e Nl. Tael en Lett. Congres’, p. 73 vlgg., 1852 (ook afzonderlijk verschenen bij E. Van Drieesche, Brussel, 1852). |
- | Over de noodzakelijkheid eener nieuwe omwerking der Nederlandsche spraekkunst. - ‘Handelingen 4e Nl. Tael en Lett. Congres’, p. 39 vlgg., 1854. |
- | Strijdige richtingen sedert drie vier eeuwen der Hoog- en Nederduitsche Taelleeraren. - ‘Handelingen 5e Tael en Lett. Congres’, p. 74 vlgg.; overgedrukt in ‘De Toekomst’, 1860, p. 321 (ook afzonderlijk uitgegeven, Brussel, 1862). |
- | Een oud nieuwjaer, of de vinger der Voorzienigheid. Avond- en morgenstrael uit eens knapelyns leven. - ‘Taelverbond’, 9e deel, p. 7. |
- | Danhuizer. - ‘Taelverbond’, 1854, dl ‘Geschiedenis’, p. 49-60 (met twee bewerkingen den hoogduitschen tekste nagevolgd). |
| |
| |
- | Volksleesboek, door Dautzenberg en Van Duyse, voor middelbare en lagere scholen en vlaemsche huisgezinnen. - Brussel, 1854, 376 p., in-12. (Bekroond door de Belg. regeering). |
- | Verslag over den Vlaemschen pryskamp, door 's lands bestuer uitgeschreven, by gelegenheid der vyf en twintigjarige jubelfeesten toegewyd aen Z.M. Leopold I. - Brussel, 1856, in-8. Ook in de ‘VI. School’, 1856, p. 118. |
- | Verhalen uit de Geschiedenis van België, door J.-M. Dautzenberg en Pr. Van Duyse.
1e | uitgave is van 1856, Gent, E. Van der Haegen; |
2e | uitgave is van 1862, Gent, E. Van der Haegen; |
3e | uitgave volgens de nieuwe spelling (aangenomen door de centrale commissie van onderwijs), hfdst. 3 en 10 (vervangen door een ander, ongenoemd letterkundige (Fr. De Cort?). - Lebrun-Devigne, Gent, 1866, in-8, met plaat. |
|
- | Dr J. Nolet de Brauwere van Steeland : Het groote dietsche vaderland. Hoogduitsche vertaling van J.-M. Dautzenberg. - Brussel, 1857. |
- | Fr. Oetker: De Vlaemsche Taelstryd. Vertaald door J.-M. Dautzenberg. - Gent, Van Doosselaere, 1857, 80 p., in-16. |
- | Redevoering Frans de Potter, Pr. Van Duyse herdacht, door J.-M. Dautzenberg. Gent, 1860, in-8. |
- | Verslag over J. Van Maerlant, door J.-M. Dautzenberg. - Gent. J.-S. Van Doosselaere, 1860. |
- | Verslag aen den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken ingediend over den driejaerlykschen Tooneelpryshamp in Vlaemsche Tael. - Brussel, den 26 April 1862, 15 p., in-8 (overdruk uit het Staatsblad v. 26-IV-62). |
- | Brugsche Beyaertgroet, 8 September 1862. - Brussel, 4 p., in-8. |
- | Verspreide en nagelatene Gedichten. - Brussel, Fr. De Cort, 1869, 400 p., in-8. |
- | Verspreide en nagelatene Gedichten. - Tweede goedkoope uitgave, 1875, F. Claassen, Brussel, Oostende, Leipzig, 400 p., in-8. |
- | Horatius' Oden, metrisch vertaald door J.-M. Dautzenberg, met inleiding van Dr Maurits Sabbe. - Brussel, Monnom, 1923, V en 86 p., in-8. |
| |
b) Artikelen en Kritieken in Tijdschriften.
- | De Vlaemsche Rederyker.
1849: p. 230: Een taelpuntjen (over het du-dynen). |
|
- | De Vlaemsche Stem.
1849: Een woord betrekkelik Lulofs Handboek van den vroegsten bloei Nederlandsche Letterkunde. |
Ibid., p. 300: Gedichtjes voor Kinderen, door Pr. Van Duyse. |
1850: p. 38-46: Bespreking van het letterkundig Jaerboekye voor 1850. |
|
- | De Eendragt.
5e deel, p. 82: ‘Oude Letterkunde’: Over de uitgave van de ‘Nederlandsche Gedichten’, 1170-1600, door J.-A. Alberdingh-Thym bezorgd. |
Ibid., 6e deel, p. 46: Brief aen den zeer geleerden en geschatten dichter en taelvorscher Alberdingk-Thym (29 Oct. 1852) betreffende diens tweede verzameling Oud-Nederduitsche gedichten. |
|
- | Taelverbond.
1851: 8e deel: ‘Boekoverzicht’: Loverkens van Hoffmann Von Fallersleben. |
1854: p. 48-60: Danhuizer; gevolgd door twee metrische vertalingen. |
|
- | Zs. für Deutsche Mythologie und Sittenkunde (Göttingen).
1853: p. 173: ‘Gebräuche aus Limburg und Brabant’, vertaald uittreksel uit ‘Belgische zede- en gewoonteschetsen’ (Volksleesboel Dautzenberg-Van Duyse). |
|
| |
| |
- | Dietsche Warande.
1856: p. 1-16: Warandegedachten. |
|
- | De Toekomst. 1857-1858: p. 1: Inleiding (met Pr. Van Duyse); p. 7: Hoe de jonge oojevaers leeren vliegen; p. 9: Verkeerde Straf; p. 22: Het Schryven; p. 24: Slenterwerk; p. 41: Wat in den volksonderrichte doorgaens vergeten wordt (met J. Blockhuys); p. 48: De goede oude Tyd; p. 65: Schooldwang of' schoolpligt; p. 84: China en de Chinezen; p. 107: De akkerbouw hier en elders; p. 113: Gervinus over de paedagogische waerde der volksvertellingen; p. 129: Gezondsheidsmaetregelen in volksscholen; p. 167: Het lagere onderwys der meisjens; p. 215: Spreekoefeningen; p. 261: Aenteekeningen voor lessen over Aerdrykskunde; p. 289: Geographische merkwaerdigheden; p. 300: Theorie en praktyk; p. 324: De zindelikheid ten onzent en elders; p. 335: Opbeuring; p. 363: Toestand der onderwyzeren in andere landen.
