Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdSchellinkhoutGa naar margenoot+ HET RAADHUIS is een bescheiden rechthoekig gebouwtje, dat op de oostelijke hoek van het kerkhof is opgericht. Het bevat boven een begane grond, die als waag heeft dienst gedaan, een langs een trap met bordes bereikbare verdieping, waar de raadzaal is gelegen en wordt gedekt door een vierzijdig tentdak. Blijkens een gedenksteen is het gebouwtje in 1759 gesticht; het werd in de xixe eeuw enigszins gewijzigd. De raadzaal is geheel bekleed met witte tegels, door paarse tegelranden in vakken gedeeld waarin tableaux zijn gevat met de voorstellingen van ‘de Geregtigheit’, gedateerd 1782, de Hoop, de Liefde, een bloemstuk en een vogelkooi. | |
[pagina 203]
| |
DE HERVORMDE KERK, oudtijds de H. Martinus toegewijd, is een direct achterGa naar margenoot+ de zeedijk gelegen aantrekkelijke dorpskerk, in eigendom toebehorend aan de Herv. Gemeente, met uitzondering van de toren die burgerlijk eigendom is. Door een modern schoolgebouw is het aspect van de zuidzijde in hoge mate bedorven. Oudh. en Gest. ii, blz. 477-479; N.H. Oudh. i, blz. 128; joosting en muller i, blz. 75, ii,Ga naar margenoot+ blz. 327; Gen. en Herald. Gedenkw. v, blz. 27; R.G.P. dl. 88, blz. xxvi en 5. Het gebouw is een eenschepige kruiskerk, fig. 48, pl. XCIV-198 en XCV-200,Ga naar margenoot+ die evenwel in verschillende étappen gebouwd is. In het zes traveeën diepe schip zijn twee delen te onderscheiden; de drie westelijke traveeën waarin de toren is ingebouwd, inwendig op twee kolommen en twee halfkolommen rustend en drie oostelijke traveeën, waarvan het muurwerk niet door steunberen geschoord wordt. Het dwarspand dat smaller is dan het schip is twee traveeën diep en heeft overhoekse steunberen; het oudere driezijdig gesloten koor, is twee traveeën diep en heeft alleen aan de sluiting steunberen. Het formaat van de baksteen bedraagt aan de eerste drie traveeën en aan de torenGa naar margenoot+ 22 × 5 - 5,5, 10 lagen 67. Aan de toren is tot ongeveer 12,50 meter hoogte in ruime mate zwaardere steen van 25-29 × 6-7, 10 lagen 80, secundair verwerkt, welk formaat ook aan de overige schiptraveeën beneden de waterlijst gevonden wordt. Aan de hoeken en de neggen zijn in deze drie traveeën en aan de toren natuurstenen hoekblokken toegepast. De baksteen van het dwarspand en de eerste koortravee meet 22 - 23 × 5 - 5,5, 10 lagen 66-68, aan het koor 23 × 5 - 5,5, 10 lagen 70. Beneden de waterslag is het noorderdwarspand uit secundair gebruikte moppen van 25-29 en brokken tufsteen opgetrokken. De waterlijsten en afdekkingen van beide dwarspandgevels zijn van rode zandsteen. De toren bestaat uit drie geledingen, gescheiden door waterlijsten en is alleen bijGa naar margenoot+ de derde geleding versneden. De korfbogige ingang aan de westzijde heeft een fijn gedetailleerde natuurstenen dagkant die rondbogig omloopt en in welks boogveld een kleine nis is uitgespaard; de waterlijst grijpt rechthoekig om de ingangspoort heen. De tweede geleding is aan de westzijde gedetailleerd met twee door een breed holprofiel omgeven nissen met bakstenen vorktracering en is daarboven, evenals aan de andere zijden later bemetseld. De derde geleding heeft aan elke zijde een spitsbogig, met een diep holprofiel gedetailleerd galmgat, dat geflankeerd is door twee nissen met gevorkte middenstijl en tweemaal afgeschuind profiel; het bovenste deel is modern bemetseld. De ronde kolommen waarop het torenlichaam rust, bestaan uit afwisselende lagenGa naar margenoot+ baksteen en natuursteen boven een achtzijdig bakstenen basement, dat ter halver hoogte versneden is bij een natuurstenen lijst en door een dergelijke lijst gedekt is. | |
[pagina 204]
| |
Fig. 48. Schellinkhout. Herv. Kerk
| |
[pagina 205]
| |
Ook het lijstkapiteel bestaat uit natuursteen. De pijlers worden verbonden door spitsbogige, drievoudig afgeschuinde scheibogen. Slechts de noordwestelijke halfkolom heeft in het iets hogere kapiteel enige versiering in de vorm van eikels. Boven de bogen was de toren oorspronkelijk van een gewelf voorzien, waarvan de opleggingen en consoles in de hoeken nog waar te nemen zijn. Met uitzondering van de meest oostelijke travee, zijn alle vensters van het schipGa naar margenoot+ gedicht en vervangen door laag geplaatste xviiie eeuwse vensters met houten kozijnen. De dagkanten bestaan in de eerste drie traveeën uit een breed hol profiel, zoals ook de nissen van de toren vertonen; in de twee oostelijke traveeën zijn de dagkanten eenvoudig breed afgeschuind. Aan de zuidzijde is in de vijfde travee een ingang aanwezig met een afgeschuind profiel, onderbroken door