Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters
(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
vergeten in de schok van krampende beheerstheid
wat in de takken van de jonge bomen
over ons te dromen hing,
vergeten op bevel
hoe we diamanten aan elkaar geslepen hebben
in een oeroud natuurgebaar.
en na het vreemde zijdelingse groeten
als laatste afweer voor elkaar,
met duizend armen afgewende tederheid
de ruimte groter maken
de cirkel van elkaars gebied
verleggen over straten
en één ademtocht lang
als een melaatse eenzaam staan
in de open etalage van de ochtendzon.
|
|