Heimwee naar de daad. Ter Braaks opvattingen over leven en literatuur in ontwikkeling, 1923-1926
(2006)–Frank Berndsen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Voorwoord.De visies die Menno ter Braak erop nahield tussen 1923 en 1927 zijn onderwerp van de zes hoofdstukken die volgen. Speciaal gaat de aandacht uit naar Ter Braaks wereldbeeld en zijn opvattingen over het scheppen van en het communiceren via kunstwerken en - ruimer - vormen. Dat er goede redenen zijn om de beginperiode van Ter Braak, en de ontwikkelingen daarbinnen, in ogenschouw te nemen, maakt het eerste hoofdstuk direct duidelijk. Veelal baseert men zich voor een schets van die beginperiode nogal sterk op het opstel ‘Over Adwaita’ dat in 1925 verscheen en in 1931 herdrukt werd onder de titel ‘Dat ben jij’. Hierbij wordt doorgaans uitgegaan van de tweede en niet van de eerste versie, terwijl de tweede versie op een aantal niet-ondergeschikte punten blijkt af te wijken van de eerste. De ontwikkeling die zich tussen 1925 en 1931 in het denken van Ter Braak voordoet, blijft zo voor een deel buiten beeld.Ga naar eind1 Heel globaal bezien blijkt de ontwikkeling die Menno ter Braak in deze beginperiode doormaakt enerzijds een verschuiving in te houden naar een pessimistischer wereldbeeld en anderzijds - en verbonden met het eerste - een verschuiving naar een pessimistische visie op de mogelijkheid via kunstwerken en, meer in het algemeen: vormen, te communiceren. Ter Braak gaat van start bij optimistische visies, visies ook die in zijn tijd vrij algemeen werden onderschreven. Zijn ontwikkeling in deze beginperiode is er dus ook een naar meer eigen, persoonlijker denken.
Op dit moment staat binnen de vakbeoefening de contextuele benadering in het centrum van de aandacht. Niet dat de tekstuele benadering - filologie en tekstinterpretatie - van het toneel verdwenen is, maar ze staat de laatste jaren minder in de schijnwerpers. In de hoofdstukken die volgen, met name in Hoofdstuk 2 over de crisis die Menno ter Braak in 1925 en 1926 doormaakte, komt de context een aantal malen ter sprake, maar voor het overgrote deel is de benadering tekstueel. Teksten van Ter Braak uit de periode 1923-1927 worden, op nogal indringende wijze, geïnterpreteerd. Indringend, want er wordt onder meer uitvoerig ingegaan op tegenstrijdigheden en verschuivingen die zich binnen de teksten voordoen. Een zo gedetailleerde interpretatie bevordert de leesbaarheid niet werkelijk, zeker niet wanneer de hoofdstukken die volgen vergeleken worden met bijvoorbeeld artikelen of hoofdstukken waarin een grote cultuurhistorische greep wordt gedaan tegen de achtergrond van het nodige tekstmateriaal. Maar het loont om in detail naar Ter Braaks teksten uit zijn beginperiode te kijken: zichtbaar wordt hoe Ter Braak al denkend en schrijvend aan het werk is, hoe hij onderwerpen herneemt, hoe hij vastloopt en weer openingen schept. In de zes hoofdstukken zullen een aantal formuleringen tot vervelens toe worden gebezigd. Het betreft ‘beweging ergens vandaan’ plus ‘weer-beweging’ en ‘beweging ergens naartoe’ en ‘heen-beweging’. Met deze uitdrukkingen worden redelijk neutraal zowel aspecten van Menno ter Braaks opvattingen beschreven als ook van wijzen waarop hij handelt en zich gedraagt. Een verdere interpretatie van wat met deze uitdrukkingen | |
[pagina 8]
| |
wordt beschreven, wordt uitgesteld tot de slotbeschouwing. Daar zullen deze bewegingen, die door Ter Braak op een eigen, karakteristieke wijze worden gemaakt, psychologisch worden geïnterpreteerd. Eerst na zes hoofdstukken lijkt er voldoende materiaal te zijn om zo'n nadere interpretatie te beproeven. De verschillende hoofdstukken zijn overigens zo geschreven, dat ze zich ook los van hetgeen eraan vooraf gaat en erop volgt redelijk gemakkelijk laten lezen.
Wat volgt had ten dele niet geschreven kunnen worden zonder Menno ter Braak 1902-1940; I. Want alle verlies is winst (2000), het eerste deel van Léon Hanssens Ter Braak-biografie. Hanssen heeft een zee aan gegevens weten toe te voegen aan wat al bekend was, zeker ook met betrekking tot de beginperiode van Ter Braak. In de hoofdstukken die volgen wordt voor een groot deel zonder meer gebruik gemaakt van historische gegevens die Hanssen presenteert. Met de tekstinterpretaties door Hanssen is het anders gesteld. In wat volgt zal, met name in noten, bij herhaling blijken dat zijn interpretaties van (delen van) teksten van Ter Braak herziening behoeven. Hiermee wordt fraai duidelijk dat en hoe een contextuele benadering de tekstuele benadering als complement, dan wel zelfs als basis, benodigt. Dat het Hanssen ontbrak aan voldoende tekstuele voorstudies zal hier vermoedelijk geen betoog behoeven.Ga naar eind2
Veel dank aan Carina Santing. Zij schreef een doorwrochte Masterscriptie over een deel van de teksten die hier worden besproken en voorzag eerdere versies van de hoofdstukken van commentaar. Dank wederom aan Els van Rijssel. | |
[pagina 11]
| |
De tijd laat zich niet comprimeeren. Groote gevoelens en groote vertwijfelingen vragen een organische ontwikkeling. Vooruit dan maar! Dit wordt een pijnlijk en haast onoverkomelijk momet voor mij: het geremde gemoed prijs geven aan een onnozel stuk lijntjespapier. De gedachten zijn soms zo klaar en helder in het hoofd en de gevoelens zo diep, maar opschrijven, dat wil nog niet. |
|