Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Johannes O, men kan wonen in de dalen, eten, slapen, werken, en zien de oneindigheid van het sterven en men kan daarom huilen. Boven de zee kan men de zon zien opgaan, zien de oneindigheid der geboorte, wonen in deze lichte wetenschap en zijn lichaam toevertrouwen aan het geweld van de liefde, aan de lichte slaap van de liefste. En ook: men kan zich aan de aarde mededelen, een plant, een stervend dier en leven als een kind, maar anders. O, te zijn een doorlichte rivier, te zijn de langzame schemering van het gesteente. Al deze huizen ben ik, tastend als een blinde, voorbijgegaan. De zee heeft mij gezien. Vorige Volgende