twee sprongen, dat later bij wijze van bovendorpel recht is omgevoerd; inwendig loopt het profiel in een spitsboog over. De corresponderende ingang aan de noordzijde is gedicht. Door thans wederom afgebroken aanbouwen, waarvan de moeten zowel aan de noord- als aan de zuidzijde waar te nemen zijn, is het muurwerk van deze laatste twee schiptraveeën sterk gestoord; het laatste venster aan de zuidzijde is waarschijnlijk oostwaarts verplaatst. Van steunberen zijn geen duidelijke moeten te onderscheiden. Het dwarspand is door bouwnaden duidelijk van het schip gescheiden, hoewel het materiaal veel overeenkomst vertoont; de eerste koortravee is ermee in verband gemetseld. De geveltoppen die door een keellijst met versnijding van het overige muurwerk gescheiden worden, zijn in Westfriese trant versierd met blindnissen. De versnijding loopt om het hoge smalle middenvenster tot ver in de top door en omlijst dit rechthoekig; de overblijvende zwikken en top zijn door nissen met bakstenen toten gedetailleerd. Het koor welks muurwerk uitwendig niet versneden is, heeft eenmaal versneden steunberen en aan de vensters afgeschuinde profielen onderbroken door een sprong. Aan de koorsluiting zijn de vensters gedicht, waardoor aan het noordoostelijke venster de kant- en middenstijl en een deel van de tracering in rode Bremersteen behouden is. Door van arkel en weissman werden omstreeks 1900 nog de bakstenen traceringen gezien, bestaande uit elkaar snijdende cirkels. Het dwarspand met één travee ter weerszijden wordt als preekkerk gebruikt en is door houten schotwerk van de overige ruimte gescheiden. Het orgel is in het koor opgesteld. In de derde travee van het schip aan de noordzijde is de oostelijke dagkant van een onvoltooid venster te herkennen. De kerk is gedekt door houten tongewelven met trekbalken die middels merendeelsGa naar margenoot+ gepeerkraalde sleutelstukken op de muurstijlen neerkomen; de eerste drie traveeën schijnen nimmer beschoten te zijn geweest. De schinkels van de kruising worden op de hoeken der muren opgevangen door vier tegen de hoeken aangebrachte uit hout gesneden gehurkte genrefiguurtjes die op een console geplaatst zijn. De figuurtjesGa naar margenoot+ zijn gekleed in paltrocken met wijde mouwen en op het hoofd een capuchon, een muts of pothoed en zijn boers gesneden. Aan de oostzijde zijn de beeldjes juist op de hoeken geplaatst, aan de westzijde iets minder dan een muurdikte westwaarts van de hoek. In het koor is onder de pleister een piscina-nis op te merken. De beide middelste trekbalken zijn door trekstangen vervangen; de schinkels van het gewelf zijn in dit | |
[pagina 206]
| |
gedeelte zeer eenvoudig afgeschuind aan twee zijden en worden opgevangen door jongere stenen consoles. Aan de sluiting komen de ribben op korte muurstijlen neer. Ga naar margenoot+ Het materiaal en verschillende details van het koor wettigen een voor deze streek vrij vroege datering, xivb. Het dwarspand dat tegen het koor is opgetrokken, heeft in de geveltoppen een versieringsschema dat met dat der Noorderkerk te Hoorn is te vergelijken, welks dwarspand van 1450-'85 gebouwd zou zijn. Ook het costuum der schalkbeeldjes in het inwendige van het dwarspand is op de 2e helft der 15e eeuw te dateren. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ een eikenhouten preekstoel met kussenpanelen op de kuip, midden xvii, bijbehorend achterschot en klankbord, tegen een der hoeken van de kruising opgesteld; Ga naar margenoot+ een eiken doophek met spijlenfries, xvii; een koperen doopboog met wapenschildjesGa naar margenoot+ waarop de letters v.p. en een bloemknop met twee blaadjes; een koperen voorzangerslezenaar, xviib; een koperen doopbekken aan de voet van de preekstoel, xviib. De drie koperen kronen zijn in 1940 verkocht en door nagegoten electrische kronen vervangen. Als dorpel voor de zuidingang van het schip fungeert een rood Bremerstenen altaarmensa met rechthoekig sepulcrum in het midden. Ga naar margenoot+ De klok, hoog 100, diameter 134, draagt het opschrift: martinus ijs mijn name mijn ghelut si voer gode bequame gherardus de wou me fecit an̄o d. mvcxxiii.Ga naar margenoot+ Het avondmaalszilver bestaat uit een schaal met twee bekers en twee collectebussen, xixa en een kan, waarop een inscriptie: rens hoonen burgemeester heeft deze kan aan de gemeente van schellinkhout geschonken in het jaar 1826.
Ga naar margenoot+ In een boerenwoning Dorpstraat 56 is een oude gevelsteen geplaatst met allegorische voorstellingen van Geloof, Hoop en Liefde en jaartal 1612. De boerenwoning ‘de Steenen Camer’ bewaart in de naam wellicht herinneringen aan een schoutswoning. |
|