1859: p. 1: Eene historie voor leeraers en leerlingen (over Peatalozzi); p. 44, 111, 142 en 302: Overzigt der voornaemste steden in Europa; p. 55: Het teekenonderwys in stads- en dorpsscholen; p. 78: Kleine huizen hebben ook vensters; p. 88: Dorpschool by den Tataren der Krim; p. 97: Tydwinst en tydverlies voor de school; p. 151: Viesnoten over goed- en schoonschryven; p. 168: Verpligtend onderwys; p. 178: Waen en Waerheid; p. 202: Kinderjaren; p. 257: De geldkwestie voor het onderwys; p. 293: Zal ik mynen jongen schoolmeester laten worden?; p. 296: Berichten uit den vreemde; p. 298: Welk is het beste onderwys in volksscolen?; p. 300: Gehoorzammheid; p. 331 en 372: Eene rees aenteekeningen uit vroeger tyd, toen ik onderwyzer was. |
|
1860: p. 19: Aenteekeningen uit vroeger tijd (vervolg); p. 37: Kleine redevoering Van J.-M. Dautzenberg op de laetste onderwyzersvergadering; p. 58 en 178: Overzigt der voornaemste steden van Europa; p. 115: Lot der onderwyzeren; p. 125 en 279: Uitgelezene splinters en spaenders; p. 164: Stokkenpaerdjen; p. 193: Onderwys en Onderwyzers; p. 225: Een wonder onzer eeuw; p. 242: Iets over de Fransche tael; p. 258: Wie is de uitvinder der galvanisch-elektrische telegraphen; p. 268: Tabak; p. 289: Hoog- en Nederduitsch; p. 321: Strydige richtingen sedert drie vier eeuwen der Hoog- en Nederduitsche taelleeraren; p. 340: Macaulay over Volksopvoeding. |
|
1861: p. 1: Een Fransch woord ten voordeele van opvoeding en onderwys; p. 49: Belangryke aenkondiging; p. 161 en 271: Allerlei; p. 211: Splinters en Spaenders; p. 250: Een nieuw muzieknotenstelsel; p. 255: Hollandsche tael. |
|
1862: p. 1: Germanismus; p. 18: Phosphoriekskens; p. 28: Een gedichtjen (‘Het Portret’, door V. Loveling, met vertaling in het Duitsch: ‘Das Conterfei’, door J.-M. Dautzenberg); p. 30: Een accordeon-orgel; Boekbeoordeeling; p. 31: Schubert's Natuerlijke Geschiedenis; p. 33: Kostscholen voor Meisjens; p. 51 en 65: Over des menschen bestemming en waerde; p. 61: Hoe men een wereldvermaerde dichter en tevens een vermaerde zot zyn kan (op Lamartine bedoeld); p. 64: Rooken; p. 94: Eenige ter beantwoording voorgestelde vragen; p. 149: Een woord over ‘De Toekomst’; p. 213: Fransche geleerdheid; p. 238: Vergadering van den onderwyzersbond op den 24 Sept. 1861; p. 250: Onderwyzersbond; p. 252: Schoolwezen; p. 265: Hoe men niet schryven moet; p. 290: Diploma en vryheid; p. 347: Nota by het gedicht ‘De Engel by de Wieg’, door F.-A. Robyns; p. 352: Een welgemeend voorstel; p. 353: Eene inleidingsles in de geschiedenis. |
1862-1863: p. 10: Bewaerscholen; p. 54: Natuerstaet en beschaving; p. 65: Het verzamelen van Natuervoorwerpen; p. 106: Snoeyen, vormen en vervormen; p. 209: Eendracht is macht; p. 284: Boekbeoordeeling:
|
|
| |
| |
|
‘Nederlandsche metriek’, Van J.-F. Heremans; p. 369: Het ergste vooroordeel, dat er bestaet. |
1863-1864: p. 32: Zelfstandigheid der school; p. 57: Vryheid van Onderwys; p. 18: Byvoeglike naamwoorden op ig en lik. |
1865: p. 240: Barbarismen; p. 341: Gazetten- en ander scheef vlaemsch; p. 30: Boekbeoordeeling: ‘Beknopt chronologisch overzigt der algemeene geschiedenis ten gebruike van Burgerscholen, enz.’, door W.-A. Zeelt (Amsterdam). |
1866: p. 26: Scheef Vlaemsch en scheef Fransch; p. 85: Iets over het woordjen zich; p. 369: Een nieuwe kaart van Frankryk; p. 139: Boekbeoordeeling: ‘Duitsche spraekleer Door Nederlanders’, door K.-L, ter Nest. |
1868: p. 1: Een onderwyzer gelyk weinigen (artikel aan J.-F.-A. Piré gewyd, onderwyzer te Brussel, stelsel Bell-Lancaster); p. 175: Botanische aanmerkingen op een bloemtuiltjen. |
1869: Boekbeoordeelingen: p. 74: Ottilie Wildermuth: ‘Uit stad en land’; p. 75: Id.: ‘Nieuw speelboek’. |
1873: p. 227: Proza uit Dautzenbergs papieren (door Fr. De Cort gepubliceerd: 1) Wel denken, wel spreken, wel handelen; 2) Gelyk by gelyk; 3) Natuur en Kunst. |
|
- | Der Pangermane.
1859: p. 2: Het Schillerfeest in Brussel; p. 5: Van Duyse's Begräbnis; p. 35: Boekenoverzicht: Nolet's ‘Ernst en Luim’; A. Bogaers ‘Gedichten’; Pr. Van Duyse's ‘Nazomer’. |
1860: p. 4: Boekbespreking: Fr. De Cort: ‘Liederen’, 2e reeks; p. 44: ‘Boekhandel’ (beschouwing over de oplaag van de in het laatste jaar verschenen boeken in Frankrik, Holland en Belgien). |
|
- | Vlaemsche Kunst en Kunstenaers (wekelijksche bijdrage in Der Pangermane, Brussel, 1860).
P. 28: Cornelius-Joannes-Adrianus Seghers; p. 35: Eugeen de Block; p. 43: L. Kuhnen; p. 51: Alex Thomas; p. 59: Frans-Anton-Joseph Bossuet; p. 67: Eugenius Verboechhoven; p. 83: J.-B. Madou; p. 91: Louis Gallait; p. 99: Frans-Jos. Navez; p. 107: Cesare dell-acqua; p. 107: Joan-Frans Stallaert; p. 131: Adolf Dillens; p. 138: Wiertz; p. 148: Jan Swerts en Godfried Guffens; van dan af gaat de kroniek voort in het Duitsch over: p. 154: Nicasius de Keyser; p. 163: J.-Bernard Witkamp; p. 170: Joan-Michail Ruyten; p. 179: Edouard Dujardin; p. 194: Hendrik Leys; p. 202: Jos.-Hendr.-Frans Van Lerius; p. 210: Jos.-Laurens Dyckmans; p. 218: Frans Verheyden; p. 226: Gustaaf Wappers; p. 234: Jacob Jacobs; p. 242: J.-B. Huysmans; p. 251: Petrus Kremer. - P. 274: Die Kunstaustellung von 1860 in Brussel. |
|
- | De Vlaemsche School.
1860: p. 77: Een bezoek in de bergruinen van Paestum (kunstkritiek over het Wiertzmuseum). |
|
- | Nederduitsch Tijdschrift.
1862: I, p. 269: Boekbeoordeeling: ‘Leven en Lieven’ (S.-J. Van den Bergh); p. 317: Boekbeoordeeling: ‘Nederlandsche metriek’ (J.-F.-J. Heremans). |
|
1863: I, p. 326: Boekbeoordeeling: ‘Die sieben Raben’ (L. von Plönnies). |
|
1864: II, p. 294: De groote Fransche tentoonstelling van kunstvoorwerpen in 1864. |
|
1865: III, p. 317: Boekbeoordeeling: ‘Für Dich’ (Lieder von I. von Düringfeld); p. 321: Boekbeoordeeling: ‘Aurora, Jaarboekje voor 1865’ (Haarlem, A.-C. Kruseman). |
|
| |
| |
| |
c) Chronologische schikking van de Gedichten, verschenen of in brieven vermeld.
