Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Reizen de snelheid schuift het bezit van de morgen in het nu en toen een kalf met zwarte wangen springt mijn gebloemde blijdschap in de weiden knielen om te drinken de reis slingert zich van het lachen om mijn hart het huis van tante griet staat beduimeld door herinneringen aan de bocht met vroegte krijtwit op de bleek jonger kon ik er logeren en voor het slapen gaan bekeek ik het en legde het dan onder mijn kussen weg verder hangen de wegen slap tussen de middaghoogten en de bomen lopen op hun laatste benen traag door de bossen de draai gaat wijder om de bocht schaduwen schuilen achter het huis van tante griet tegen de reis van de zon nog later strooien vogels suiker op de avond als een moment zie ik het huis weer maar de nacht stopt het onder het kussen van dit lied Vorige Volgende