27 juni
Wat rondgelopen door de stad. Naar de National Portrait Gallery geweest waar een portret van Waterton, geschilderd door Charles Wilson Peale, hangt. Een opgezet roodborstje op zijn linkerhand houdend, voor zich een boek waarop een opgezette kattekop je aanstaart kijkt hij verkouden voor zich uit. Het is duidelijk te zien dat hij het altijd koud had. Erg intelligent ziet hij er niet uit met zijn waterige oogjes en korte haar. De oren zijn minder groot dan ik verwacht had.
Ik heb een reproduktie van het portret gekocht. Het museum was donker en vochtig. Overal tochtte het. De toegang was vrij, maar in het toilet (een enorme betegelde ruimte) zat een zwart oud vrouwtje aan een keukentafel te breien, een schoteltje met wat kleingeld erop voor zich. Eén zaal hing vol met schilderijen over treinen. Naast de ingang was een bordje bevestigd: W.J. Bingham: ‘Trains’. De schilderijen hadden titels als: ‘First train entering Birmingham.’ ‘The gay station,’ een schilderij waarop vrouwen met strohoeden op en hoepelende kinderen, allen met dezelfde gelaatsuitdrukking (de enige waarover Binghams palet beschikte, een soort vage glimlach ontleend aan een kopie van een Grieks beeld). De vrouwen en de kinderen wuifden naar een ouderwetse stoomtrein die drie wagons trok waaruit mannen en vrouwen, weer met die onuitstaanbare vage glimlach op hun gezichten, zich naar buiten bogen en terugwuifden. Op alle schilderijen trof ik die glimlach aan, zelfs op de bek van een hond die half achter een vuilnisbak zijn poot lichtte boven de signatuur van de kunstenaar.