Kronijkje der stad Roermond beginnende met de komst van Keizer Joseph II en eindigende met de troonsbeklimming van Leopold I, Koning der Belgen (1781-1831)
(1865)–Sebastiaan van Beringen– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |||||||||||||
Kronijk der stad Roermond.1773. In den jare 1773 zijn geseculariseerd de Eerw. paters van de Societeit Jesus gecleedt met lange zwarte habijten, eenen langen zwarten mantel met eenen staenden kraeg. Zy woonden in de JesuietenstraetGa naar voetnoot(1). 1781. Arriveerde in Roermond den Keizer Joseph II en vertrok nog dienzelfden dag naar de vrije rijksstadt Acken. Hy heeft gelogeerd in de Hotel van den Keyser, onder den naem van graef van Falkensteyn. 1782-1784, is de suppressie geschied van de naervolgende cloostersGa naar voetnoot(2).
| |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
1785 den 15 Augustus vierde men het vyftigjarig Jubilé van onze L. Vrouw in het Zand en hetzelve heeft geduurd tot den feestdag van de Geboorte, ingesloten de Octave. De geheele stadt en de Capelderweg waren beplant met lofdichten, arcken en boomtjes, en ieder godvreezende ziel heeft zich verblyd op dit feest; den toeloop van menschen is zoo groot geweest, dat deselve niet hebben geherbergt konnen worden. 1786, is het clooster of adelijke propsdye van den H. Gerlacus te Houthem alhier binnen gecomen. De jonkvrouwen hebben hare woonplaats genomen in het voorheen gewezene Cartuysers-cloosterGa naar voetnoot(2). 1789 is begonst de Brabantsche revolutie. 1790, den 1ste January, werden de Keyzerlyke adelaeren afgedaen en de Geldersche wapens in de plaetse gesteld. 1790, den 13 January, quamen de Brabantsche patriotten binnen onze stadt. Terstond werden de broederschappen en processiën hersteld, die door Keyzer Joseph II in het jaer 1784 waren te niet gedaen. 1790, den 18 Juny, sloeg den blixem in den tooren der Cathedrale kerck onder de voeten van het beeld van den H. Christoffel, niet sonder groote schade. Men heeft in den selven jaere dat laeten herstellen en vermits het verguldsel van het beeld, door ouder- | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
dom vergaen was, soo hebben de deekens of zoogenoemde thienmannen eene collecte gedaen, voor het nieuw vergulden van het beeld. En alsoo door den yver der thienmannen en raedsheeren die uytmaekten de regering, wie mede door de goedhertigheyt van de borgers, is hetzelve beeld door den borger Antonius Burghoff, van Roermond, verguld geworden. 1790, den 20 February, is gestorven keyzer Joseph II. 1790, den 6 December, werden de Brabantsche patriotten ontwapend door eene menigte van borgers onder de aanvoering van den Heer Baron van Bylandt. 1792, den 13 September, viel een verschrikkelyk vier uit de locht hier in de stad en rondom dezelve; jae om desen tyd heeft men gesien een doodshoofd met een zwaard en eene roede naer de kanten van het dorp Neer. Ik laet aen ieders oordeel over van te denken wat dit beteekend. Maer wat my aengaet segge, dat men in vroegere tyden meer diergelyke teekens gezien en gehad heeft, waarnaer groote gevolgen en droeve voorvallen gevolgd zyn, zoo als van oorlogen, beroertens in den lande, diere tyden en smettelyke ziektens; en nu de gepasseerde jaeren eens met de nog komende samenvoegende soo als ik sal komen te verhaelen, soo dunkt my, dat die teekens voorboden zyn geweest der volgende rampen. 1792, den 1 Meert, sterft den sachtmoedigen en mildadigen Keyser Leopold II. 1792, den 10 December verlieten de Keyserlycke troeppen onse stadt, in het aenbreeken van den dag, naer alvorens 's avonds de genoemde roode Brug, in brand gestoken en andere beletsels gesteld te hebben, om den spoedigen inval der Franschen te beletten. | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
1792, den 11 December, komen de Franschen binnen de stadt. 1793, den 21 January, werd de Koning van Vrankryck, Ludovicus XVI, onthoofd. 1793, den 4 Meert worden de Franschen geattaqueerd tot Swalmen, maar de Pruyssen syn genoodsaekt geweest van te retireren. De 4 dito, op denzelfden dag syn de Franschen geattaqueerd geweest omtrent Meerhem, eene halve uur van de stad, soo dat de Franschen genoodsaekt syn geweest van te retireren, de roode brug af te breken en sich te begeven naer de stad, ende dezelve nagt de stad te verlaeten. De Keyserlyken syn vervolgens binnen gekomen den 5 's morgens, met verlies van bynae geen volk van wedersyds. Dry achtervolgende dagen heeft de stad sware inkwarteringen gehad van de Keyserlyken, die met duysenden de Franschen vervolgenden; soo dat te bemerken is, dat één middelmatige burger heeft in quartier gehad en te eeten moeten geven aen 30 tot 40 jae tot 50 man. 1793, den 17 April is gestorven de Hoog Weerdige Heer Philippus-Damianus marckgrave van Hoensbroek, onsen dierbaren bisschop van Roermonde. 1793, den 16 October is de weduwe van Koning Ludovicus XVI, in de dood van het schavot haren man opgevolgd. 1794, den 2 Juny syn wederom hersteld in haer zelve clooster de Carmelitessen, uyt hetwelk sy uytgeset waren geweest ten tyde van Joseph II, soo als voorheen gezegd is. Noteert hier tot lof deser Religieusen, hoe sy haer order en regel hebben bemind. Naerdat sy waeren gesupprimeerd, hebben sy sich, sonder iemand te sien, in een gesloten | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
rytuygh laeten ryden naer een clooster in Vrankryck, in hetwelk sy gebleven syn, tot dat sy door de Revolutie van Vrankryck daeruyt zyn geset geworden, en alsoo wederom sig hebben begeeven naer Brabant, van waer sy, alhier binnen onse stad syn terug gekomen, met groot genoegen van de geheele stad, en met eene illuminatie, door de nabuyren 's avonds aldaer verwelkomt. Maer eilaes! haer verblyf in hun clooster alhier was van corten duur. Sy werden weder genoodsaekt van hetselve te ruymen voor de Keyserlycke trouppen, die voor de franschen moesten vlugten, soo dat haer eene woonplaets is verleent door de Juffrouwen van de Abdy Munster op haere abdy; en ook door de abdy syn deselve (vyf in getal) onderhouden geworden, tot dat eyndelyk die van de abdy van het Munster, soo als ik verder sal verhaelen, door de Franschen syn uyt haer clooster geset, en alsoo eenige maenden in een borger-huys op den marckt van de almoesen hebben geleefd, tot dat sy eyndelyk, by gebrek aen levensmiddelen syn genoodsaekt geweest sig te scheyden. 1794, den 5 July werd de kerk der Minderbroeders en den 7 dito, die van de Religieusen UrselinenGa naar voetnoot(1) vol Keyzerlyke gebilleteerden gelegd en dit duerde tot den 12 van deszelfs maend. En vermits de Franschen almeerder avanceerden, soo sagh men binnen onse stad eene menigte vlugtelingen uyt Franckryk en Brabant, soo geestelyken, ordespersonen van beyde geslachten, als wereldlycken getrouwd en ongetrouwd. | |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
