Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Ergens in juli dat in 1957 ligt Ik huiver voor hen die zwerven zoals ik zelf heb gezworven want hun lichaam is haat ik huiver voor de mededeelzamen zoals ik zelf heb gesproken want hun tong is haat ik huiver voor hen die drinken zoals ik zelf heb gedronken want hun keel drinkt haat ik huiver voor hen die eten zoals ik zelf heb gegeten want hun mond is haat ik huiver voor hen die schrijven zoals ik zelf heb geschreven want in hun vingers huist haat ik huiver voor hen die vloeken en lachen die schreeuwen en in tranen uitbarsten die ademen zoals ik want in hun bloed tiert de haat de volle haat en niets dan de haat er is weinig over aan brood voor hen die ademen op deze wereld er is weinig geluk voor hen die beminnen op deze wereld er is weinig geloof voor hen die werken op deze wereld [pagina 52] [p. 52] er is weinig hoop voor hen die bidden op deze wereld er is weinig leven op deze wereld voor hen die leven (en eigenlijk is er veel te veel) laat ons daarom langzaam afdalen in de aarde die wij zijn en bloemen van woorden strooien over ons naakte lichaam, over onze naakte pijn. Vorige Volgende