Pieter Bernagie. (1656-1699)
Het lot is de Nederlandse literatuur-historici wel heel slecht gestemd wat de bestudering van het leven van Pieter Bernagie betreft. Dat over de grote figuren uit de zeventiende eeuw als Vondel en Hooft talrijke gegevens ter beschikking staan, juicht iedereen toe; dat over onbelangrijke figuren een nauwkeurige biografie en bibliografie geschreven wordt, interesseert alleen de geleerde; dat echter over middelmatige - en in sommige gevallen over meer dan middelmatige - dichters en schrijvers uit die op vele terreinen belangrijke eeuw zo goed als niets of uiterst weinig te vinden is, vormt voor de literatuur-minnaar een teleurstelling. En tot de groep van meer dan middelmatige schrijvers die in een dergelijke situatie verkeren, behoort Pieter Bernagie: slechts weinig is bekend van zijn handel en wandel tussen de dag van zijn doop, 2 Juli 1656 te Breda, en de dag van zijn dood, 28 November 1699 te Amsterdam.
Zeker is dat hij medicijnen heeft gestudeerd - aan welke universiteit is niet bekend - en dat hij in 1676 is gepromoveerd. Hij vestigde zich als arts te Amsterdam, schreef enkele medische werkjes, kreeg in 1689 verlof om ‘chirurgicale lessen’ te geven aan een inrichting van het chirurgijnsgilde en werd in 1692 professor aan het Athenaeum, hoogstwaarschijnlijk in de anatomie. Daarbij kwam in 1698 de betrekking van armendokter, officieel ‘ordinaris stadt-doctor’. Voegt men aan deze data nog toe de data van zijn eerste en zijn tweede huwelijk en van de geboorte van zijn kinderen, dan is hiermee nagenoeg alles gegeven wat van het éne leven van Dr. Pieter Bernagie bekend is.
De gestalte die door het ándere leven wordt opgeroepen - het leven nl. van de toneel-liefhebber -, komt uit het historisch woelen en krioelen van de zeventiende eeuw eveneens slechts wazig naar voren, al moet geschreven worden dat de inhoud van zijn toneelstukken enkele vormen scherper omlijnt.