1794. In denselfden maend July quam een order, dat alle Franschen gevluchten, priesters of religieusen sich moesten retireren buyten de stad. 1794. Naer eene naerdere aenkomst der Franschen, vluchte onse Abdye van het Munster, welkers kerke sedert bediend is geworden, tot de wederkomst der Juffrouwen, door wereldlyke priesters. 1794, den 26 September vlugten de Joffvrouwen van St. Gerlacus, uit haer clooster der Cartuysers, in welkers kerke, tot haere wederkomst geenen godsdienst gedaen is. 1794, den 27 September, vlugte het Cathedrale kapittel der Domkerk. 1794, den 3 October verlieten de Keyzerlycken 's nachts, stillekens de stad. Men heeft in den tyd van dit jaer groote zwaere siektens gehad. 1794, den 4 October, synde feestdag van den H. Franciscus, syn eenige Fransche husaren binnen onse stad gekomen, die aen eenige Heeren, die hun in het gemoet kwamen eenige croonen, jae selfs hunne horlogiën vraegden, en uyt vreese deze ook van deselve hebben ontfangen. 1794, den 18 October, werden door de Franschen teruggeroepen al de vlugtelingen uyt Nederland. 1794, in den maend October, werd het bisschoppelyk hofGa naar voetnoot(1) tot een fransch militaire hospitael aengelegd, tot groote droefheid der inwoners. Alles werd van binnen soo uitgebroken, dat het meerder scheen te wesen eene groote vlakke schuur (vermits de voornaemste onderslagen werden uytgeworpen) dan een bisschoppelyk paleys. Insgelykx ook de cancellaryGa naar voetnoot(2) | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
gelegen naest hetselve hof, is op deselve manier ingeregt, afgebroken en vermaekt tot hospitael. Den 30 deszelfs maends werd den autaer uit de capel van het bisschoppelyk hof afgeworpen. Binnen denselven heeft sig bevonden eene kist met H. reliquiën of sanctuaria, die men terstont naer de cathedrale kerk heeft overgebragt. 1794, den 31 kwamen onse gevlugte canoniken weder. 1794, den 4 Nov. werd de kerk van de abdye Munster gerequireert tot werkplaets voor de smeeden; maer door yver van de borgers is hetselve belet, en de smedery is gemaekt in het ConvicktGa naar voetnoot(1). Hier dient besonder tot eer van de borgers gesegd te worden, dat soo menigmael men in Roermond iets wilde doen of maken in of tegen kerken of cloosters, dat alsdan allen yver werde aengewend, om hetselve soo veel in hun was te beletten, waervan wij verders in 't vervolgen sullen handelen. 1795, den 2 febr. werden de Eerw. paters Minderbroeders, soo als knegts en broeders gerequireert en uit hun clooster gehaelt om de siecken op het fransch hospitael te bedienen en op te passen naer het ligchaem. Sy syn op hetzelve gebleven tot den 3 deszelfs maends en werden den 5den weder gehaelt en bleven tot den 7den; waeruit gevolgd syn eenige swaere heete koortsen onder deselve en waervan er 4 of 5 gestorven syn. Dat de paters soo haest uit hunnen dienst ontslagen syn geweest, moet alweder de borgers toegeschreven worden. Het soude nogtans deselve niet verdrietig syn geweest, ware het saeke sy als sielsorgers konden te werk gaen; wat hier van is, of hetselve niet toegelaeten is geweest, of dat de | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
afgestorvene de middelen der H. Kerk niet hebben willen gebruycken laet ik aen ieders oordeel over. 1795, den 26 Febr. werd afgekondigd, dat men verpligt was voor de regeringe of soogenoemde municipaliteit te trouwen, en dat alle kerkelycke huwelycken, sonder die van de regeringe onwettig souden syn. Echter bleef het eenieder geoorloofd voor eenen priester te trouwen. 1795, den 10 Meert werd den boom der vrijheid geplant, met groot musieck, onder het gelui der klocken en met vele ceremoniën. Op dienselven dag werd geordoneert het draegen der cocarde; de draegers van den vrijdomGa naar voetnoot(1) syn alle gerequireert geworden. 1795, den 20 Juny, retourneerden de religieusen der abdy Munster in de stad. 1795, in de maenden van Juny, July tot in den maend Augustus heeft men alhier sulke schrikkelyke duurte in de graenen gehad, dat het onmogelyk sal schynen te gelooven aen onse naekomelingen. Een malder tarwe kostte 150 schillingenGa naar voetnoot(2), een malder rogge 114 schillingen en de andere graenen nae rato. Een rogge brood van tien pond heeft men verkocht aen 36 stuiver cleefsch; met een woord alle eetwaeren syn aen eenen hoogen prys geweest. Tot naegedachtenis aen deese ongelukkige tyden kan ik getuigen dat verscheydene menschen, met het geld in de hand, menigen dag sonder brood zyn geweest, vermits de graenen niet te bekomen waeren. Ik selve heb moeten 15 stuivers betaelen voor de aerdappels, die dienden voor een middagmaal van zes personen. 1796, den 19 Mey, hebben de borgers de nieuwe haven | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
gemaekt, door de Roer in de Maes te leyden. Eenige borgers hebben vrywillig hieraen gewerkt, anderen bebben hiertoe geld gefourneerd. 1796, den 2 July, werden door de Franschen alle tienden en accynsenGa naar voetnoot(1) afgeschaft, waerdoor de meeste geestelyke instellingen, soo cloosters, capittels en anderen groote schade werd toegebragt. Hieruit syn onstaen groote geschillen tusschen de boeren die sich bedienden van de fransche publicatie, en de geestelykheid, die sich beriepen op de kerkelyke ordonnantiën en voorschriften der Conciliën. Voor soo veel my aengaet, ik wil in deese verschillen niet intreden en sal mij maer te vrede stellen met de woorden van Christus onsen Saligmaeker, die seide: Geeft den Keyser wat den Keyser en Gode wat God toekomt. 1796, den 28 September, werd gepubliceert de vernietiging der cloosters, achtervolgens de fransche wet, die geen clooster, slot of cloosterbelofte, als strijdende met de vryheid, toelaet. 1796, den 3 October, werd een pater recollect met name Franciscus Aussems, uyt het clooster der stad Weert, alhier gevangen binnen gebragt, om reden hy in het verkondigen van Gods woord, iets (tegen de Franschen) soude gepreekt hebben. Hy heeft eenigen tyd gevangen geseten in onse Minderbroederskerk en naerdat dit clooster gesupprimeert was, nog eenige weken op het Stadhuys. Dan is hy verschenen voor het Vredegeregt, en nae dat syne saeken goed ondersocht waeren is hy vry gesproken, tot eene allergrootste vreugd van alle de borgers. Desen pater | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
was een seer Godvreesend man, vol devotie, goede zedelessen en vermaningen. 1797, den 22 January, werden de bons gepresenteert aen de paters Minderbroeders, door eenen daartoe gestelden franschen commissaris en den borger F. van Borren, alsdan agent-municipael. Dese bons (om hier een gedachtenis van te bewaren), waeren gemaekt van papier, van de groote van 1/3 van een blad, waerop gedrukt was het merkteeken der Republiek en den nommer hoeveel deselve bedroegen. Ieder pater werd een bon geofferd van 15,000 livres of fransche guldens, de lekebroeders naer rato. Maer tot lof van de vergaedering moet ik seggen dat de bons eenpariglyk syn gerefuseerd geworden, hierdoor willende te kennen geven dat hunne suppressie niet wettig en was, en verders hunnen regel niet toe en liet van door dese bons sich eenige goederen te koopen der Domeynen, tot het welke en voor de welken de bons gedestineert waren. 1797, den 23 January, werden de bons gepresenteert en ontvangen door de Abdye van het Munster en door die van de proostdye van St-Gerlacus. 1797, den 13 February, heeft zich alhier vertoont eene droeve tragedie, die men in twee of drie eeuwen niet gehoord en heeft. Naermiddag tusschen 3 en 4 uren vertoonde sig de Franschen commissaris met den agent F. van Borren, vergeselschapt met eenige chasseurs en gendarmen met hunne wapens in de hand, en in sulk order, als of deselve hadden moeten gaen vegten tegens hunne vyanden; men sag deselve met allen haest en vreedheyd naer het convent van de minderbroeders toe reyden en met eenen drift met de paerden het klooster inneemen alsof het hadde | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
