Waterton had een onverwoestbaar vertrouwen in zijn constitutie. En terecht, op zevenenzeventigjarige leeftijd krabde hij zich nog met de teen van zijn rechtervoet op het achterhoofd, een beweging die de meeste stervelingen slechts in hun baby- en vroege kleuterjaren kunnen maken.
De atletische staaltjes die de Squire op zeer late leeftijd nog verrichtte vormen een onuitputtelijke bron van anekdotes. Toen hij negenenzeventig was sprong de Squire - na een aanloop van vijftien yards - over een afrastering van zes inches. Op latere leeftijd stelde de Squire zijn park open voor het publiek zodat velen getuige konden zijn van zijn prestaties. Mrs. Byrne, een van de weinige vrouwelijke bezoekers die op Walton Hall werden toegelaten, schrijft over de ruim tachtigjarige Waterton: ‘Ik heb hem doorweekt in zijn werkkamer binnen zien komen. Hij hield zijn natte kleren tijdens het eten aan, pakte een driepoot en ging voor het grote haardvuur zitten, bijna onzichtbaar in een wolk van stoom, die de hitte uit zijn natte kleren te voorschijn bracht. Meer dan eens heb ik hem water dat per ongeluk op de vloer was terechtgekomen, of regen die door een slecht gesloten raam naar binnen was gekomen met zijn sokkevoet zien opdweilen, waarna hij zijn pantoffel weer aantrok.’
Ook verraste hij Mrs. Byrne door tijdens een wandeling met haar, terwijl zij even niet naar hem keek, in een boom te klimmen en vanuit dat hoge standpunt zijn gesprek met haar voort te zetten. Even verbaasd moet Hobson geweest zijn toen hij tijdens een van zijn bezoeken plotseling van onder een tafel in zijn been gebeten werd, niet door een bruine langharige hond, maar door de Squire zelf, die glimlachend en grommend onder de tafel te voorschijn kwam. Misschien dat dit de goede Hobson wat teveel werd? In ieder geval verdween hij kort daarna uit het leven van de Squire. Zijn tachtigste verjaardag vierde de Squire met een bezoek aan een orang oetang in de Londense Zoo. In de kooi natuurlijk. ‘Niets trof mij meer dan de ongewone zachtheid van zijn handen. Die van een dame hadden niet fijner kunnen zijn. Hij nam mij bij de pols en bekeek de aderen, terwijl ik zelf vol bewondering zijn vooruitstekende enorme bek bekeek.
Hij liet mij zeer gewillig toe die te bekijken en op die wijze