Een gevoel van eigenliefde deed mij dien wensch als ernstig, zeer ernstig aanzien en ik besloot aan denzelfden te voldoen.
Maar eene eerste vraag opperde zich; van welk gedeelte mijns levens zal ik de herinneringen wederom voor mij doen verschijnen!
Die vraag bracht mij in twijfel en verlegenheid.
Doch op eens schoot mij een lichtstraal voor den geest Εὗρηϰα! riep ik blijmoedig uit, ik heb het gevonden.
Ja, ik had het gevonden!
Wij naderen het einde der eeuw, het fin du siècle, waarover tegenwoordig zooveel geredekaveld en nog meer geraaskald wordt.
Εὗρηϰα! ik ga mijne herinneringen beginnen met het fin du siècle het einde der achttiende eeuw.
En ik begon te schrijven, en ik schreef, ik schreef, ik schreef zoolang, tot ik eindelijk terecht kwam op het tijdstip dat ik naar Gent vertrok om mijne studiën aan de Hoogeschool te beginnen, zoodat mijne tegenwoordige herinneringen den Franschen tijd, vervolgens den geallieerden tijd en een gedeelte van den Hollandschen tijd doorloopen.
Ik bied u thans, mijne waarde lezers, deze herinneringen aan.
Misschien zult gij mijn werk wat lang, wat langdradig vinden; maar gij moet u herinneren dat de schrijver een stokoude man is en dat bij de grijsaards lang praten, lang zagen, of zaniken zooals de Hollanders zeggen, ja zelfs een overtollig gebabbel, verschoond en toegelaten worden.
En na die kleine inleiding begin ik mijn verhaal.