eene batterij geweest. Men sag hier eene menigte borgers en borgeressen op de straet voor het klooster geschaerd en het was grootelyks te vreesen voor eenen oproer, om reden van het misnoegen en om de groote liefde, die deselve borgers tot de paters droegen. Men hoorde al van eenigen seggen: dit moeten wy niet toestaan, een ander zeide: wy willen ons met geweld daartegen versetten; één derde: laet ons met geweld het klooster ingaan, wie weet, hoe dat deselve mishandeld worden? soo dat de oproer aanstaande was. De paters vol vrees, datter iets om hunnen wil soude voorvallen, hebben middel gesocht om aen de borgers te konnen spreken. Eyndelyk is de paterkoster, met naeme Wouters, aen de deur des convents gekomen en heeft alsoo de borgers toegesproken van sig te stillen en vreedsaem te blyven, want dat men sig moet schikken in den wil des Heeren en meer andere vermaningen. Terwyl hy nog besig was met spreken, is gekomen de brigadier van de gendarmen en stiet hem met synen voet het klooster in. De borgers siende dat de oproer tot naedeel van de paters soude strekken, hebben sig gestilt, sonder nogtans dat het klooster van hun verlaeten werd. Men heeft het klooster alsdan gesloten en de deur beset met gewapende mannen. De commissaris riep den pater Guardiaen tot rekening, met naem van Loosen, van Roermond geboortig, wiemede den Eerw. pater Wouters, koster der kerk, geboortig van Mecheln. Terwyl dezelve besig waeren, doorliepen de soldaeten de kerk en het klooster. Men heeft nae de opening der kerk het crucifix van den altaer van den H. Franciscus in stukken gevonden, als ook eenen arm afgehouwen van het beeld van Onze Lieve Vrouwe. Jae men heeft | |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
hun (de soldaeten) sig sien aan het volk vertoonen int misgewaed, de cingels om hun ligchaam gedraaid als een priester. Anderen droegense aen de saebels, andere om hunne chasseurs-mutsen. Jae men heeft se nog denselven avond, in de herbergen gesien met deselve, by vorme van nestels om hunne schouders, en de amicten droegense als neusdoeken in hunne sakken. Ik geloove niet dat dit hunne orders syn geweest. De oploop duerde tot omtrent 's avonds 8 uren, alswanneer de commissaris en agent met eenige gewapende mannen uit het klooster kwamen en seyden aen de borgers, dat de paters nog souden blyven tot des anderen daags; dit was om het volk hierdoor van het klooster af te trekken, hetgeen ook van veelen verlaeten werd. Echter kwam het ongelukkig uur van hun vertrek. Naer alvoorens den segen of benedictie des Guardiaens ontvangen te hebben, in presentie van nog eenige Franschen, die nog binnen waeren gebleven, geleidde men hun één voor één tot aen de deur met eene brandende keerse in de hand. De paters waren van dien oogenblik van alles ontslaegen, uitgenomen de guardiaen en de koster, die nog voor eenige saeken responsabel bleven. 1797, den 17 February, moesten de Religieusen van de Abdye Munster en den volgenden dag de religieusen van St. Gerlacus hunne kloosters verlaeten. 1797, den 21 Mey, werd gepubliceerd, dat de priesters moeten den eed doen aen de Fransche natie, by foute van wat, de kerkdiensten naer tien dagen, zoude komen te cesseeren. Men heeft geenen eenen priester gevonden, die tot den eed is overgegaan en alsoo is de kerk gesloten geworden, dog niet langer dan tot den | |||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||
volgenden dag ten drie uren nae den middag met deze voorwaarde, dat geen priester hoegenaamd, pastoreele bedieningen mogt doen, gelyk als doopen, biechten, prediken, catechiseeren, trouwen of begraeven. Doch dit laatste, te weten het begraeven, heeft men langen tyd hiervoren moeten doen sonder ceremonie op de straet; men moest den dooden brengen sonder kruys of priester tot in de kerk. De bedienaers mogten geen misse lesen naar de tien daegen der publicatie, wegens het refuseeren van den eed; doch heeft men weder voor eenen korten tyd onsen godsdienst sien herbloeyen, maer alleen binnen de mueren. Hoe en op wat maniere dese permissie bekomen is, weet ik niet; maer voor soo veel ik vernomen heb, souden geestelyke en wereldlycke personen hier toe geld gesplendeerd hebben. Maer al was het dat de yver van de Christenen tot het openhouden der kercken, te saemen met het geld, dat er toegewend werd, ook nog soo groot was, soo is toch den 24 Augustus een harden donderslag er op gevolgd, een slag soo groot, dat hy alle weldenkende Christenen in het herte getroffen heeft, en men de droefheyd over het verlies der godsdienst in aller oogen heeft konnen lesen. Edoch het is aen onse Roomsch Catholyke Religie eygen, vervolgingen te lyden, naer het voorbeeld van onsen meester Jesus-Christus, die met het oog op dese vervolgingen gesegd heeft: als sy u vervolgen in eene plaetse so vlugt naer de andere. Dese lesse heeft men alhier sien volgen, op den 27ten van denzelfden maend, alswanneer de borgers begonnen hebben zich te begeeven naer Melick, een dorp omtrent eene uur van de stad, op Gulikschen bodem gelegen, om mis te hooren. De borgers hebben ook possessie gehouden van hunne | |||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||
Cathedrale en parochiale kerk, en men heeft aldaer op de werkdagen 's daegs drie maelen en op Zon- en feestdagen vier of vyf malen den Rosenkrans gebeden met andere officiën en lytaniën, volgens iederen feestdag, dien men was vierende. Eens heeft sich een voormalig priester der KruisheerenordeGa naar voetnoot(1) verstout om mis te gaen lesen in de Kerck van den begynhoff. Deze priester werd gesouteneerd door een of twee rycke borgers; maer men heeft hem trachten te vangen en voor het regt trekken, soo dat hy genoodsaekt geweest is van sig te retireeren van het ingelyfd land en zig te begeven op den Guliker bodem, alwaer hy ook van den borger, die voor hem soude instaen, is onderhouden geworden, tot op den tyd van de generaele vlugting der priesters. 1797, den 3 September, heeft men achter de Capel van O.L. Vrouwe in 't Sand, in eene noodkerk, van planken gemaekt, de eerste misse gedaen. Deze noodkerk was geset tusschen den zoogenoemden Armenhof en den hof Muggenbroeck op den scheydweg, die de grens uitmaekten tusschen het ingelijfd- en het Gulikerland. Maer al was het dat men alles inspande om den Godsdienst in stand te houden, echter heeft het niet lang geduurt of het is alweder door andere uytvindsels belet geworden, waervan verders zal gehandeld worden. 1797, den 28 September werd het luyden der klokken verboden. Men heeft echter een uitvindsel gesocht om dit gebruik te bewaren; want men heeft 's morgens, 's middags en 's avonds het Ave-Maria geluyd, op voorwendsel van aen de arbeyders hunnen tyd van werken aen te kondigen; maer ook dit is al welhaest verdwenen. | |||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||
1797, den 29 September heeft alhier omtrent onse stad de eerste priester synen eed gedaen van getrouwheid aen de fransche Republiek. Hy was geboortig van Maeseyck, syn naem was FijtenGa naar voetnoot(1) capellaen van Kessenich. Hem werden door de Franschen aengeboden verscheydene pastoryen in het Luykx diocese, van al dewelke hy tot de syne genomen heeft die pastorye van Thorn, waerhy den 7 October heeft bezit genomen en den wettigen onvereeden herder, den Eerw. Heer Ramaekers, geboortig van RoermondGa naar voetnoot(2) heeft doen retireren uit syne pastory. Den 15 October, wesende een sondag heeft hy de publieke pastoreele dienst gedaen, in denwelken sich maer alleen bevonden vyf inwoonders van Thorn en twee gendarmen tot syne verseekering en bewaering tegen onverwachten oproer. 1797, den 7 October, heeft men weder verboden het luyden der klokken, soo dat het Ave-Maria hierdoor is verdweenen. Mede is aen den priesters verboden van op Guliker bodem te gaen mis lesen, soo dat onse tente of noodkerk, van welke ik gesproken heb, is moeten afgebroken worden, en alsoo de borgers sig weder naer Melick hebben begeven om missen te hooren. 1797, den 24ten of 25 Oct.Ga naar voetnoot(3) is hier gearriveert syne Eminentie de Cardinael aertsbisschop van Mechelen | |||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||