Afkortingen (zie ook p. 171): |
I |
- |
Gedichten, 1850. |
II |
- |
Nag. en Verspr. Gedichten, 1869. |
III |
- |
Horatius' Oden, 1923. |
1836. |
De Vrek van Ispahan (I, p. 54), NLJ, 1837, p. 35 (Vilvoorde, 19 Juli 1836). |
|
De oude landman aan zynen zoon (ongebundeld), naar Hölty (Brief aan Van Duyse, 14 Februari 1836). |
|
Voici le jour aux sentiments (ongebundeld). Brief aan Van Duyse, 30 Dec. 1836. |
1837. |
De drie Dames van Crève-coeur (I, p. 68), NLJ, 1838, p. 32 (Vilvoorde, Juli 1837) (Op 6 Augustus 1836 een eerste lezing aan Van Duyse gezonden). |
1838. |
Myn Meisjen (I, p. 24), NLJ, 1839, p. 40 (Vilvoorde) (29 September 1838 komt voor in een brief aan Van Duyse). |
|
De domme Jongeling (verloren) (29 Sept. 1838 vermeld in brief Van Duyse). |
1839. |
Adèle (I, p. 138), NLJ, 1842, p. 149 (Châtelineau, 15 Februari 1839). |
|
Myne Wenschen (I, p. 135), NLJ, 1840, p. 42 (Châtelineau, 1839). |
|
Herdenking (I, p. 30), NLJ, 1843, p. 41 (Châtelineau, 1839). |
1840. |
Sir E. von Kameran - De Schotsche Jager (I, p. 64), NLJ, 1843, p. 75 (Châtelineau, 1840). |
|
Eer en Roem (I, p. 132), NLJ, 1841, p. 28 (Châtelineau, Januari 1840). |
|
Tartini' s Droom (I, p. 75), KLB, 1840, p. 35fi onder titel: De Sonate van den Duivel (Châtelineau). |
1841. |
Des Grysaerds terugkomst (I, p. 47), NLJ, 1842, p. 23 (Châtelineau, 1841). |
1843. |
Laetste Noodiging (I, p. 34), NLJ, 8144, p. 97 (Vilvoorde, 1843). |
|
Heimwee (I, p. 81), MAM, 1844, p. 146; MAM, 1854, p. 81 (Vilvoorde, 3 Juny 1843). |
1844. |
De Plaets myner jeugd (I, p. 87), MAM, 1845, p. 134 (Vilvoorde, 9 Jan. 1844). |
|
De Dochter des Blinden (I, p. 56), NLJ, 1845, p. 16; MAM, 1853, p. 156 (Vilvoorde, April 1844). |
|
Het madeliefjen (I, p. 2), vermeld in een brief aan Van D., 5 Mei 1844. |
|
Huislik geluk (I, p. 26), vermeld in een brief aan Van D., 5 Mei 1844, onder titel: Huweliksgeluk. |
|
De toren by de zee (I, p. 52), MAB, 1845, p. 73 (Vilvoorde, 18-15 Aug. 1844). |
|
De Savoyaerd (ongebundeld), KLB, 1845, p. 32 (Elsene, 14 November 1844). |
1845. |
Des Grysaerds overpeinzingen (I, p. 85), MAM, 1846, p. 99 (Aen mynen twee en tachtigjarigen schoonvader) (Elsene, 2 Juny 1845). |
|
Morgenwandeling (I, p. 8), NLJ, 1846, p. 82 (Elsene, 1845). |
|
De Wolk (I, p. 61), MAB, 1846, p. 149 (F.-M. Dautzenberg). |
|
Feestdag op het land (I, p. 12), MAB, 1846, p. 152 (F.-M. Dautzenberg). |
|
Levensleus (I, p. 139), MAB, 1846, p. 154 (F.-M. Dautzenberg). MAM, 1854, p. 139. |
|
Rose und Schmetterling |
|
Die Blumen. |
|
De origineele tekst is verloren gegaan; we kennen nog de vertaling, onder hoogervermelde titels door Maria von Plönnies (zie Luise von Plönnies: Reise Erinnerungen aus Belgien. - Berlin, 1845, p. 338-339). |
1846. |
De Engel der Lente, naer Moritz Hartmann (I, p. 18), Br., 1, p. 414. |
|
Vlaemsch en Duitsch (I, p. 178). |
|
Deutsch und Vlämisch (I, p. 179). |
|
Br., 1, p. 474, onder titel: Vlaemsch-Duitsch zangverbond, Juni 1846, le Zangfeest te Keulen; twee teksten op één blz. nevens een. |
|
Gisteren (ongebundeld, naar het Engelsch Yesterday, van Lady Caroline de Crespigny; Br., 1, p. 292; drie teksten nevenseen: links de Nederlandsche van Dautzenberg, in 't midden de origineele, rechts een Duitsche vertaling door L. von Plönnies. |
| |
| |
|
Aen Maesenas (III, p. 35), Br., 1, 481, met een paar varianten (zie Lijst hierachter). |
|
Gebed voor het Vaderland (ongebundeld), naer Joh.-Gabr. Seidl, Br., I, p. 476. |
|
Du, mynen vriende Pr. Van Duyse (I, p. 128), T, 3e deel, p. 501. |
|
Het kind in het doodkistjen (I, p. 49), NLJ, 1847, p. 84; MAM, 1847, p. 90 (Elsene, 1846). |
|
Unser Stammbaum (I, p. 126), MAB, 1847, p. 137. |
|
Onze Stamboom (I, p. 127), MAB, 1847, p. 136 (de Nederlandsche tekst in Toe., p. 262, met muziek van P. Blom). |
|
1847. |
Aen Maecenas (III, p. 1), in de Br., 2, p. 356, een gansch andere lezing. |
|
Aen Chloë, Br., 22, p. 358; andere lezing in (III, p. 38) ongedat. |
|
Wisselzang, Br., 2, p. 358; andere lezing in (I, p. 194) en ook in (III, p. 77). |
|
Aen eenen knaep (ongebundeld), Br., 2, p. 38 (naer het hoogduitsch). |
|
De smartelike Toon (ongebundeld), Br., 2, p. 81 (vertaling naer J. Kerner). |
|
Doodsproeve (ongebundeld), ibid, (vertaling naer J. Kerner). |
|
Het O.L.V. Beeld (ongebundeld), Br., 2, p. 199, uit de Marialiederen van Guido görres (25 Febr. 1847). |
|
Der Koningen Lot (ongebundeld), Br., 2, p. 319 (naer Lodewyk van Beyeren). |
|
Der Vogelen Lot (I, p. 188), naer Mw. von Plönnies, Br., 2, p. 276, getiteld: De Vogels (3 July 1847). |
|
De Denneboom (I, p. 92), T, 4e, 1847, p. 435. |
|
De Dichter (I, p. 102), T, 4e 1847, p. 503. |
|
Een Engel der Liefde - De Liefde eens Engels - Aen Mw. Nolet de Brauwere van Steeland (I, p. 35), NLJ, 1849, p. 137, 18-12 Febr. 1847. |
|
In 't Album van Dr J. Nolet de Brauwere van Steenland (I, p. 108), NLJ, 1849, p. 151 (Elsene, 18-15 Maart 1847). |
|
Het Noodlot (I, p. 101), VI. Red., 1848, IX, p. 32. |
|
De Vormen der tael (I, p. 116), VI. Red., 1848, IX, p. 85. Den heere Van den Hove opgedragen, Dec. 1847. |
|
Moedeloosheid (I, p. 122), MAB, 1848, p. 29. |
|
De Schutsengel (I, p. 77), MAB, 1848, p. 41. |
|
Natuerontwaken (I, p. 14), MAB, 1848, p. 96; T, 5e, 1848, p. 443; Toe., 1868, p. 244, met muziek van J. Ferguut. |
|
L.L.L. (I, p. 38), MAB, 1848, p. 103, onder titel: Alliteratiën. |
|
1e Ode aen Vlaenderen (I, p. 96), VI. St., 1849, p. 121 (14 Febr. 1847). |
|
2e Ode aen Vlaenderen (I, p. 97), VI. St., 1849, p. 121 (22 Febr. 1847). |
|
3e Ode aen Vlaenderen (I, p. 98), VI. St.,1849, p. 121 (26 Febr. 1847). |
|
4e Ode aen Vlaenderen (I, p. 99), VI. St., 1849, p. 121 (15 Maert 1847). |
|
Daagliks te zingen (ongebundeld), Gent, 1847, Delevigne en Callewaert, in-12. |
Mins du niet den duitschen Klank
Dan bist du geen Vlaming meer...
|
Welkom! (ongebundeld), Gent, 1847, in-12. |
|
Wilkommen! |
|
1848. |
Bruiloftsdicht den Heere Delcourt opgedragen (I, p. 110), VI, Red., 1849; 10e dl, p. 153 (Aug. 1848). |
|
De Muggendans (I, p. 1), T, 5e dl, 1848, p. 123. |
|
Het uer der liefde (I, p. 16), T, 5e dl, 1848, p. 548. |
|
De Visscher (I, p. 41), T, 5e dl, 1848, 598. |
|
Alida van Valkenberg-Sage (I, p. 43), NLJ, 1849, p. 27 (Elsene, 1848). |
|
Het Lykje (ongebundeld), T, 5e dl, p. 122. |
|
Avondgevoel (ongebundeld), T, 5e dl, p. 550. |
|
Zeven oden van Horatius komen in III voor, met de oudste lezing aangeduid als zijnde van 1848; van ode I, zagen wij echter een oudere lezing in Br., 2, p. 356 (2de hooger), de andere oden zijn: |
|
Aen Augustus Caesar (III, p. 8), Hor. Od., le, 2. |
|
Aen Thaliarchus (III, p. 19), Hor. Od., le, 9. |
|
Aen Aelius Lamia (III, p. 41), Hor. Od. le, 26. |
|
Aen Venus (III, p. 46), Hor. Od. le, 30. |
| |
| |
|
Aen de vrienden na Cleopatras Dood (III, p. 55), Hor. Od. le, 37. |
|
Aen zynen Slaef (III, p. 57), Hor. Od. 1e, 38. |
|
1849. |
De Lente (I, p. 10), T, 6e dl, p. 85. |
|
De twee Matrozen (I, p. 78), NLJ, 1850, p. 18 (Brussel, 24 July 1849). |
|
Lied eens Landmans (I, p. 29), NLJ, 1850, p. 110. |
|
Huwelyksdicht aen den heer Karel Stallaert (I, p. 112), VI. St., 1849, p. 293.
