hardgekookte eieren, een gezicht dat mij met enige weerzin vervulde, aangezien ik zelf 's morgens niet meer dan een beschuit en een kopje thee gebruik. Hij vroeg me in de gang of ik Bryan Miller vandaag even wilde opzoeken. Zelf moest hij naar Londen om een paar oude journaals op te zoeken die hij misschien voor de film nodig had.
Ik trof Bryan in de lounge van zijn hotel. Omdat het buiten regende bleven we daar de hele middag zitten. Bryan zag er, nu in een lichtblauw maatpak gestoken, geheel volgens de regels als een filmster uit. Vrouwen keken om, Bryan keek terug. Hij luisterde meestal niet naar wat ik zei. Er vielen nogal wat gaten, stiltes in ons gesprek, maar dat scheen hem niet in het minst te deren. Hij leunde achterover in de behagelijke clubfauteuil, kneep zijn ogen half dicht en leek het best naar zijn zin te hebben. Boven zijn hoofd hing een portret van de heer C. Oudekieker. Dat stond eronder tenminste, in kleine zwarte letters. De heer Oudekieker keek peinzend voor zich uit. Links naast zijn betrouwbare kalende hoofd was een halve ellips van een in een donkere lijst gevatte spiegel zichtbaar waarin een magere hand een penseel vasthield. Ik kon vanaf de plaats waar ik zat de signatuur van de schilder rechts onder - als die zich daar inderdaad bevond - niet lezen. De barkeeper schakelde zijn bandrecorder met zachte ritmische pianoklanken in (Charley Kunz, Semprini, zoiets).
Ik vroeg Bryan wat hij van Ted vond. Hij was veranderd volgens Bryan. ‘Ja, hij is veranderd sinds ik The Stitches met hem maakte. Hij is verbetener, fanatieker lijkt wel. The Stitches was een film over iets. Pity Me ook trouwens, al heb ik daar niet in gespeeld, maar deze film wordt anders geloof ik, omdat Ted zelf anders is geworden. Hij doet er erg geheimzinnig over.’
Ik vertelde hem over het verhaal van Bestwood en vroeg of hij het gelezen had. Dat had hij niet. Hij schreef de titel en de auteur in zijn zakboekje op.