vergezeld van een escorte husaeren om getransporteerd te worden naer de andere zyde van den Ryn, overmits hy weijgerde den eed te doen aen de Fransche republiek, soo men seyde. 1797, den 3den December, wesende eerste sondag van den advent, is morgens tusschen 11 en 12 uren de kerk, te weten de parochiale en cathedrale kerk geslooten door de gendarmen, commissaris en adjoint Danen. Den kuster werd genoodsaekt van de sleutels te brengen op het stadhuys. 1797 den 28 November heeft men te Sittard gesien een droevige tragedie en dat op Guliksch grondgebied. Het clooster der paters Predikheeren aldaer werd overrompeld door de fransche soldaeten, ten tyde dat de Paters in den refter bezig waren met eten. Men rande hun aen, sonder toe te staen van nog eens naer hunne celle te mogen gaen, en men sette hen denzelfden dag nog op karren, te weten seven paters en eenen broeder, en men transporteerde hun onder escorte van husaeren naer de stad Duren. De overige paters werden bewaekt in hun klooster tot den 30ten en werden alsdan denzelven weg getransporteerd. 1797 den 28 November heeft men 's avonds om 8 uren de kerk van het begijnhof geslooten en verzegeld. 1797, den 4 December omtrent 10 uren voormiddags heeft men de kerk van de gewezene paters minderbroeders geslooten en verzegeld, zoo als de parochiale en die van het begijnhof. Noteert dat deze kerk van den tyd der suppressie tot nu toe, onder waerborg van eenige borgers uit de buurt, was opengebleven. Het licht en de andere kosten die gedaen waren syn | |||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||
betaeld geworden door de mildheid der buuren en der burgers en door den offer. 1797, den 7 December, werd afgekondigd, dat alle priesters van wat conditie sy syn, zonder exceptie, moesten binnen vier dagen opgaef doen van hunnen ouderdom, geboorteplaets, hunnen naem, verblijfplaets en bedieningen waerin zy geweest waeren voorheen. 1797, den 7 December heeft men van de Abdye Munster een gevangenhuis gemaektGa naar voetnoot(1). 1797, den 9 December werd afgekondigd van binnen twee dagen opgaven der geestelyken te doen, zoo als gezegd is, en dat de geestelyken binnen drie daegen den eed zouden doen van gehechtheid aen de Fransche republiek. Dezen eed bestond in de volgende: ‘Ik zweer haet aen het koningschap en de anarchie, aenklevigheid en getrouwheid aen de republiek en aen de constitutie van het derde jaer.’Ga naar voetnoot(2) 1797 den 9 December zyn de pastoor der parochie, Joannes-Renerus MatheïGa naar voetnoot(3), de kuster Kelleneers en de kerkmeester H. Bekkers in civiel arrest gesteld. Den tweeden kerkmeester Eckmiller, die absent was, werd syne kamer versegeld, en men heeft seffens den inventaris gemaekt van de gereede kerkegoederen. Toen den inventaris klaer was syn de bovengemelde des anderen daegs op vrije voeten gesteld. De Heer pastoor soo ontslagen van de arrest, kreeg met eenen order om binnen vyf dagen syne pastoreele woning te verlaeten. | |||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||
1797, den 10 December, quam een nieuw ongeval, dat de droefheid der burgers ten top dreef. Men had een voor een alle de kerken der stad gesloten, maer ons bleef nog over het klooster en de kerk der religieusen Urselienen. Deze kloostervrouwen waren niet uitgejaegd; nogtans moesten sy, al van over langen tyd, in wereldlyke klederen in hun klooster gaen. Men hoorde van tyd tot tyd zeggen, dat deze Religieusen in hun klooster souden blyven, overmits sy de jonge dochters, voor niets, in alles instruïseerden. Maer de saeken naemen eene andere wending. Hare kerk, onse laetste toevlugt om God in het gemeen te dienen, onze eenigste hoop in den nood, werd op deesen dag gesloten. Welke middelen de borgers nu verzinden, om hunnen God te dienen, zullen wy later zeggen. 1797, den 12 December, heeft den Eerw. pater Ambrosius Schmising synen eed gedaen. Hy was geboortig van Tongeren, lid van het Predikheeren orde, gewesen regent van het bisschoppelijk SeminarieGa naar voetnoot(1) en doctoor in de Godheyd. Nadat hy van het regentschap afgezet is worden, is hy eenigen tyd als economus op het armen- en weeshuis geweest, waervan hy naderhand ook is afgezet geworden. Noteert dat deze beide afzettingen geschied syn, vóór dat er eenige gedachte geweest is van den eed te doen. | |||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||
1797, den 13 December, werd de Capel van O.L. Vrouw in het Sand ook gesloten en gesegeld op deselfste manier als de andere kerken. Nae het sluyten van alle deese kerken maekten de borgers bìdplaetsen in die huysen der stad, die daartoe geriefelyk waren. Het licht en al de andere onkosten werden door deselve met liefde betaeld. Maer al was het dat de Catholyken alle mogelyke middelen inspanden, om de gedachtenis van hunne godsdienst te houden, soo kregen sy nogtans, in den loop van denselfden maand December, alweder eenen nieuwen slag. Daer werd gepubliceerd door de Regering een verbod tegen die byeenkomsten, als strydende tegen de wet. Ieder borger die syn huis tot sulke byeenkomsten verleende, soude met de gendarmen naer de gevangenis gesleept worden en volgens de wet gestraft worden. 1797, den 16 December, heeft de voornoemde Pater Schmising, als vereedde priester, de eerste mis in de kerk der Urselienen gedaen, welke kerk wel gesloten maar niet verzegeld was en aldus nog onder het bestier der stads regering stond. Zijne mis begon om negen uren, nogtans met seer weinig toehoorders. Zij werd gediend door den zoon van Paulus Hanschon, by denwelken pater Schmising in de koste was. 1797, den 26 December, wesende den feestdag van den H. Stefanus, werden eene menigte manspersonen gearreteerd door de gendarmery en de husaren, overmits het gaen naer Melick ter kerk om mis te hooren. Men bragt het getal van circa 80 binnen de stad op het stadhuys, teekende hunne namen op en liet hen daermede vry. Dese campagne is twee of dry malen op denselfden voet vernieuwd geworden. Men heeft de borgers ook afgevraegd waerom sy niet hier in | |||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||
onse stad naer de misse der vereede priesters ginge[n] en of de mis van deselve niet goeden wettig was. De borgers gaven tot antwoord, dat sy sig bedienden van de vryheid door de wet erkent, en verders dat sy de geldigheid van het Sacrificie der mis niet wilden aenraken, maer dat sy wilden luisteren naer hunne wettelyke herders den aertsbisschop, den bisschop en het kapittel der domkerk van dewelke geenen eenen tot den eed is overgegaen. 1798, den 20 jan. wesende sondag, werd de boom der vryheid geplant. Het was een eikenboom, versierd met linten van driederhande kleuren, gelyk de cocarden, te weten wit, blaauw en rood. De planting ging vergezelschapt van musiek en sangh; alle de bedienaers van het canton van Roermonde waren tegenwoordig. 1798, den 26 January, werd de parochiekerk weder geopend. Men begon dien selfden avond ten zes uren den rozenkrans en andere gebeden te bidden. Des zondags kwam Pater Schmising ook aldaer mis lezen, maer door dat hy door eenige borgers uitgespot werd, is een bevel aan den koster gegeven van de kerk niet te openen, sonder voorkennis van Pater Schmising. 1798, den 4 February, werd de kerk wederom gesloten voor alle borgers, uitgenomen voor Pater Schmising. Intusschentyd hebben 12 borgers den eed gedaen en de kerk is weder geopend en de Rosekransuur is gevolgd van verscheidene borgers gelyk ook de misse van Pater Schmising. Noteert echter hier, dat er ook vele borgers waren, die soo min den Rozenkrans als de misse van Pater Schmising hebben willen bywonen, omdat van de 12 borgers, die den eed gedaen hadden er altyd eene moest daar zyn om voor te bidden. | |||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||