(27 Sept. 1849). |
|
Aen Pr. Van Duyse (I, p. 107), VI. St., 1849, p. 300, onder titel: Eenen Leeuwerikke (28 Juny 1849). |
|
Dietsche tael-Vlaemsche Recht (I, p. 121), VI. St., 1849, p. 224 (1 July 1849). |
|
De twee Broeders (I, p. 94), T, 6e dl, p. 273. |
|
Lenteklacht (I, p. 38), VI. Red., X, 1849, p. 154. |
|
De Vyver (I, p. 21), VI. Red., X, 1849, p. 182. |
|
Aen de Kunstenaers (I, p. 109), VI. Red., X, 1849, p. 183. |
|
Aen het Vogeltje in de kooi - Duitsch liedje (ongebundeld), VI. St., 1849, p. 88. |
|
Avondgebed (ongebundeld), VI. St., 1849, p. 279. |
|
Vreugde (ongebundeld), VI. St., 1849, p. 292. |
|
1850. |
Huwelykszang den heere Van Driesche (I, p. 113), 1850, MAM, 1853, p. 113. |
|
Den Heere Blieck (I, p. 137), VI. St., 1850, p. 40. |
|
Drie verhalen uit den Talmud (II, p. 163), NLJ, 1851, p. 23 (Brussel, 1850). |
|
Op den dood der Koningin (II, p. 377), Oct. 1850. |
|
Aen Pyrrha, T, 7e dl, p. 368 (definitieve tekst in III, p. 13, ongedateerd). |
|
Aen Maecenas, T, 7e dl, p. 373 (definitieve tekst in III, p. 1, van 5 Aug. 1854). |
|
Aen Varus, T, 7e dl, p. 375 (definitieve tekst in III, p. 33, ongedateerd). |
|
Aen Austius Fuscus, T, 7e dl, p. 376 (zelfde tekst in III, p. 37, ongedateerd). |
|
1851. |
In Mevrouw Delecourts Album (II, p. 379), Eendr., 1852, p. 87 (7 Jan. 1851). |
|
Dryvende Kransen (ongebundeld), VNK, 1852, p. 160 (Brussel, 20 Jan. 1851). |
|
Minnaer en Vedelaer (ongebundeld), een Poolsch liedeken, NLJ, 1852, p. 135 (Brussel, 1851). |
|
Moeder en Stiefmoeder (II, p. 169), NLJ, 1852, p. 25. |
|
Euphrasia (II, p. 136), NLJ, 1852, p. 88 (Brussel, 1851). Volgende verklaring is er bij: Euphrasia (oogentroost). Eene algemeene bekende veldbloeme, welker naem tevens op een meisken toegepast wordt. |
|
Aen Conscience (II, p. 233), NLJ, 1851, p. 123 (Antwerpen, 19 Aug. 1851), getiteld hier: Saphisch vers aen den Heer Conscience. |
|
De Landbouw (II, p. 3), vermeld in brief van Blieck aan Dautzenberg (21 July). |
|
De Wonderharp (II, p. 172), id. |
|
1852. |
De Schelde voor Antwerpen (II, p. 245), NLJ, 1853, p. 25 (Brussel, July 1852), hier getiteld: In de Schelde by Antwerpen. |
|
Knapelyn by der Beke (II, p. 110), NLJ, 1853, p. 109 (Brussel, 1852). |
|
De Doop (II, p. 37). T, 8e dl, p. 421 (Toe., 1867, p. 27). |
|
Dichterwieg en Dichtergraf (II, p. 247), VNK, 1853, p. 189. |
|
Ländlich (II, p. 106), VNK, 1853, p. 191 (Elsene by Brussel). |
|
Aen Augustus Caesar (III, p. 6), 6 Augustus 1852 (oudste lezing van 1848, zie III, 8). |
|
1853. |
Sedigheit ende Ledigheit (II, p. 355), VNK, p. 107 (Elsene, April 1853). |
|
Die Grenspael (II, p. 350), VNK, 1854, p. 108 (Elsene, April 1853). |
|
Een Voghelken ende een Bloemeken (II, p. 344), VNK, p. 109 (Elsene, 4-1853). |
|
Aen een kint (II, p. 324), VNK, p. 110 (Elsene, April 1853). |
|
Myn Voghelyn (II, p. 344), VNK, p. 111 (Elsene, April 1853). |
|
De Berghwerker (II, p. 337), NLJ, 1854, p. 54; VNK, 1857, p. 211 (Elsene, April 1853). |
|
Dat verschil der Standen (II, p. 361), NLJ, 1854, p. 50 (Elsene, April 1853). |
|
Twee nooit besonghene bloemkens (II, p. 357), T, 9e dl, p. 110. |
|
Vryagie ende bruloft (II, p. 365), T, 10e dl, p. 193, onder titel: Eene ouderwetsche Liefdeshistorie (2 Juny 1853), met als motto: ‘Bevaltse u, dan isse goet; bevaltse u niet, dan maektse beter. Een oude vitter’. |
| |
| |
|
De Moedersprake (II, p. 319), in NLJ, 1854, p. 44 getiteld: Oude Tael, beste Tael (Elsene, Juny 1853). |
|
Geene Overhaasting (ongebundeld), VWF, 1853, p. 67. |
|
Een blyde Jongen (ongebundeld), VWF, 1853, p. 67. |
1854. |
Herinnering (II, p. 134), VNK, 1855, p. 127 (July 1854), met volgende nota: N.B. Ziet wat den rhythmus betreft, Hooft's zangen nr 2.
-vv-vÌ…-v-/-v-vÌ…-v-/-v-v-/-v-v-/-v-v-v-/-vv-v-v-/ |
|
De Maget (II, P. 235), VNK, 1855, p. 124; NLJ, 1855, p. 29 (18 July 1854) -vv-/v-v, vv-/v-v/-
(N.B. Wat de maat betreft, zie Urwasi und der Held, von Kalidasa; metrisch vertaald door Dr Hirzel, Frauenfeld, 1838, p. XIV + 127). |
|
De Klok (II, p. 241); NVK, 1855, p. 130 (July 1854). |
|
De Grysaerd (II, p. 238), VNK, 1855, p. 131 (20 July 1854). -vv-v-v/-vv-v-v-v/v-v-v-v-/-vv-v-v-v/ |
|
Dorpsavond (II, p. 17), NLJ, 1855, p. 29 (Elsene, 1854). |
|
Om recht, om taal, om vaderland (II, u. 199), NLJ, 1855, p. 128, onder titel: Vaderlandsch Lied. |
|
Aen Maecenas (III, p. 1), 5 Aug. 1854 (eerste lezing, Br., II, p. 356). |
|
Visschersliedeken (II, p. 335), MAM, 1855, p. 64. |
|
Nachtbesoec (II, p. 343), MAM, 1855, p. 64. |
|
Twee tafereelkens (II, p. 347), MAM, 1855, p. 64. |
|
Liefdeclacht (II, p. 341), MAM, 1855, p. 64 (getiteld; Liefdeleed). |
|
Avontgroet (II, p. 342), MAM, 1855, p. 64. |
|
Danhuizer, twee metrische vertalingen naar het Duitsch (ongebundeld), T, 1854, P. 48-60. |
1855. |
De Goochelaars (II, p. 209), NLJ, 1856, p. 17 (Elsene, 1855). |
|
Laet rusten uwe Braven (II, p. 212), NLJ, 1856, p. 97 (Elsene, 1855). |
|
Het ingeschapene woord (II, p. 197), DW, 1855, p. 392. |
|
Duur bloemeken myn (II, p. 132), VNK, 1856, p. 59. |
|
Eens en nu (II, p. 112), VNK, 1856, p. 60. (Aanm.: Criticus zal zeggen: gerymd en gestafrymd onrym.) |
|
Vraag en antwoord (II, p. 141), VNK, 1856, p. 61. |
|
Myn Pachtersdochterlyn (II, p. 142), VNK, 1856, p. 62. |
1856. |
De vernedering der Vlamingen (II, p. 214), VWF, 1856, p. 122. |
|
Qui amat, castigat (II, p. 220), Alm., 1857, p. 64, met ondertitel: Wie lieft, grieft. |
1857. |
Een Vrouwenblik (II, p. 333), Maerl., p. 50 (moderne spelling). |
|
Viooltjes by der hage (II, p. 128), Maerl., p. 58, met vermelding: muziek door X. Van Elewyck. Toe., 1873, p. 382, duetto voor twee soprano's door Alex Fernau. |
|
Hoogduitsche vertaling van het groote Dietsche Vaderland (Nolet de Brauwere van Steeland). |
1859. |
De Heimreize (II, p. 31), NLJ, I860, p. 43, getiteld: Reizeherinnering Elsene, Aug. 1859). |
|
VI. Sch., 1860, p. 62, id. |
|
VNK, 1860, p. 52, id. |
|
Ein zweiter Vater (ongebundeld), naar Fr. De cort, Pang., 1 Jan. 1860, p. 4. |
|
Magdalena id. id. id. id. |
1860. |
Des Grysaerds Meilied (II, p. 96), NLJ, 1861, p. 33 (Elsene, Juny 1860). |
