Een boecxken gemaket ende bescreven van suster Bertken die LVII iaren besloten heeft gheseten tot Utrecht in die buerkercke
(1955)–Suster Bertken van Utrecht– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Inleiding | |
1. De TekstIn 1924 bezorgde Dr Johanna Snellen een uitgave van de geschriften van Suster BertkenGa naar voetnoot1. Zij deed dit naar de edities van Jan Seversz., boekdrukker te LeidenGa naar voetnoot2. Het waren twee boekjes in klein 8o formaat: Een seer devoet boecxken van dye passie ons liefs heren jhesu christi... zonder jaar van uitgave en een Boeck tractierende van desen puncten... van 1518Ga naar voetnoot3. Wel was aan mejuffrouw Snellen bekend, dat ook de Preussische Staatsbibliothek te Berlijn een door Seversz. gedrukte uitgave van de Passie bezit, maar zij hield deze voor identiek met de haar bekende Leidse uitgave en onderzocht ze niet. Toen Dr Marie E. Kronenberg hiertoe in 1925 de gelegenheid vond, en dit Berlijnse exemplaar confronteerde met de uitgaven die in ons land berusten, constateerde zij dat het Berlijnse exemplaar stellig de eerste uitgave van het Boecxken van dye passie was en waarschijnlijk op 1516 moest worden gedateerdGa naar voetnoot4. Vooral de houtsnede van een voor het crucifix geknield nonnenfiguurtje, in zwart gewaad met witte kap, gaf kostbare aanwijzingen. Seversz. liet ze oorspronkelijk snijden voor de | |
[pagina 6]
| |
Legende van Katherina van der Seyn, misschien al vóór 1509 gedruktGa naar voetnoot1. Hij gebruikte dezelfde houtsnede doch met afsnijding van het rechter gedeelte, waar men Katherina geknield ziet liggen, bestookt door demonen, bij zijn uitgaven van Suster BertkenGa naar voetnoot2. Het te Berlijn bewaarde exemplaar vertoont hiervan een gaven afdruk, terwijl die op het titelblad van de Leidse en Haagse exemplaren verderen voortgang van verval vertonen. Dit geeft ons de zekerheid, dat de in Berlijn bewaarde uitgave van vroegere dagtekening is dan die wij in ons land bezaten, doch de inhoud stemt daarmee bijna volmaakt overeen. Hieruit volgt de conclusie dat Seversz. aan zijn uitgave van het Boeck tractierende ... van 1518 een herdruk heeft toegevoegd van het Boecxken van dye passie, dat hij reeds in 1516 had uitgegeven. Later kwam mej. Kronenberg een Antwerpsen druk van beide boekjes op het spoor, uitgave van Willem Vorsterman, vermoedelijk in 1520. Dit bleek haar een nadruk te zijn van Jan Seversz., met andere dialectvormen, kleine toevoeging van woorden om de bladzijde vol te maken en een copie van Seversz. verminkte houtsnede, en wel klaarblijkelijk naar die van den tweeden drukGa naar voetnoot3. Beide exemplaren, oorspronkelijk het eigendom van een non in het Maria-convent te Hoorn, berusten thans in de bibliotheek te Lincoln. Uit het feit dat Suster Bertken's geschriften ook in de Zuidelijke Nederlanden zijn gedrukt, blijkt dat zij ook daar een kring van lezers vond. Haar belangrijkste ontdekking deed mej. Kronenberg, nadat verschillende fragmenten van Bertken's geschriften haar bij tussenpozen waren toegezonden door den boekhandelaar- | |
[pagina 7]
| |
antikwaar Heinrich Eisemann te LondenGa naar voetnoot1. Hieruit ervoer zij, dat Jan Berntsz., sinds 1514 te Utrecht werkzaam, de oorspronkelijke uitgever is geweest van Bertken's beide boekjes. Van het Boecxken van die passie heeft hij twee uitgaven bezorgd; van de eerste uitgave bleef een onvolledig exemplaar bewaard, van het tweede een volledig. Het drukkersadres van het Boecxken van die passie I, het onvolledig bewaarde, luidt: ‘Gheprint tot Vtricht by den Ganssemart achter dat gheuanghen vleyschuysGa naar voetnoot2. Bi mi Jan Berntsz’Ga naar voetnoot3. Het colophon van het Boecxken van die passie II, het komplete exemplaar, luidt: ‘Gheprint tot Vtricht by den gansse mart in die corte minrebroeders strate bi mi Jan Berntson op sint Agneten auont’Ga naar voetnoot4. D. i. op 20 Januari. Het fragment van I omvat de laatste acht bladzijden van den tekst, d.w.z. zeven bladzijden druk en op de achtste bladzijde de houtsnede van de non die voor het crucifix ligt geknield, hier aan boven- en benedenkant met een los aangevoegde randversiering. Ook Berntsz. heeft deze houtsnede van Seversz. nagevolgd, maar het crucifix is hierbij vergroofd en het fijne vrouwenfiguurtje veranderd in een stijve pop. Vorsterman's copie was beter geslaagdGa naar voetnoot5. Het fragment vangt aan bij de woorden: ‘minnen daer ic minen scepper ende goedertyeren verlosser mach aenscouwen’, in de devote oefening der kruisafneming. De zetter van II hield zich aan den tekst, maar veranderde de spelling. De beide boekjes van de passie vermelden geen jaartal, maar zijn blijkbaar gelijktijdig verschenen met het Boeck tracterende van desen puncten, dat tot colophon heeft: ‘Gheprint tot Vtricht by den Gansse mart achter dat ghevanghen vleyschuys Bi mi Jan Berntsz Op sint Johannes paptysten auont Anno MCCCCC | |
[pagina 8]
| |