1798, den 6 Febr., werd gepubliceerd, dat alle blasoenen wapenschilden of teekenen voor huizen en anderszints, binnen twee mael 24 uren moesten afgedaen worden, op straf van confiscatie van sulke huysen of plaetsen ten voordeele der Republiek. 1798, den 7 Febr., werd gepubliceerd, dat alle geloofteekenen, heiligenhuiskens, capellekens, beelden van Christus of van de Heiligen op straet staende, moesten afgebroken, uitgeroeid of bedekt worden. Om dit naer te komen zyn eenige capellekens van O.L. Vrouw met eenen muer omtrokken geworden. 1798, den 28 Febr., werd aen de religieusen van het klooster der Urselinen, die men stellig meynde te blyven, aengekondigd van sonder uytstel te vertrekken, sonder dat men haer, soo als dat aen de andere religieusen geschied was, eenige bons presenteerde. Zy werden dienselfden avond nog geplaetst in het huys van den canonik en cantor der kathedrale kerk, Gosuinus van Wevelinghoven J.U.L. In desen selfden maend van February werden te Tegelen, by Venloo, eenige vierige kogelen gesien door de locht vliegen tot over de Maes. 1798, den 5 Maert, moesten hier in dese stad alle geloofteekens en kruisen van kerken en torens gedaen worden. Het beeld van den H. Christophorus, patroon der stad, staende op den toren der Domkerk, als wesende onmogelyk van af te doen, is maer alleen beroofd geworden van den wereldbol verciert met een kruis, dien het kindje Jesus droeg hetwelk is sittende op de schouder van den heiligen. Men heeft ook een stuk van synen staf afgenomen en daerop gezet de roode Jacobynen muts tot verbeelding van de vryheyd. 1798, den 20 Meert, werd gevierd het feest der ouderlin- | |||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||
gen. Onder de ouderlingen, die zeven in getal waren, werd er één opgemerkt die altyd beefde. Dit feest werd vergeseld soo door het geluyd der klokken, als door gesang, musiek en oratiën. In den avond moest op order van de Regering door de borgers geïllumineerd worden. 1798, den 1 April, wesende Palmsondag gingen de gendarmen met den commissaris huyssoeking doen by de priesters, die al langen tyd in het geheym hadden mis gedaen en de HH. Sacramenten uitgedeeld. Een priester, ex-jesuiet, met name Erikx, werd genoodsaekt haestig te vlugten. Men heeft alles in syn huys opgeteekend en hy werd gesitteerd op het stadhuys; maer hy is niet gecompareerd, maer heeft de vlugt genomen over den Ryn. 1798, den 1 Mei, werd gepubliceerd, dat men niet moest vieren de Sondagen, maer de decadi of tiendagen en dat men alsdan onder sware straf geen publiek werk mogte doen. 1798, den 2 Mei, werd geaffigeerd dat alle koopmansboeken, rekeningen en verdere saeken van belang moesten op getimbert papier geschreven syn, onder straf van 30 guldens. 1798, den 15 Mey, werd verboden, dat voortaen de uitbelder of bekendmaker der sterfgevallen, niet meer mogt versoeken een gebed voor de overledenen, hetgeen alhier een gebruik was, maer alleenelyk moest bekend maken de dood van den afgestorvenen; wie mede, dat men ook geene teekens of lykborden aen het huis der afgestorvene mogte plaetsen. 1798, den 30 Mey, vierde men den feestdag de la Reconnaissance of Erkentenis met deselfde solemniteyten als boven. Men plaetste op eenen daertoe gemaekten | |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
theater eene statue gekleed in het wit. Dese moest verbeelden de godin der vryheyd. Noteert dat dan altyd werd gesproken van de vryheyd en gehandeld in den naem der vryheyd, en overal legde men in naem dier goddelooze Fransche vryheyd, kluisters aen onze voeten en banden aen ons geweten. 1798, den 8 Juny werd ook aen de vereede borgers verboden den Rosenkrans te bidden. En alzoo is de Capel wederom gesloten geworden; alleen is de parochiekerk open gebleven ten dienste der vereede priesters. 1798, den 9 Juny, werd een nieuwe inventaris gemaekt der kerkegoederen, in de kapittelskamer, en by gebrek aen sleutels heeft men alles met geweld in stukken geslagen. 1798, den 9 July, werd gevangen den Eerw. Heer pastoor en deken van GrathemGa naar voetnoot(1) een dorp twee uren van onse stad. Den 10 July 's morgens om vier uren werden gevangen alhier in de stad den Eerw. Heer Houwart pastoor van het Begynhoff, de Heer Bosch en de Heer Crebbers, beyde vicarissen der parochiale kerk, drie paters gesuprimeerde minderbroeders uit het convent alhier, met name Schoffers wesende jubilaris, Van Ham en Wouters, als ook den Eerw. Heer Ryks pastoor te MontfortGa naar voetnoot(2). De gevangene ses priesters van deze stad werden nog denzelfden dag in twee rytuygen, onder escorte van sestien hussaeren en gendarmen getransporteerd naer Maestricht. Sy syn aldaer gebleven tot dat alle de gevangene | |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
priesters byeen waeren en alsdan syn de jongen vervoerd geworden naer de eilanden over see en de ouden op andere vreemde plaetsen. Den ouden jubilaris minderbroeder pater Soffers hebben sy te Maestricht gelaten, alwaer hy in de gevangenis is gestorven. Het was op desen dag eene droefheid in de stad onder de borgers, dat ik deselve met myne pen niet kan uitdrukken, want van den eenen kant moesten wy sien onze sielbestierders wegvoeren als de slechste menschen, en van den anderen kant moesten wy hooren en sien, dat de ongevangene priesters sig moesten versteken in afgelegen huisen en verborgen plaetsen, jae selfs in bosschen en achter de haegen, dat sy om te ontsnappen aen de vervolgingen sich moesten verkleeden den eenen als een akkerman, met syne schop in de hand, eenen tweeden als een voerman met kar en paerd, een derden als een ambagtsman, een vierden als een schaepsherder en soo voorts, tot dat sy allengskens afgemat van het swerven en verschrikt door het klimmend gevaer, den eenen voor, den anderen nae, stad en dorpen hebben verlaten. Soo dat men dagelyks meer en meer de straffende hand van God voelt nedervallen, en alhier bewaerheid wordt wat Jesus selver heeft gezegd: Ik sal den Herder slaan en de schaepen zullen verstrooid gaen. Seven priesters syn niet gevlugt, maer hebben hunnen eed gedaen. 1798, den 15 July, dwong men de armen uit ons armen en weesenhuys, om by te wonen het Sacrificie der H. mis van de vereede priesters. Sy syn allen gekomen, uitgenomen de jongens, die sig beriepen op de vryheid; edoch daernae syn sy moeten compareeren. Dien zelven dag werd door de gendarmen een nieuwe aanval, | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