|
Oud eeuwig jong (II, p. 139), NLJ, 1861, p. 91 (Elsene, 7 Juny 1860). |
|
Bruiloftsdicht (II, p. 381), NLJ, 1862, p. 28 (Elsene, 1 Dec. 1860). |
|
Mienis (II, p. 46), in KH ondertitel: Herinnering aan Mienis (Brussel, Maart 1860), later in NT, 1866, 1e dl, p. 1. |
|
België (II, p. 305), Alm., 1861, p. 49, onder titel: Myn Vaderland (Elsene, 15 October 1860). |
|
Het Dietsch myn Lief (II, p. 204), Alm., 1861, p. 48 (Elsene, Oct. 1860). |
|
Freudvoll und Leidvoll (II, p. 130), VNK, 1861, p. 123. |
|
De Lente is Heen (II, p. 98), NVK, 1861, p. 124. |
| |
| |
|
't Jaar zestig (II, p. 99), VNK, 1861, p. 124, nota: (Op Mei volgden twee andere maanden!). |
|
Blij (II, p. 156), VNK, 1861, p. 125 (Brussel, in Juni 1860), onder titel: Bly, Bly, Blu. |
|
1861. |
Aan Fr. De Cort (II, p. 385), VI. Sch., 1861; p. 86 (Jan. 1861); VNK, 1863, p. 121. |
|
Dietsch en Duitsch (II, p. 386), Pang., III, p. 270 (Aug. 1861) ; DW, VI, p. 192. |
|
Verboden fruit dubbel gekruid (II, p. 179), Flam., 1862, p. 81, onder titel: Een heropgestoofd deuntjen. |
|
Grootvaders lied (II. p. 157), Flam., 1862, p. 86. |
|
Een en twintig schoolliederen (ongebundeld) - getrouwe navolging van een Zwitsersch liederboekjen met een en twintig driestemmige kinderkoren (verschenen in Toe., 1861): p. 22: Harmonie; p. 23: Den Vaderlande; p. 23: Uitnoodiging ten gezange; p. 24: De ontolugte Zomer; p. 78: Hope; p. 78: Sterrenheldre nacht; p. 79: Vlaenderen; p. 80: De Maen; p. 120: Onze Duinen; p. 121: Reizelied; p. 122: Geboorteplaats; p. 149: De zingende Herder; p. 150: Vreugd der Jeugd; p. 151: Het Viooltje; p. 162: Lentelied; p. 163: Vertrouwen in God; p. 164: In Mei; p. 208: De drie Zegenbronnen; p. 209: De goede Herder; p. 209: Op den dag des Heeren; p. 210: Schoolexamen. |
|
1862. |
Opvoeding (II, p. 309), Toe., 5e dl, p. 77. |
|
Flos paradisis (II, p. 392), id., p. 255 (Oct. 1862). |
|
De oude Wilgentronk (II, p. 81), NLJ, 1863, p. 26 (Elsene, 20 Juny 1862). |
|
Liefde (II, P. 236), NT, July 1862, p. 134; NLJ, 1863, p. 108. |
|
Verheughet u ende weest blide (II, p. 92), NLJ, 1863, p. 115. |
|
Koekoekzangen (II, p. 252), NT, 1862 (July), p. 42. |
|
Brugsche Beierdgroet op het VIIe Ned. Taelcongres (II, p. 388), Sept. 1862, NT, Sept. 1862, p. 206. |
|
De Morgen is helder (II, p. 90), Toe., 6e dl, p. 62. |
|
De Strael der Godheid (II, p. 237), VNK, 1863, p. 122. |
|
Arm Hantjen (II, p. 176), VNK, 1863, p. 123. |
|
Das Conterfei (ongebundeld), vertaling van Het Portret (V. Loveling), Toe., VI, p. 28; Pang., III, p. 117; Eendr., 7/4 2. |
|
Der Mutter Krankheit (ongebundeld), naar V. Loveling, Pang., III, p. 359. |
|
1863. |
Dorpsfeest (II, p. 20), NLJ, 1864, p. 34 (Elsene, Nov. 1863). |
|
De Heide (ongebundeld), naar L. von Plönnies: Die Sieben Raben. Wederzien id. id. |
|
1864. |
Moeder by der Wiege (II, p. 115), Toe., VII, p. 362. |
|
Het Woud (II, p. 57), NLJ, 1865, p. 26 (Elsene, 1864). |
|
1865. |
De Musschen (II, p. 77), NLJ, 1866, p. 25; MAM, 1867, p. 265 (Elsene, 1865). |
|
De Moeder is ziek (ongebundeld), naar I. von Düringsfeld: Für Dich. |
|
Junimaand (ongebundeld), id. |
|
Het Paduaansch Meisjen (ongebundeld), id. |
|
1866. |
De Oogst (II, p. 11), NLJ,, 1867, p. 25 (Elsene, 1866). |
|
Anna De Cort (II, p. 395), NZ, 1866, 5e dl, p. 377, Oct. 1866. |
|
De Eik (II, p. 288), MAM, 1867, p. 203 (Elsene, Mei 1866), getiteld: De Eik in der Lente. |
|
Het Meisjen uit der Stad (ongebundeld), MAM, 1867, p. 205. |
|
Myne in- en uitgangen (ongebundeld), MAM, 1867, p. 206. |
|
In der Schaduw (II, p. 150), MAM, 1867, p. 268, getiteld: Sub ombra solitudinis, met nota: ‘Hindenbes-framboos van braambezie, dat ons uit Frankrijk onder framboise wedergekeerd is. In Brussels omtrek Hinnebezie of Hindenbezie. Hoogd. Himbeere, Hindenbeere.’ |
|
Laatste verschiet (ongebundeld), Toe., 1873, p. 535 - 1866? |
| |
| |
| |
Lijst der geraadpleegde tijdschriften en der gebezigde afkortingen
Alm. |
Almanak voor Jan en Alleman. (Antwerpen L.-J. De Cort, 1857 vlgg.) |
Ausl. |
Magazin für die Literatur des Auslandes (Berlin 1869-1870, Joseph Lehmann.) |
Br. |
De Broederhand. (Brussel 1845-48.) |
D.W. |
Dietsche Warande. (Amsterdam 1856-1869.) |
Eendr. |
De Eendragt, veertiendaegsch tijdschrift. (Gent 1844-56.) |
Flam |
De Flamingant. (Oudenaerde 1861.) Almanak voor 1862. |
Germ. |
Germania. Vierteljahrschrift für deutsche Alterthumskunde, Stuttgart 1856 vlgg. |
Gi. |
De Gids. (Amsterdam 1883.) |
K.H. |
Kunst en Harmonie; Noord- en Zuid-Nederl, poëzie. (Utrecht 1860.) |
K.L.B. |
Kunst- en Letterblad. (Gent-Antwerpen 1840 vlgg. Buschmann.) |
L. |
Het Leesmuseum. (Gent 1856-58.) |
MAB. |
Muzenalbum. (Antwerpen 1844-48.) |
Mes. |
Messager des sciences historiques, des arts et de la bibliographie de Belgique. (Gand 1854 vlgg.) |
Maerl. |
Vaderlandsche Liederen, uitgegeven op last van het Maerlantgenootschap. (Brussel 1857.) |
MAM |
Nederlandsche Muzenalmanak (Amsterdam 1840-69.) |
Mus |
Belgisch Museum. (Gent 1845.) |
Myth. |
Zeitschrift für Deutsche Mythologie und Sittenkunde. (J.-W. Wolf 1853 Göttingen.) |
NDKH |
Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle. (1878 vlgg.) |
NLJ |
Nederduitsch Letterkundig Jaerboekje. (Gent 1835 vlgg.) |
NM |
Nederlandsch Museum. (Gent 1874 vlgg.) |
NT |
Nederduitsch Tijdschrift. (Brussel 1862-66.) |
NZ |
Noord en Zuid. Maandschrift. (Brussel 1862-69.) |
Pang. |
Der Pangermane (later.: Der Germane). (Brussel 1859-1862.) |
Rev. |
La revue trimestrielle. (Gand 1859.) |
T |
Het Taelverbond. (Antwerpen 1845-1853.) |
Toe. |
De Toekomst. Tijdschrift voor onderwijzers. (Gent 1857 vlgg.) |
Vl. B. |
Vlaemsch België. (Brussel 1844.) |
Vl. Red. |
De Vlaemsche Rederijker. (Antwerpen 1844-56.) |
Vl. Sch. |
De Vlaemsche School. (Antwerpen 1855-62.) |
Vl. St. |
De Vlaemsche Stem. (Brussel 1846 vlgg.) |
VNK |
Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken. (Amsterdam 1852-70.) |
Vrede |
De Vrede, dagblad. (Brussel 1850.) |
VWF |
Volksalmanak van het Willemfonds. (Gent 1853 vlgg.) |
| |
| |
| |
II. Bibliographie over Dautzenberg
