‘Nee, nee, vijfhonderd is prachtig. 't Is dat je eigenwijs wilt zijn, anders ... ik ben geen voorstander van weddenschappen en dit lijkt me meer dan genoeg.’
Hij is de voorzichtige, die nooit overdrijft.
‘En jij...’ wendt hij zich vervolgens tot Legras, die hem prompt in de rede valt met een lachend:
‘Dat weet je, ik doe er vijfhonderd bij, wanneer Wenkebach kans ziet langer dan een wéék...’
‘Ja, ja, dat staat opgeschreven. En ook de bestemming van die tweede vijfhonderd. Enfin,’ hij schudt wat afkeurend zijn hoofd, ‘jullie zullen je zin hebben. Ik voor mij... eh, ik geef je géén kans, geen van beiden. De middelen om een misdrijf te voorkomen zijn tegenwoordig zo veelvuldig en ... en zo geraffineerd, dat... Denk maar eens aan het moderne alarmsysteem en aan...’
Hij maakt als gewoonlijk zijn zinnen niet af.
‘Ook in mijn bedrijf is dat uitgesloten, ik bedoel inbreken en zo, maar ik kan me vergissen natuurlijk... zeker, ik kan me vergissen.’
Hij neemt zijn glas in de hand en gaat verder: ‘Wel, heren, het was een interessant debat en ik wens jullie van harte succes toe in je pogingen om...’
‘Santé,’ zegt Legras. ‘Ja, we moeten eens opstappen, er valt nog wat werk te doen, vanavond.’
‘En ik heb mijn verplichtingen thuis,’ vult meneer Wenkebach aan. ‘Vooral in deze tijd, zo vlak voor de overgang, is het beter niet van het ordelijke pad der regelmaat af te wijken.’ ‘Ach ja, dat is waar,’ herinnert Van Gelderen zich, ‘de vakanties zijn weer in zicht voor de jongelui. Denk je dat ze er komen?’
‘Ze’, dat zijn Eefje en Lex, haar broer, die officieel luistert naar de naam Alexander. Meneer Wenkebach glimlacht even.
‘Alexander zeker,’ zegt hij, ‘en Eefje...? Eef is een pechvogel en 'n béétje 'n avonturierster, zo jong als ze is. Die ziet kans zich alle mogelijke verwikkelingen op de hals te halen, maar ze beschikt over een gezond stel hersens. Nee, daar maak