tot Melick, op de borgers en de boeren gedaen. Men geleydde eenigen naer de stad, en een ieder werd in bysonder gevraegd wie dat er had de misse gedaen; maer allen waren onwetende. Wanneer de Franschen aenkwamen was de priester byna aen de Consecratie der mis. Hy is van den altaer gegaen en sig ontkleed hebbende, is hy als een boer, geheel onbekend, uit de kerk gegaen. Merkt hier aen: dese priester was by ons vicarius en sangmeester, en wanneer hy uit de stad moest gaen, soo heeft hy te Melick syne capellanie selve gaen bedienen, die hy voorheen van eenen anderen had laeten bedienen. 1798, den 24 July, werd gevangen genomen den ouden Eerw. Heer pastoor van Melick door vier gendarmen en werd op eene kar getransporteerd op Aaken. Nae aldaer eenige dagen in civiel arrest te hebben geseten is hy getransporteerd naer Luyck en daernaer op eene andere stad met name N., alwaer hij naer eenige maenden verblyfs in den Heer overleden is. De reden waerom dit transport geschied is kan een ieder wel denken. 1798, den 29 July en naevolgende dagen syn door eenen procureur verkocht geworden, de meubels en ornamenten der kerken. Het meestendeel der saeken van belang syn door particuliere borgers met hoop op de herstelling der Godsdienst aengekogt. Ik merk alleen tot gedachtenis aen, dat den orgel, twee kleyne altaerkens en de communiebank van het Begynhoff syn gekocht door de gemeente van Herkenbosch, om in de kerk aldaer geplaetst te worden. 1798, den 15 Augustus, op den feestdag van de Hemelveert van Maria werden eenige borgers, komende van Herkenbosch om mis te hooren, gearreteerd op den weg | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
en getransporteerd door de gendarmen naer het Munster en gesteld in civiel arrest, waervan sy echter weldra syn ontslaegen en op vrye voeten gesteld. Des namiddags zaten vier menschen te bidden achter de gesloten capel in het Sand en werden door de gendarmen gearresteerd en alsoo naer de stad gebragt in arrest. De kersen die aen de gesloten deur der capel stonden te branden, werden door de Franschen onder de voeten getrapt. 1798, den 10 September, werd stiptelyker vernieuwd het gebod tot viering van de Decadi. Alle werken hoegenaemt, alle koopmanschappen, wie deselve ook maer mogten syn, waren op die daegen, onder groote straf verboden. Alleenelijk werd toegelaten het verkoopen van brood by de bakkers, en verders dat alleen, wat de grootste noodzakelykheid voorderde. 1798, den 11 September, is er eene generaele huisvisitatie gedaen door de gendarmen en andere militairen in de huysen der gevluchte priesters, om den eenen of den anderen priester te ontdekken; maer niemand is, God lof, gevonden. 1799, den 21 December, of den 1sten Nivose 8de jaer, werd de nieuwe Constitutie afgekondigd. 1800, den 1 February, of den 12 Pluviose 8de jaer, werd aen alle afwesende priesters hunne wederkomst toegelaten, onder handschriftelyke getuigenis van acht borgers dat sy, in eenen bepaalden tyd, by den arrêté vastgesteld, geenen dienst hebben gedaen. Deese terugkeering was echter niet toegelaten aen die priesters, welke als émigranten waren gedeclareert. Maer vier of vyf dagen hiernaer is de wederkomst toegelaeten geworden aen alle priesters op den voet als hierboven. | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
1800, den 6 February, is den eersten afwesigen priester en canonik onser Kathedraele Kerk met name HaexGa naar voetnoot(1), alhier binnen onse stad gekomen met synen broeder, pastoor tot Maesniel, en den volgenden dag ook de Eerw. Heer vicarius Ubbels, tot groote blydschap van de inwoonders. 1800, den 26 February, 's namiddags omtrent half vier uren, is de capel van O.L. Vrouw in het Sand, weder geopend, en den 28 dito werd er eene hoogmis gedaen door den Eerw. Heer Van de Greyn, geëede priester. Deese capel is sedert den 13 December 1797 geslooten geweest. 1800, den 12 Meert, syn tot groote vreugde van de borgers alhier, van het eiland Rée wedergekomen, de Eerw. Heeren Houward, Bosch en den minderbroeder Van Ham. Zy waren den 10 July 1798 van hier naer het eiland Rée gevoerd geworden. 1800, den 11 July, is nieuw goed, droog koren gemaelen, op de watermolen alhier. 1800, den 12 July, is de Minderbroederskerk weder geopend om den Rosenkrans te bidden, en den selven dag is de Rosenkrans reeds gebeden geworden. Zes borgers hebben den eed van getrouwheid moeten doen aen de Constitutie. Zy ageerden alsdan als ministers van de culte. Daer syn echter nog eenige inwoonders geweest, die noch in de kerk der vereede priesters, noch in die der vereede borgers hebben willen gaen, soo dat men destyds in onse stad driederhande soorten van Roomschen heeft gehad, alhoewel een ieder in onse stad syn leven schikte | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
naer de geboden der H. Kerk en men in de geloofsartikels overeen kwam. 1800. In dit jaer hebben wy soo eene schrikkelyke droogte beleefd, datter weinig boekweyt, aerdappelen en potagie gewassen is. De droogte heeft begonnen den 21 of 22 Juny, en heeft geduurt tot den 20 Augustus sonder eenigen regen of donder, soo dat vele menschen genoodsaekt syn geweest aen hun vee stroy en meel te voederen. De boter is betaeld geworden aen 16 stuyver Cleefsch het pond. Daer syn bynae geene beken meer hier omtrent met water voorsien geweest. Jae ware de Roermondsche watermolen er niet geweest, dan soude men gebrek aen gemael van graenen gehad hebben, ter oorsaeke, dat het binnen veertien dagen ook niet gewaeid had. 1800, den 9 November, 's namiddags tusschen twee en drie uren is er eenen geweldigen stormwind ontstaen, die tot 8 uren 's avonds geduurd heeft, en in onse stad en andere steden en dorpen groote schaden veroorzaekt heeft. Onse parochiale kerk is wel verdorven voor 400 of 500 kroonen, een gedeelte der kerk van de voormalige Kruisheeren is ingestort, eene muer van het klooster der gewesen Minderbroeders en eene van het gewesen convict of Jesuitenklooster zijn ingeslagen. Ook nog een huys, eene schuur en eene kamer van drie verscheydene personen, eene menigte van schoorsteenen, daken en glasen syn ingestort. In een woord ik geloof, dat er niet een huis in Roermond is geweest, of het is aen vensters, glasen, daken, schoorsteenen of elders beschadigd geworden. De straeten waren 's morgens allen bedekt met pannen en leyen, lood en blik uit de goten, gemengd met hout, stukken steenen, kalk | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
en glas. Het was of in de nacht onse stad door den vyand was beschoten geweest. 1800, den 8 July, syn nieuw gemaekt geworden de verlaeten van de olie- en looy molen. 1801, den 21 July, is het verlaet nieuw gemaakt geworden van de meelmolen. De eerste nagel is geslagen door S. van Beringen, directeur der molens namens de Heeren Burghof, Compans, Magnée, Heesen en de erfgenaemen Matheï. 1801, den 9 November, is het feest gehouden binnen Roermond wegens den generaelen vrede. In den winter tusschen 1801 en 1802 hebben wy seven mael hoog waeter gehad, waerdoor de meelmolen twee mael eenige dagen niet heeft konnen malen, en de oly- en pelmolen omtrent drie maenden voor en naer heeft stil gelegen. Het water van de Roer was op dag en nacht tusschen den 23 en 24 Febr. acht voeten opgeloopen. De Roer en de Maas hebben overal grooten schade gedaen. 1802, den 26 Augustus, is het Cruys weder op onse parochiale kerk opgeregt geworden. Dese geloofteekens syn afgedaen geworden van de kerken en elders in het jaer 1798 den 5 Meert; soo dat onse kerken van deese teekens syn beroofd gebleven 4 jaeren, 5 maenden en 21 daegen. 1802, den 27 Augustus, heeft men eyndelyk den vrede sien herleven en de kerk sig sien verblyden. Onsen Eerw. Heer pastoor Matheï heeft het sermoon, de hoogmis en het Te Deum laudamus gehouden in de parochiale kerk. De kerk heeft men vervuld gesien met eene menigte van menschen. Alle autoriteiten in dienst der Republiek syn er tegenwoordig geweest. De vreugde van de borgers was soo groot, dat er eene | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