Jan Bouchery: De Honderdste verjaring der geboorte van den dichter J.-M. Dautzenberg (6 Dec. 1808), versl. en meded. Kon. Vl. Ac., 1908, p. 873-920 (met portret van den dichter naar het marmeren borstbeeld der Kon. Vl. Ac. gebeeldhouwd door Hambresin). |
E. Van Driessche: Lofrede... bij de onhulling van het praalgraf des dichters J.-M. Dautzenberg te Elsene, 23 Sept. 1872 (Brussel, in-12). |
Ida von Düringsfeld: Von der Schelde bis zur Maas, I, p. 130 (Leipzig, Ad. Lehman. 1861, 3 Bände). |
Dr H.-J. Eymael: Johan-Michiel Dautzenberg (berust in de Kon. Vl. Ac., maar kon ik niet ter inzage bekomen). |
Dr H. Gerstenberg: Mein Leben, von Hoffmann von Fallersleben (Berlin, 1894, II, p. 107). |
Paul Hamelius: Histoire politique et littéraire du mouvement flamand (Bruxelles, 1899, p. 189-198). |
Dr Fr. Kossmann: Nederlandsch versrhythme, p. 104, 109, 111, 113, 147, 151 ('s Gravenhage, M. Nyhoff, 1922). |
Prosper Van Langendonck: J.-M. Dautzenberg herdacht (fragmenten uit een redevoering, verschenen in ‘De Vlaamsche Gazet’, 1908). |
Pol de Mont: Johan-Michiel Dautzenberg. Redevoering voor de vuist uitgesproken bij de betooging oj des dichters graf 23 Sept. 1894 (Toe., p. 313). |
Pol de Mont: Bloemlezing uit het werk van J.-M. Dautzenberg (Bibl. v. Nl. Lett., Gent, Hoste, 1894, 32 p., in-8). |
Karel Van den Oever: Over en rond J.-M. Dautzenberg (1808-1869). Eene inleiding op zijne verhouding tot de Vlaamsche letterkunde (Kritische Opstellen, Antwerpen, 1913, p. 205-214. |
Max Rooses: Brieven uit Zuid-Nederland (p. 54-60, Antwerpen, 1871). |
M. Sabbe: Inleiding tot de Horatius' Oden, metrisch vertaald door J.-M. Dautzenberg (Brussel, Monnom, 1923). |
M. Sabbe: Dautzenbergiana. Versl. en Meded. Kon. Vl. Ac., 1922, p. 1141-1172. |
Arnold Sauwen: Inleiding tot de Bloemlezing (Brussel, 1908, De Vl. Boekhandel, p. XVI en 158). |
H. Sermon: Overlijdensbericht (Noord en Zuid, 6e dl, p. 313). |
L. Schols: Johan-Michiel Dautzenberg (Publications de la Société Historique et Archéologique dans le duché de Limbourg, tome VI, 1869, p. 568-574). |
Jos.-Alb. Alberdingk-Thym: Johan Dautzenberg en Wilhelmus Smits (Dietsche Warande, 1869, p. 497, 8e dl). |
De Toekomst, 1869, p. 134 vlg.: Overlijdensbericht, door Fr. De Cort. (Overname van artikel door Ferguut in Tribune van 14 Februari 1869, en vier redevoeringen van: 1) Prof. Arntz, hoogleeraar te Brussel, in 't Duitsch; 2) Dr J. Nolet de Brauwere van Steeland, letterkundige te Elsene; 3) Prof. J.-F.-J. Heremans, hoogleeraar te Gent; 4) Edm. Cnudde, onderwijzer te Gent. |
Aug. Vermeylen: Vlaanderen door de eeuwen heen: De Vlaamsche Letterkunde, p. 298-299 (Antwerpen, 1911). |
Otto Willem: Etsen en Schetsen, 2e dl, p. 165 (Sneek, H. Pyttersen, 1881, 2 dln, 8o). |
P. Willems: Dautzenberg herdacht door P. Willems, hoogleeraar bij de hoogeschool te Leuven, voorgedragen op het XIe Taal- en Lett. Congres (Leuven), Handel., p. 301-310. Overgenomen in De Toekomst, 1869, p. 457 vlg. |
| |
Literatuurgeschiedenis
Th. Coopman en L. Scharpé: Geschiedenis der Vlaamsche Letterkunde (Antwerpen, Ned. Boekh., 1910), P. 267-270. |
Dr W. Doorenbos: Handleiding tot de geschiedenis der Letterkunde, vooral van den nieuweren tijd, 2e druk, Anrhem-Roeselare (s.d.), IIe dl, p. 426. |
W.-J. Hofdijk: Geschiedenis der Nl. Letterkunde, 7e druk, 1886, 's Gravenhage, p. 355. |
G. Kalff: Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, 7e dl, p. 714 vlg. |
| |
| |
Frederiks en van den Branden: Biographisch wdbk. der Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkunde, 2e druk, Amsterdam, p. 190. |
Molhuysen-Blok: Nieuw Nederlandsch biografisch wdbk. 1911 en vlg., 7e dl, p. 360 (art. door Dr M. Sabbe). |
Bibliographie Nationale, I, p. 332. |
Julius Hart: Geschichte der Weltliteratur in zwei Bände, II, p. 948, vermeldt ook Dautzenberg en Th. Van Ryswyck, die ‘am höchsten ragten’... (Neudamm, Verlag v.J. Neumann, 1896). |
| |
Briefwisseling van en over Dautzenberg
A. | Brieven van Dautzenberg aan:
1) | Johannes van Dam Thzn., onderwijzer in de gevangenis te Woerden, 152 blz. en 4 (tweemaal genummerd van 75 tot 78) (Museum voor Vlaamsche Letterkunde, Antwerpen). |
2) | Johan-Alfried De Laet, letterkundige te Antwerpen (Kon. Vl. Ac., Gent). |
3) | Prudens Van Duyse, letterkundige te Gent (Kon. Vl. Ac., Gent). |
4) | Jan-Frans Willems, letterkundige (Universiteitsbibliotheek, Gent). |
5) | Jos.-A. Alberdingk-Thym (Bibliotheca Thymiana, Amsterdam). |
6) | Fr. Blieck (verschenen in de NDKH, XIIe deel, p. 426-436). |
7) | Blommaert en Baron Jules de St-Genois (Universiteitsbibliotheek, Gent). |
8) | Prof. Matthys De Vries (Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden). |
|
B. | Brieven aan Dautzenberg door:
1) | Joh. Van Dam Thzn (Plantyn Museum, Antwerpen). |
2) | Delecourt (Museum voor Vl. Letterkunde, Antwerpen). |
|
C. | Brieven over Dautzenberg van:
1) | Craeco aan Blommaert, Kortrijk, 25-1-1850 (Universiteitsbibliotheek, Gent). |
2) | Nolet de Brauwere aan Blommaert, 5-2-1852 (Universiteitsbibliotheek, Gent). |
3) | Pr. Van Duyse aan Baron Jules de St-Genois, 16-2-1853 (Universiteitsbibl., Gent). |
4) | Delecourt aan J.-A. De Laet (Kon. Vl. Acad., Gent). |
|
| |
Lijst der ongebundelde stukken
(oorspronkelijke en vertaalde)
1. | De oude Landman aan zynen zoon (naar Hölty), in brief aan Van Duyse, 14-2-36. |
2. | De Savoyaerd, KLB, 1845, p. 32. |
3. | Gisteren (naar Yesterday, door Lady Caroline de Crespigny), Brl., p. 292. |
4. | Gebed voor het Vaderland (naar Joh.-Gabr. Seidl), Br., I, p. 476. |
5. | Rose und Schmetterling (alleen bekend in de vertaling door M. von Plönnies Reise Erinn., p. 338-339). |
6. | Die Blumen (alleen bekend in de vertaling door M. von Plönnies Reise Erinn., p. 338-339). |
7. | Aan eenen Knaep (naer het hoogduitsch), Br., II, p. 38. |
8. | De Smartelyke Toon (naer Justinus Kerner), Br., II, p. 81. |
9. | De Doodsproeve (naer Justinus Kerner), Br., II, p. 81. |
10. | Het O.L.V. Beeld (uit de Marialiederen van Guido Görres), Br., II, p. 199. |