ende XVIGa naar voetnoot1. D.i. op 23 Juni. Sedert 20 Februari woonde Jan Berntsz. ‘op den hoeck van die Saelstraet’Ga naar voetnoot2. Het lag ook wel voor de hand, dat de geestelijke nalatenschap van Suster Bertken, die te Utrecht hoog werd vereerd, aldaar, waar Jan Berntsz. woonde en werkte, en niet te Leiden, voor het eerst zou zijn gedrukt. Een grondige vergelijking van de bewaarde gedeelten met de overeenkomstige passages in de uitgaven van Jan Seversz. van 1518 heeft mej. Kronenberg nog in deze opvatting versterkt: op vele plaatsen vond zij lichte afwijkingen. Hierbij trof het haar van hoeveel begrip en fijn inzicht de veranderingen en correcties getuigen, eertijds door Johanna Snellen voorgeslagen en nu herhaaldelijk door de thans gevonden uitgaven bevestigd. Ook zijn door Seversz. op verschillende plaatsen ondertitels ingelast, die bij Berntsz. geheel of gedeeltelijk ontbreken of wel afwijken. Bovendien is er verschil in de keuze der houtsneden, waarvan iedere drukker destijds een aantal voor verschillende onderwerpen bezat. Twee van deze, de graflegging en de geknielde non, zijn tweemaal in de verschillende uitgaven van Berntsz. en Seversz. gebruikt. Negen ervan, Gethsemane, aanbidding in de stal, Judaskus, Pilatus, Jezus gekroond, Jezus gespijkerd op het kruis, kruisafneming en graflegging, vallen geheel binnen het kader van de overbekende toenmalige devote boekjes. Jezus met de doornenkroon is ook te vinden in de Geestelycke Boomgaert der vruchten, in 1521 bij Jan Berntsz. te Utrecht verschenen. De houtsnede van de twee engelen met het Utrechtse wapen had Berntsz. reeds gebruikt in zijn uitgave van de Epistolae van Hieronymus en die van St Maarten met den bedelaar in zijn uitgave van Vita S. Martini door Severus Sulpitius, beide in 1514 verschenen. Het blok was toen nog in beteren toestand. Van de houtsnede met voorstelling van een tere vrouwenfiguur, die knielt voor een gekroonden vorst, moet Berntsz. het oor- | |
[pagina 9]
| |
spronkelijke blok hebben bezeten, vrijwel nog even gaaf als toen het in 1480 werd gebruikt door den Utrechtsen drukker G t (G L?), toen deze uitgaf Otto van Passau, Boeck des gulden throens. Van Duitsen oorsprong is waarschijnlijk de houtsnee in het Boeck tracterende van een groot, grof Jezuskind met de wereldbol, bij wie men rechts van de benen een monogram ziet, blijkbaar een H met een S in spiegelbeeld erdoor, en links hiervan een schoffeltje, het monogram van den Duitsen tekenaar en graveur Hans Leonhard Schäufelin of Scheufelin. Duitse voorbeelden, met name van Dürer, heeft Berntsz. meer nagevolgd, doch van toenmalige Utrechtse houtsnijders zijn ons weinig namen overgeleverd. Evenmin kennen we dien van den bekwamen artiest die de waardevolle houtsnede van het fijne voor het kruishout geknielde vrouwenfiguurtje, bij later gebruik zo vergroofd, vervaardigdeGa naar voetnoot1.
Aan den speurzin en de onverpoosde toewijding van mejuffrouw Kronenberg is te danken, dat thans een uitgave van Bertken's geschriften naar den eersten druk het licht kan zien. Groten dank ben ik voor mijn arbeid verschuldigd aan den heer G.A. Evers, oud-conservator van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, die mij o.a. den weg wees naar de literatuur over deze uitgaven. Niet minder aan den heer P.N. Dezaire te Eindhoven, aan wiens artikel ‘Suster Bertken, een mystieke dichteres’Ga naar voetnoot2, ik veel mocht ontlenen, en die mij ook verder door schriftelijke mededelingen welwillend terzijde stond. Evenzo aan den architect Th. Haakma Wagenaar te Utrecht, wiens in 1936 te Utrecht verschenen werk, De bouwgeschiedenis van de Buurkerk te Utrecht, mij van veel dienst was, en die voor deze uitgave een nieuw grondplan van de Buurkerk tekende, waarop de vermoedelijke plaats van Bertken's kluis staat aangegeven. | |
[pagina 10]
| |
Ook aan Dr E.J. Haslinghuis te 's-Gravenhage, die mij op de literatuur over enige Nederlandse kluizen wees. Aan de overzetting van Prof. Dr L.C. Michels, Zuster Bertkens tractaat van de Kerstnacht, Tilburg, 1954, heb ik voor sommige plaatsen een verklarend inzicht te danken. Aan de Koninklijke bibliotheek te 's-Gravenhage ben ik bijzonder verplicht doordat zij de kostbare boekjes, thans haar eigendom, welwillend uitleende aan de Utrechtse Universiteitsbibliotheek en daardoor mijn arbeid vergemakkelijkte. Tenslotte aan het personeel van het Gemeente-archief en de Universiteitsbibliotheek te Utrecht voor veel hulpbetoon.
Bij de uitgave is de tekst der eerste uitgave gevolgd. Ook de zetwijze, behalve in die der liederen, waarvan de strofen in de oorspronkelijke uitgave zonder scheiding zijn afgedrukt. Afkortingen zijn opgelost en leestekens aangebracht, waar dit voor den lezer wenselijk scheen. De gothische u is voorzover nodig als v gedrukt en de v als u. Daar de rubricering in beide boekjes niet door den drukker maar door een latere hand werd aangebracht, is zij in deze uitgave niet weergegeven. Drukfouten van den tekst zijn boven de voetnoten vermeld. |
|