menigte niet gewerkt, en hunne winkels gesloten hebben. Menigvuldige inwoonders hebben 's avonds hunne huysen geïllumineerd. De pastoor heeft afgekondigd, dat de godsdienst weder openbaar op de straat mogt geschieden. Tot gedachtenis; het is nu op desen dag jarig, dat wy den eersten keer naer Melick syn gegaen; het is nu geleden vyf jaer. 1802, in den maand Sept., is den bouw op het Steyl van den hovenier geheel nieuw gemaekt. Den eersten steen is gelegd door S. van Beringen, namens de Compagnie. 1803, den 2 December, is de kerk van de abdy Munster geopend geworden en er den goddelyken dienst in gedaen. Zy is gesloten geweest 6 jaeren, 9 maenden en 15 dagen. 1804, den 2 December, is gekroond geworden binnen Parijs, als Keyser der Franschen, Napoleon-Bonaparte, door onsen allerheiligsten Vader, Paus Pius VII. 1807, den 27 April, is begonnen gebouwd te worden de papiermolen. Den eersten steen is gelegd door den Heer Advocaet Magnée, namens de geheele Compagnie. 1809, den 6 October, is beginnen gebouwd te worden de volmolen. De eerste steen is geleyd geworden door de twee mevrouwen Michiels en van Afferden. De eerste steen was gemaekt van mergel; hy geleek in vorm op eenen tigelsteen. Midden in den steen is geplaetst een looten doosje, in hetselve een klein verguld doosje waerin liggen twee gedenkpenningen, waerop gegraveerd is: H.A. Michiels et madame son épouse J.M. Bosch, le 6 octobre 1809. - Alexandre van Afferden et madame son épouse Agnes Petit, le 6 octobre 1809. Dese steen ligt op den hoek naer het suyden. | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
1810, in de somermaenden syn hier omtrent Roermond, op eenige dorpen geweest een kud wolven, die weggerukt hebben vyf kinderen en deselve teenemael hebben verscheurd en vernietigd. 1810, den 14 September, hebben wy hier in onse stad van Roermond in de parochie-kerk van den H. Christophorus ontfangen het weyd vermaerd genadenbeeld onses Heeren Jesus-Christus, eertyds gerust hebbende in het adelyk klooster Dalheim, by Wassenberg. Hetselve is met groote solemniteyt afgehaeld uit het clooster van St. Gerlacus, te Roermond, en door acht priesters, vergeselschapt door eene menigte van menschen, gedragen naer de groote kerk. Aen de kerkdeur werd de stoet door het groot musiek verwelkomd en geleid in de kerk, onder het luyden der klokken en het singen van lofsangen. Nae het eyndigen van het sermoon en der hoogmis, die op het solemneelste gesongen werd, is de plegtigheyd gesloten geworden met de processie door de kerk en den lofsang: Te Deum laudamus. Den volgenden dag, weesende den 15 September, is de eerste mis aen den autaer van dit genadenbeeld gelesen door den Heer canonik LemmensGa naar voetnoot(1) en is gediend geworden door my noteerende S. Van Beringen. 1811, in dit jaar syn de lindeboomen geplant geworden op den weg van O.L. Vrouw int Sand. Den eersten boom is geplant door den Heer Van den Bergh adjoint van Roermonde en kerkmeester van de parochiekerk. 1811, den 10 Junij heeft de stad Roermond het geluk | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
gehad van met alle plegtigheid te ontfangen en te verheffen, het beeld en de reliquien van den zaligen Franciscus de Hieronimo. Desen feestdag is met groote muziek en onder veel godsvrucht gevierd geworden. Gedurende de acht volgende dagen is er dagelyks hoogmis en lof geweest. De zalige Franciscus de Hieronimo is een bysondere voorspreker in allen nood en bysonder in de vervolgingen tegen de Roomsche religie. 1811 is het groote Kellegat nieuw gemaekt. 1814, den 13 January syn de Franschen vertrokken uit onse stad, onder het geleide van den Maréchal Duc de Tarante. Den 14 dito is het laetste paerdenvolk van de Franschen hier door gepasseerd. 1814, den 17 January zynde St. Antoniusdag hebben de Russische soogenoemde Cosakken, onse stad, tusschen vyf en zes uren 's avonds ingenomen; zy waren één officier en zes man. 1815, in dit jaar is onze stad Roermond gekomen onder den konink van Nederland.Ga naar voetnoot(1) 1815, den 30 Augustus syn de eerste requisitionnairen of lotelingen afgetrokken naer de stad Luyk, om aldaer te verblijven in den dépot. 1816, den 27 Mei is alhier te Roermonde op het Steyl in het groot Hellegat een stuer gevangen wagende een-en-veertig pond. 1816, in den Mei heeft het beginnen te regenen en dit heeft geduert den geheelen somer door, weinige dagen en weynige nachten syn geweest van warmte. Indien men alles byeen rekent syn er geene acht dagen geweest van zonneschyn en warm weder. De regen heeft geduurt den somer, den herfst en tot den ge- | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
heelen winter. Men heeft bynae geen son meer sien schynen en het was een onvrugtbaer jaer. Er was weinig rogge en tarwe en bynae geene boekweyt. Alleen de gerst en de haver was menigvuldig geweest. De duurte der levensmiddelen was voor de borgery afschrikkelyk, want den rogge is met het begin van den oogst betaeld geworden tegen zes fransche kroonen het malderGa naar voetnoot(1) en steeg van af den maend September altyd al meerder en meerder in prijs; soo dat gedurende het grootste deel des jaers tot den volgenden oogst toe den rogge heeft gekost twee-en-veertig gulden het malder. De tarwe kostte 54 gulden en soo de overige granen naer advenant. Drie maenden voor den oogst syn de vruchten op het hoogst geweest, soodat een roggenbrood van 10 3/4 pond 50 stuiver Cleefsch kostte. De aerdappels syn op het laetst verkocht geworden tegen vier fransche kroonen het malder, de boekweyt ad 48 gulden, de gerst ad 44 gulden het malder. Ware het zake geweest dat er geene rogge uit den Oosten was gekomen, den welken is gearriveerd twee maenden voor den oogst, dan was er een volle hongersnood ontstaen in het geheele land. Het volk was soo uitgeput en de nood was soo hoog gestegen dat, alhoewel de oogst van 1817, uitgesonderd op de swaere landeryen, aen rog en tarwe zeer goed gelukt was, echter de nieuwe rog seffens betaeld werd tegen 40 guldens het malder en soo naer rato de andere graenen. 1817 in den maend September is het klein Helgat nieuw gemaekt. 1818, in den maend July, is een Congres gehouden tot | |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
Aeken, waerop sig bevonden hebben in persoon, den Roomschen Keyser, den Keyser van Rusland en den koning van Pruyssen. 1819, den 16 January, 's morgens om half vier uren is de bliksem gevallen in den toren van de parochiekerk, tusschen de eerste en tweede verdieping boven de gallery, en sloeg soo van boven door den toren af door den orgel tot onder in de kerk en stichtte brand. Maer door den yver der borgers en militairen is, God dank, niet veel beschadigd, overmits het schielyk uitblusschen. 1819, den 11 October syn in het groot Hellegat gevangen in twee trekken 75 salmen. Den 13 dito, in twee trekken 115 salmen; den 15 dito, in drie trekken 81 salmen, allen van de swaerte van twee tot vyf pond. Den 30 dito, syn gevangen in twee trekken 80 salmen en den 5 November in drie trekken 60 salmen. In het volgend jaer 1820, den 23 October, in eenen trek gevangen 57 salmen; in den tweeden trek 17; den 24 dito, in drie trekken 21; den 25 dito, in drie trekken 25. Den 3 en 4 November in negen trekken 80 salmen. Dooreen gerekend waren dese swaer over de 8 pond ieder salm. 1819 heeft men beginnen af te breken de stadsmuren, beginnende van de St. Janspoort, tot aen het Molenstraetje, uitgenomen de muur, die gestaen heeft aen de Kaay; deze was eenige jaeren vroeger afgebroken. 1820. In dit jaer heeft men beginnen nieuw te maken de steene Kaay van de brug tot buyten op; sy is voltrokken in 1821. 1821 is een gedeelte van de voormalige Minderbroederskerk ingerigt geworden en betimmerd voor eene | |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