11. | Der Koningen Lot (naar Lodewyk van Beyeren), Br., II, p. 319. |
12. | Het Lykje, T, 5e dl, 1848, p. 122. |
13. | Avondgevoel, T, 5e dl, p. 550. |
14. | Aen het Vogeltje in de Kooi (Duitsch liedje), Vl. St., 1849, p. 88. |
15. | Avondgebed, Vl. St., 1849, p. 279. |
16. | Vreugde, Vl. St., 1849, p. 292. |
17. | Dryvende kransen, VNK, 1852, p. 160. |
18. | Minnaer en Vedalaer (een Poolsch liedeken), NLJ, 1852, p. 135. |
19. | Geene Overhaesting, VWF, 1853, p. 67. |
20. | Danhuizer (twee metrische vertalingen naar het Duitsch), T, 1854, p. 48-60. |
21. | Een blyde Jongen, VWF, p. 67. |
22. | Ein zweiter Vater (naar Fr. De Cort: Lied. en Ged., 1912, p. 275), Pang., I, p. 4. |
23. | Magdalena (naar Fr. De Cort: Lied. en Ged., 1912, p. 273), Pang., I, p 4. |
| |
| |
24. | Das Conterfei (naar V, Loveling: Het Portret), Eendr., 7-4-1862; Toe., 1862, p. 28; Pang., III, p. 117. |
25. | Der Mutter Krankheit (naar V. Loveling), Pang., III, p. 359. |
26. | De Heide (naar L. von Plönnies), NT, 1863, II, p. 327. |
27. | Wederzien id. ibid. p. 329. |
28. | De Moeder is ziek (naar Ida von Düringsfeld), NT, 1865, III, p. 318. |
29. | Junimaand id. ibid. |
30. | Het Paduaansch Meisjen id. ibid. |
31. | Het Meisjen uit der Stad, MAM, 1867, p. 205. |
32. | Myne in- en uitgangen, MAM, 1867, p. 206. |
33. | Laatste Verschiet, Toe, 1873, p. 535. |
34. | Een en twintig schoolliederen (getrouwe navolging van een Zwitsersch liederboekjen), Toe., 1861. |
| |
Ongebundelde varianten van Horatius' Oden
1. | Aen Maecenas, Ode I, 1 (Br., II, p. 356) : 1) gansch andere lezing (zie Bijlagen); 2) andere, weinig verschillende van de laatste door Dr M. Sabbe gegeven (III, p. 4), 1850-1851, p. 373; vs 2 ciert (voor: siert); vs 6 de gewestheerschers (voor: der landouw heerschers) ; vs 25 Schijnt (voor: is). |
2. | Aen Pyrrha, Ode I, 5; T, 1850-1851, p. 368, vormen du, dy en dyn door Gij, U en Uw vervangen; vs 4 hair (voor baer); vs 9 wordt: Die thans licht van geloof, zwelgt in uw gulden schoon; vs 10 beminlik (voor: bemind zich); vs 15 myn redding (voor: de redding). |
3. | Aen Varus, Ode I, 18; T, 1850-1851, p. 375; vs 4 zorgenheir (voor: zorgental); vs 5 wordt: Wie prijst eerder niet dy, vader des wyns, minnige Venus dy? vs 7 matigheid eischt (voor: matigheid wil); vs 12 wat u het bonte loof (voor: wat het verschillig loof); vs 15 ook nog de trouw (voor: nog volgt de Trouw); vs 16 Die doorzichtger als (voor: Die nog klaarder dan). |
4. | Aen Maecenas, Ode I, 20 (Br., I, p. 481; II, p. 357): vs 1 zult gij (voor: zuls du); kroesjes (voor: kannen); vs 5 wordt: Dierbaer my! u 't volk zoo toejuichte in 't schouwspel; vs 9 veredelend (voor: veredeld); vs 10 Cales's uw (voor: Cales' dyn). |
5. | Aen Chloë, Ode I, 23 (Br., II, p. 358), gansch andere lezing (zie Bijlagen). |
6. | Wisselzang, Ode III, 9 (Br., II, p. 358), gansch andere lezing (zie Bijlagen). |
| |
Lijst van liederen van J.-M. Dautzenberg
met muziek van:
Jan Blockx: Visschersliedeken. |
P. Blom: Onze Stamboom (De Toekomst, 1846, p. 262). |
Jan Ferguut: Natuurontwaken (De Toekomst, 1868, p. 244). |
R. Hol: Deuntje (Nederlandsche Zangstukken Willemsfonds, 8e reeks, 1e helft, nr 1, 1886). |
R. Hol: In de Schaduw (ibid., 8e reeks, 1e helft, nr 4, 1886), voor hooge en middelstem. |
R. Hol: In den Kersenboom (ibid., 8e reeks, 1e helft, nr 7, 1886), voor hooge en middelstem. |
E. Hullebroeck: Land en Stad (‘De Notenleer door het Lied’, p. 9, Gent, 1912). |
X. Fernau: Viooltjen bij der hage (Toe., 1873, p. 382), duetto voor twee soprano's. |
| |
| |
| |
III. Algemeene bibliografie
A.-J. K.-J.-L. Alberdingk Thym (1893, A'dam). |
J.-A. Alberdingk Thym: Over de Spelling der bastaardwoorden in 't Nederduitsch (1843). |
J.-A. Alberdingk Thym: De Vlaamsch-Hollandsche Beweging van 1860 (1862). |
J.-A. Alberdingk Thym: De Nederduitsche Spelling in haar beginsel, haar wezen en eischen beschouwd (1847). |
L. Alvin: André Van Hasselt, sa vie et ses oeuvres (10 vol., Bruxelles, 1877). |
Van Alphen: Digtkundige Verhandelingen (Utrecht, 1782). |
H. Barbieux: Du principe rythmique de la langue française (Progr. Gymnas. Hadamar Weilburg Lang, 1853). |
W. Bilderdijk: Mengelpoezy (Rotterdam, 1824) |
W. Bilderdijk: Nieuwe Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden 1823-1828 (R'dam, 4 dln, 8o). |
Dr Jan ten Brink: Literarische Schetsen en Kritieken, IIe deel, p. 124 vlgg. (Leiden, A.-W. Sythoff, 1882-1888). |
H. de Buck: De Studie van het Middelnederlandsch tot in het midden der 19e eeuw (1930, Wolters). |
Aran Burfs: Onze Dichters der ‘Heimat’. Proeve van dichterstudie (Brussel, 1909). |
Conférences sur la littérature flamande, organisées par la Ligue de l'Enseignement (Gand, 1918, Van der Poorten). |
Th. Coopman: Gedichten en Gezangen; inleiding door Em. Hiel (Antwerpen, 1879). |
Th. Coopman: Levensschets van G.-J. Dodd (Gent, Siffer, 1889). |
Coopman-de la Montagne: Onze Dichters, 1830-1880 (Roeselare, 1881). |
Coopman-Scharpé: Geschiedenis der Vl. lett. van 1830 tot heden (1899). |
Edw. Coremans: De Nederl. Letterkunde in België sedert 1830 (Rotterdam-Brussel, 1905). |
S. Daems: Sprokkelingen (Aalst, 1902, De Seyn). |
S. Daems: zie Hilda Ram. |
Fr. De Cort: Volledige Uitgave der Liederen en Gedichten (Brussel, 1912). |
Dr O. Dambre: Nederl. cultureel gemeenschapsgevoel (Vercoullie album, 1927, p. 73-91). |
H. Delecourt: La langue ftamande, son passé et son avenir. Projet d'une orthographe commune aux peuples des Pays-Bas et de la Basse-Allemagne (Bruxelles, 1843). |
G.-J. Dodd: Keuze uit zijn Gedichten, met inleidend woord van Pol de Mont (Antwerpen, 1924). |
Em. Van Driessche: Nederduitsche Tael- en Letterkundige Lessen (Brussel-Amsterdam, 1860). |
J.-A. Van Droogenbroeck: Makamen en Ghazelen (2e druk, 1887, met inleiding, Roeselare). |
J.-A. Van Droogenbroeck: Verhandelingen over de toepassing van het Grieksch en Latynsch Metrum (Brussel, 1886). |
J.-A. Van Droogenbroeck: Algem. Nederl. Rymwoordenboek met een inleiding over Rhythmus en Rym (Mechelen, E.-F. Van Velsen). |
Pr. Van Duyse: Verhandeling over den Nederl. versbouw ('s Gravenhage, 1854). |
