Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters
(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Interludiumduiven om torens tuimelen
wolken tegen bergen botsen
en zeemeeuwen
boven het strandzand
tegen de zon in crawlen
tot ik ons veilig opvouw
in onbewoonbare huisjes
binnen de singels
van mijn geboortestad.
| |
Toekomendmijn huid wreekt
zich al, mijn haren
gaan wuiven
straks verspreken de handen zich niet.
| |
[pagina 146]
| |
Opdrachtleggen wij armen
om elkaar heen
gedrieën
gevijven
geallen,
iedere hand vullen
ieder oog een oog geven
om een leven lang
levend
te leven.
*
|
|