Calviniste of soogenaemde Gereformeerde of Evangelische kerk, en is in 1822 voltooid. 1821-1822. Er syn lieden, die meenden, dat het in de toekomst onmogelyk soude syn, dat de graenen weder aen civiele prysen souden komen, uyt reden van de menigte van menschen die jaerlyks bykomen. My dunkt ik moet hier eene aenmerking maken, om aen te toonen, dat onze God van heden dezelfde is, die met vyf brooden en twee visschen vyfduyzend menschen gespysd heeft over 1800 jaer. In het jaer 1816 kostte één brood 50 stuivers, nu kost hetzelve 10 stuivers, en alle graenen nae rato. Een malder aerdappelen kostte 24 gulden en nu 3 gulden, jae in den maend April maer 30 stuiver. De boter kost maer 6 stuiver het pond, en de groentens syn soo goed koop, dat er genoeg worden om niet gegeven. Het is dus niet goed, dat de wysneuzige menschen te veel praten van saeken, die niemand aengaen dan de wyse almogentheyd van God. 1822 is den eersten dienst gedaen in de Synagoge der Joden. Noteert dat de Joden in vroegere jaren hier in Roermond niet mogten wonen, jae over vyftig jaeren alhier niet mogten vernachten. 1824 den 22 January is gestorven te Brussel Joannes Baptista Robertus baron van Velde de Melroy en Sart-Bomal, laetste bisschop van Roermond, primaet van Gelderland, raedsheer in den geheimen raed der Nederlanden enz. Het bisdom van Roermond werd afgeschaft door het Concordaet en de bisschop gaf den 24 November 1801 syn ontslag voor het fransch gedeelte van syn bisdom in de handen van den Paus. Onze stad maekte sedert dien | |||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||
tyd deel van de diocese van Luyk. De baron van Velde was de 14de en laetste bisschop van Roermond, waerom wy seggen: epIsCopUs rUreMUnDensIs reqUIesCat In paCe. 1824 is nieuw gemaekt het verlaet van de papier- en meelmolen. Alles is vernieuwd behalven de palen aen beyde zeyden der assen. Ook heeft men toen den dam gemaekt in de Roer. 1824, in 't begin van November is de Maes en de Roer soo hoog geweest, dat het water heeft gestaen tot in de eerste huysen van de Koolenstraet en een halven voet boven de oliebank van onze molen; en zoo is het water blyven staen omtrent acht dagen, en is dan seer langsaem vermindert en gevallen. 1828 den 19 Juny is begonnen nieuw gemaekt te worden het groot Helgat. De dam werd voltrokken den 1 Nov. en heeft gekost 1400 karren grond en 40 karren paardenmest en vele palen, fascynen en planken. 1829 in den maend Juny heeft het beginnen te regenen en heeft veel geregend tot den 15 October. Wy hebben seven mael hoog water gehad; vijf mael is het water van Maes en Roer soo hoog geweest, dat hetselve op twee of drie trappen nae op de Kaay heeft gestaen. Maer nogtans het is een vrugtbaer jaer geweest soo van granen als van groentens. In hetselfde jaar heeft het beginnen te vriesen op den 22 November en de koude is soo fel geweest den geheelen winter dat de Maas en de Roer syn toegevroren. Het afkomende ys van de Roer heeft groote schaden veroorsaekt aen de schepen liggende in de haven. Vele syn in stukken geraekt en vele syn sterk beschadigd. De Maas losbrekende den 10 Februarij heeft sig gestelpt te Linne en is al hooger blyven zitten, waerdoor groote | |||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||
schade is toegebragt soo door den overslag der wateren als van het ys, bysonderlyk te Grevenbicht en de dorpen daeromtrent. Eyndelyk den 20 febr. is de Maas los gegaen en de schepen geladen met kolen syn den 23 febr. weder alhier te Roermond aengekomen. Den 23 febr. was het water soo laeg dat men telde 14 trappen tot aen het water by de Brug. Edoch den 23 febr. 's avonds om ses uren begonnen Roer en Maas te wassen, dat den 25sten 's morgens om tien uren, genoemde 14 trappen onder water syn geweest. Dus op 40 uren tyds wies het water acht voet hoog. 1830, den 7 Nov. syn een groot getal inwoonders van Maeseyck, onder aanleiding van den Heer de Tilly, onder den naem van Belgischen alhier in Roermond aengekomen en seffens is het Belgische naast het stads vendel uitgehangen. 1830, den 8 Nov. syn in Roermond gekomen omtrent 800 man, soo kavallerie als infanterie, met twee stukken kanons en twee houwitsers. Den negenden syn sy vertrokken op Venloo met 40 tot 50 vrywilligers uit Roermond en Horne. Venloo, werd door hen ingenomen den 11 November, 's morgens om elf uren. Het geheele garnisoen gaf sich gevangen. Dese belgische soldaten waren byna alle Waelen. 1831, den 4 Juny, is de prins van Saksen-Coburg tot koning der Belgen gekosen, en deed, onder den naem van Leopold I, den 21 July syne intrede te Brussel. Dit is het vierde souverain huis, dat ik over Roermond beleefd heb, sedert 40 jaren. Wy waren eerst Keisers, dan werden wy Fransch, dan werden wy weder Hollandsch en nu syn wy Belgisch. Noteert hier dat, indien het lastig is voor eenen meester | |||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||
dikwyls te veranderen van onderdanen, het voor de onderdaneu niet minder nadeelig is dikwyls te veranderen van meester. De ondervinding in dese jaeren heeft ons dit genoegsaem geleerd. De gouvernementen steken sig in troebels en schulden en de gemeene borgers moeten deselven dragen. 1835, in dit jaer is gevierd geworden het hondertjarig Jubilé van de vinding van het genadenbeeld der Moeder Gods in eenen put int Sand, synde dit nu 400 jaren geleden. Het Jubilé is begonnen op den vooravond van Onse L. Vrouwe Hemelvaert en geëindigd op den feestdag van Onse L. Vrouwe Geboorte. Tot lof der inwoonders van Roermond moet ik bekennen, dat de geheele stad is beplant geweest met denneboomen, met eerebogen, met croonen, schilderyen en andere vertooningen, met honderde jaerdichten, inschriften, gedichten en spreuken soo in het latyn, fransch, nederduitsch en hoogduitsch. De geheele weg van de Capel, beginnende van de eerste boomen aen de stad tot de laetsten aen de Capel, was verciert met eerebogen, festons en lofdichten, alles op het prachtigste. De onkosten soo van op den Capeller weg, als rond in de stad, syn betaeld door de inwoonders van Roermond. Gedurende de eerste acht dagen syn de missen aen de Capel begonnen 's morgens om vyf uren en hebben geduurt tot middag; des namiddags om vier uren was er preek buiten de Capel onder de linde. Op den achsten dag heeft syne Doorluchtige Hoogw. Heer Cornelius van Bommel bisschop van Luik het sermoon gedaen en ook het lof. De toeloop van menschen gedurende dit Jubilé, is soo groot geweest, dat men rekent dat wel 200,000 menschen syn hier | |||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||
geweest. Het schynt dat de elementen selven dit feest hebben willen bevoorregten, want het heeft maer twee malen geregend. Op Hemelvaertdag is de groote processie der parochie naer de Capel getrokken, vergeselschapt van het groot muziek, eene menigte flambouwen en vele jonge bruidjes gekleed in het wit. Jos. HABETS. |
|