W. Everts: Geschiedenis der Nederl. letteren (6e druk, Amsterdam, 1901). |
Otokar Fischer: Belgie a Nèmecko (La Belgique et l'Allemagne) (Pragae, 1927). |
Dr Paul Fréedericq: Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging (Gent, 1906, Vuylsteke). |
| |
| |
Léon Gautier: OEuvres poétiques d' Adam de St-Victor, Introduction de la versification rythmique (2 vol., Palmé, 1858). |
J. Geurts: Nederlandsche Metriek, met een aanhangsel over het middelnederlandsche vers (Hasselt, 1902). |
J. de Geyter: Reinaert de Vos in Nieuwnederlandsch (Schiedam, 1874). |
G. Gezelle: Jubileum-uitgave (1930, Standaard). |
J. Grietens: Dr Aug. Snieders in leven en gedachten (Borgerhout, 1925). |
Jules Guillaume: Le vers français et les prosodies modernes (Bruxelles-Paris, 1898). |
Paul Hamélius: Introduction à la litt. française et flamande de Belgique (Bruxelles, 1921). |
Paul Hamélius: Histoire politique et littéraire du mouvement flamand (Bruxelles, Lebègue, 1922). |
Dr C.-J. Hansen: Ons Dietsch in Duitschland (Gent, 1876). |
H. Van den Hove: zie Delecourt. |
G. Hesselink: Prosodia toegepast op het Rhythmus en Metrum der Ouden (Amsterdam, 1808). |
Dr Joh.-Christ.-Aug. Heyse: Deutsche Schulgrammatik, oder kurzgefasstes Lehrbuch der Sprache (Hannover, 1842). |
O.-C.-F. Hoffham: Verhandeling over het Rym (De Kosmopoliet, I, 48, 1776). |
O.-C.-F. Hoffham: Proeve eener Theorie der Nederduytsche Poezy (1788). |
Höfken: Vlämisch-Belgien (Bremen, 1847). |
Dr A. Jacob: Briefwisseling van, met en over Conscience uit de jaren 1837 tot 1851 (Kon. Vl. Ac.). |
J. Kinker: Proeve eener Hollandsche Prosodia (Amsterdam, 1810). |
Dr F. Kossmann: Nederlandsch versrhythme ('s Gravenhage, 1922). |
Pr. Van Langendonck: Het werk van Pr. v. Langend. (Wereldbibliotheek, 1926). |
P. Lebrocquy: Analogies linguistiques du flamand dans ses rapports avec les autres idiomes d'origine teutonique (Bruxelles, 1845). |
B.-H. Lulofs: Handboek van den vroegsten bloei der Nederl. Lett. (Groningen, 1845). |
B.-H. Lulofs: Over Nederl. Spraakkunst, Styl- en Letterkennis (Groningen, 1823). |
P. Martino: Parnasse et Symbolisme (A. Colin, Paris, 1828). |
Ed. du Méril: Essai philosophique sur le principe et les formes de la versification (Brockhaus et Avenarius, 1841). |
H. Meert: Het voornaamwoord Du (Gent, 1890, Kon. Vl. Acad.). |
Dr G. Meir: Pol de Mont. Een studie over zijn leven en zijn werk (‘De Sikkel’. 1932, Antwerpen). |
J. Micheels: Prudens Van Duyse, zijn leven en zijn werken (Gent, 1893, Kon. Vl. Acad.). |
Pol de Mont: Losse Schetsen (Hasselt, 1889-90, 3 dl.). |
Pol de Mont: 50 Jaren Vlaamsche Poëzie (‘Noord en Zuid Culemborg’, 1881, p. 75 vlgg.). |
Pol de Mont: La poésie flamande de 1830 à 1890 (Gand, Vanderpoorten, 1912). |
Pol de Mont: Eenige lett. opstellen (Gent. Vanderpoorten, 1914). |
Pol de Mont: Inleiding tot de Poëzie (Groningen, Wolters, 1898). |
Pol de Mont: Zingende Vogels (I, Hasselt, 1891). |
C. Muquardt: Lettereigendom en nadruk (Brussel, 1852). |
Dr J. Nolet de Brauwere van Steeland: Poëzy en Lettercritiek (Roeselare, 1884). |
Dr J. Nolet de Brauwere van Steeland: Du pan-germanisme et de ses influences sur la litt. flamande (Bruxelles, Hayez, 1868). |
| |
| |
Karel van den Oever: Kritische Opstellen (Antwerpen, 1913). |
Dr Eug. van Oye: De Grieksche metriek in de Nederl. Dichtkunst (bijblad ‘Biekorf’. 1911, Brugge). |
Dr J. Persyn: Kritisch Kleingoed (Antwerpen, 1913). |
W. Plate: Die Blouse, oder Scenen aus dem Volksleben in Belgien (Bremen, 1839). |
Luise von Plönnies: Reise-Erinnerungen aus Belgien (Berlin, Duncker und Humblot, 1845). |
de Potter: Geschiedenis der Vlaamsche letterkunde sedert het begin der 19e eeuw tot 1859. |
Hilda Ram: Gedichten, ingeleid door S. Daems (Aalst, 1906). |
Hilda Ram: Schetsen, novellen en vertellingen, met inleidend woord van E. Vliebergh (Roeselare, 1903). |
A. de Ridder: Les lettres flamandes d'aujourd'hui (Anvers, 1909). |
Max Rooses: Schetsenboek (Gent, 1877). Nieuw Schetsenbeok (Gent, 1882). Derde Schetsenboek (Gent, 1885). |
Max Rooses: Letterkundige Studiën (Antwerpen, 1894). |
Max Rooses: Brieven uit Zuid-Nederland (Antwerpen, 1871). |
Dr M. Sabbe: Mozaïiek (Antwerpen, 1911). |
David de Simpel: Beredeneerde Ontleding van de voornaamste grondregelen der Dicht-, Rede-, Tooneel- en Uitgalmkunst (II, Yperen, 1825). |
F.-A. Snellaert: Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België (Brussel, 1838). |
H.-A.-C. Spoelstra: De Invloed van de Duitsche Letterkunde op de Nederlandsche in de tweede helft van de 18e eeuw (H.J., Paris-Amsterdam, 1931). |
K. Stallaert: Losse Schriften, 1838-1855. Extracten uit dagbladen en tydschriften. 2 dln, 8o (Kon. Vl. Ac. bibliotheek). |
J. Stecher: Histoire de la littérature néerlandaise en Belgique (Bruxelles, 1886). |
P. Tack: De Herleving der Nederlandsche Letterkunde sedert 1830 in Vlaamsch België (Vlaamsch België sedert 1830, 4e deel, Gent, 1907). |
Hugo-P. Thieme: Essai sur l'histoire du vers français (Paris, Champion, 1916). |
J.-A. Alberdingk-Thym: zie onder Alberdingk. |
P.-P.-A. Thym: Spiegel der Nederlandsche Letteren (Leuven, 1870). |
Dr F.-A. Vercammen: Thym en Vlaanderen (‘De Spieghel’, 1932, Amsterdam). |
P. Vermeire: La question belge. La guerre des langues (Gand, 1860). |
Dr Aug. Vermeylen: Verzamelde opstellen, 1e bundel (Bussum, 1904). |
Dr Aug. Vermeylen: Vlaanderen door de eeuwen heen (1911, 5e deel). |
Dr Aug. Vermeylen: De Vlaamsche Letterkunde (p. 298 vlgg.). |
Dr Aug. Vermeylen: Les lettres néerlandaises en Belgique depuis 1830 (Bruxelles, 1907). |
Albert Verwey: Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche Dichtkunst, 1880-1900 (Amsterdam, 1905). |
E. Vliebergh: zie Hilda Ram. |
O. Wattez: La poésie néerlandaise contemporaine en Belgique (Tournai, 1893). (Reeds verschenen in ‘Le monde poétique’, 1885, p. 385-397, 460-471). |
J.-Fr. Willems: Proeve eener verzameling van de voornaamste regelen der Nederl. versificatie (1840, Turnhout). Voorwoord door J.-Fr. Willems (1e uitg., anoniem, 's Hertogenbosch, 1838). |
|
|