vallen weer, maar liepen ook parallel met de algemenere tendensen in de wetenschapsgeschiedenis. Acht van deze artikelen zijn hier, meestal ingrijpend bewerkt, bijeengebracht en aangevuld met drie nog niet eerder verschenen opstellen. Met elkaar dienen ze niet alleen als aanvulling, gedeeltelijke vervanging of correctie van In het voetspoor, bedacht ik me, maar ze laten ook meer in het algemeen zien waar de wetenschapsgeschiedenis tegenwoordig mee bezig is.
Van die lijnen wil ik er twee noemen. In de eerste plaats is wetenschap niet meer alleen wat onderzoekers denken, maar ook en vooral wat ze doen. Niet alleen de formules op het bord of de theorieën in het boek, maar ook de strategieën om een feit erkend te krijgen of een argument buiten de orde te verklaren. Er is ook een groeiende aandacht voor wat in het algemeen de ‘wetenschappelijke cultuur’ heet. In welke context doen onderzoekers hun werk, wie steunt hen daarbij, hoe vinden hun denkbeelden hun weg naar een breder publiek, hoe komt het dat de steun voor de wetenschap soms kwijnt, soms groeit en soms zelfs geëxalteerde vormen aanneemt? Al deze ‘praktijken’ binnen en buiten de wetenschap staan nu meer in de belangstelling dan tien of vijftien jaar geleden. Wetenschapsgeschiedenis is nu de geschiedenis van de wetenschappelijke cultuur.
In de tweede plaats is het beeld van het specifieke karakter van de wetenschapsbeoefening in Nederland veranderd. In het voetspoor bevatte op dat punt niet meer dan wat suggesties - die vlijtig door de recensenten werden opgepikt, dat wel - over bijvoorbeeld het onfilosofische, praktische karakter van de Nederlandse wetenschap. Er is, zie ik nu, wel wat meer over te zeggen. In de Nederlandse wetenschapsgeschiedenis speelt de notie van ‘het boek der natuur’ een opvallend grote rol. Niet altijd in een religieus getinte vorm zoals bij Jan Swammerdam, maar ook in een geseculariseerde vorm zoals bij Eli Heimans. Dit idee is niet strijdig met andere opvattingen over het eigene van de Nederlandse natuurwetenschap. Het geeft er eerder een zekere verdieping aan, geeft een positieve draai aan wat vaak alleen maar als een gemis wordt geformuleerd: een gemis aan filosofische diepgang of metafysische durf. Ik zal niet beweren dat alles wat in de Nederlandse geschiedenis aan natuurwetenschap is gedaan met het boek der natuur in verband staat, maar het is een intrigerend thema dat meer aandacht verdient.
Woorden van dank heb ik vele en ik spreek ze graag uit. Allereerst aan Ton Brandenbarg, Jan van der Waals, Paul Wouters en anderen die me soms van mijn zelfgekozen paden weg wisten weg te lokken om over