Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Psychiater Hij zit, geschedeld als een testpiloot, te wiegen op zijn schietstoel; niet te pellen het brein dat woekert in die okkernoot, fossiel gefronst uit weke fontanellen. De cockpit schemert naar een moederschoot vol vloeibaar hoornvlies van ontstolde schellen; de handschoen van een stem sopt korstig brood waar lymphen willoos uit het rotsbeen wellen: ‘Vóór het gesteente was woestijn moeras, vóór het gebeente waren pezen spieren: speling en spanning van melodisch ras. [pagina 37] [p. 37] Adem de ruimte van de oerborstkas als wij motorisch door de rijmmuur gieren naar God - een woordgolf van elastisch gas.’ Vorige Volgende