van wetenschappelijke tradities zich het best op dat vlak verklaren, ook het feit dat wetenschap niet alleen afhankelijk is van enkele grote onderzoekers komt zo het meest tot zijn recht. Het biografische aspect is echter niet verwaarloosd: de hoofdstukken zijn doorschoten met korte levensschetsen van de meer bekende onderzoekers. Bovendien kan de behandeling van de institutionele ontwikkelingen geen aanspraak maken op enige volledigheid. Zo ergens, dan wreekt zich hier wel het gebrek aan voorstudies.
In Nederland is geen enkel instituut zo belangrijk geweest als de universiteit. Anders dan bij voorbeeld in Frankrijk of Engeland, waar al vroeg wetenschappelijke genootschappen tot ontwikkeling kwamen en het patronagesysteem grootse vormen kon aannemen, werd in het politiek versnipperde, republikeinse Nederland de ruggegraat van de wetenschap gevormd door de universiteit. Wetenschapsgeschiedenis is hier te lande daarom in niet onaanzienlijke mate universiteitsgeschiedenis.
Over de nadere afbakening van het onderwerp moeten nog drie opmerkingen gemaakt worden. Ten eerste: het begrip natuurwetenschap is breed opgevat en omvat zowel wiskunde en techniek als sommige basisvakken van de geneeskunde. Niet alle disciplines zijn echter steeds in de beschrijving betrokken; wat namelijk als natuurwetenschap wordt gezien kan per tijdvak verschillen. In de zestiende eeuw hoorden de wiskunde en de techniek er zonder meer bij, in de negentiende eeuw was dit niet meer het geval. Vakken als de anatomie en de fysiologie van het menselijk lichaam worden tegenwoordig niet meer tot de natuurwetenschappen gerekend, maar tot in de achttiende eeuw was dit wel het geval. Het zal evenwel altijd een punt van discussie blijven waar en wanneer een bepaalde grens getrokken moet worden.
Ten tweede: het onderwerp is uitdrukkelijk de natuurwetenschap in Nederland (en de voormalige overzeese gebiedsdelen), of het onderzoek nu gedaan is door Nederlanders of niet. De Fransman Descartes en de Zweed Linnaeus hebben daarom wel hun plaats gevonden, een in Nederland geboren onderzoeker als Ingenhousz niet.
Ten derde: gekozen is voor een afbakening in de tijd die scherper lijkt dan zij in werkelijkheid is. Het begin valt ongeveer samen met het ontstaan van een zelfstandig Noordnederlands staatsverband, het einde ligt rond de tweede wereldoorlog omdat de natuurwetenschap na die tijd te dichtbij ligt om een zekere beeldvorming mogelijk te maken.
Een laatste opmerking over de opzet van het boek betreft de illustraties. Getracht is daarvan meer te maken dan wat plaatjes bij een praatje. Zoveel mogelijk zijn die afbeeldingen gekozen die een bepaald inhoudelijk punt