| |
| |
| |
Niawier
Evenals voor veel andere ‘wier’-dorpen in Noordelijk Oostergo, geldt ook voor Niawier dat de woonheuvel een geringe hoogte heeft en langwerpig of zoals in dit geval meer vierkant van vorm is.
Binnen het vierkant van straten, dat als ‘ring’-weg mag worden opgevat, is het terrein door enkele stegen en paden verder rechthoekig opgedeeld. Kenmerkend is voorts dat de kerk en het kerkhof geen centrale plaats in de plattegrond innemen, maar enigszins terzijde staan.
Een vergelijking van de huidige situatie met de Schotanuskaart en het kadastrale minuutplan leert dat het dorp in de loop van de tijd iets dichter bebouwd is geraakt. De aanwezigheid van een enkele boerderij in de dorpskom en een aanzienlijke oppervlakte aan tuinen op de wier geven het dorp nog een duidelijk agrarisch karakter.
| |
| |
Afb. 618. Kopie van het kadastrale minuutplan omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
| |
| |
Afb. 619. Luchtfoto Schaal 1:6000 van het terrein van het klooster Sion. Opname 1971.
Afb. 620. Luchtfoto Schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
| |
Kerkgebouw
Hervormde kerk
De Hervormde kerk ligt op een omheind kerkhof aan de oostzijde van het dorp. De kerk is eigendom van de Hervormde gemeente, behoudens de toren ‘met deszelfs rustpunten en bintwerk benevens de westelijke muur’, die eigendom is van de burgerlijke gemeente (akte van 1877; afb. 622-625).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 140; Benef. 154; r.v.g.o. 112; Tegenwoordige Staat ii, 116; Van der Aa viii, 190; Wumkes ii, 54; Van den Berg, Oostdongeradeel, 128.
| |
Bronnen
Schoolmeestersaantekeningen 1856, in p.b. Leeuwarden; Historisch bouwtechnisch rapport W.J. Berghuis, archief r.d.m.z., Zeist.
| |
Geschiedenis
Blijkens de opgave van 1580 behoorde het dorp bijna geheel aan het klooster Sion en werd de pastoor door dat klooster aangewezen. Volgens Van der Aa werd de kerk in 1811 vernieuwd; Wumkes vermeldt dat bericht als zware reparatie.
| |
Beschrijving
Het kerkje bestaat uit een eenbeukig schip, aan de oostzijde driezijdig gesloten. Achter de westgevel is een houten dakruiter, die geheel met leien is bekleed.
| |
Materiaal
Het muurwerk is samengesteld uit afbraak-kloostermoppen, waarin sporadisch hele stenen voorkomen van 29-31 × 8,5-9 cm en waarbij 10 lagen 103 cm meten. Bovenaan is het op een tandlijst enige lagen verhoogd uit kleine rode steen. De boog rond de ingang en de pilasters bestaan uit dezelfde kleine rode steen. De vensters hebben aan de zuid- en oostzijde rollagen van kleine steen, de drie westelijke van machinale steen; aan de noordzijde zijn zij van hetzelfde materiaal als waaruit het muurwerk bestaat. De westgevel bestond in 1943 uit kleine steen van 20 × 4,5 cm, 10 lagen 57 cm, welk materiaal inwendig ook nog gevonden wordt; uitwendig is deze gevel sindsdien bemetseld met modern materiaal.
| |
Schip en koor
In het muurwerk, dat ongeveer 50 cm dik is, staan op vrij willekeurige plaatsen aan de noord- en zuidzijde respectievelijk drie en vijf later ingebroken rondbogig gesloten vensters met rechte dagkanten. Ook in twee der sluitingszijden is zo'n venster aangebracht. Aan de zuidzijde kan men in de oostelijke dagkanten van de eerste vier vensters en in de brede dam tussen het vierde en vijfde venster sporen opmerken van de oorspronkelijke vensters, die omlijst zijn geweest met een ondiepe kraal, zoals rond de ingang nog aanwezig is. Uit de aanzetten van de sluitingsbogen is niet na te gaan hoe breed de vensters geweest zijn. Wel waren zij lager dan de tegenwoordige.
Boven de ingang van de noordwestzijde, die door pilasters is omlijst en door een geprofileerde kraal omgeven wordt, staat zonder verband met het omringende muurwerk een stichtingssteen, gedekt door een gedeelte van een natuurstenen lijst. Op de steen staat onder een afgehakt wapenschild met dekkleden en helm de tekst: ‘Ao 1678 dē 19 april/heft Cornelis Bosman de soon vā de/secretaris Bosman/De eerste steen ge/leit aan dese Kerk’. Naast de steen is een andere ingemetseld met opschrift: ‘...Hendricks als/mede opsigter end/gecometeerd geweest/van deese Kerck ende hi heeft die helft vā dit Boovendack ver/eert van dit gebou’. Het omringende muurwerk is kennelijk eens vernieuwd bij gelegenheid van het aanbrengen van een klein venster dat licht geeft op de galerij.
In de koorsluiting staat bovenaan het moppenmetselwerk een baksteen waarin het opschrift: ‘Douwe Roelofs mr. metsl. 1678’, vergezeld van een troffel en een rozet. In de noord-oostzijde zit voorts een steen met ‘Geert Hendrik 1678’ en een troffel en een steen met ‘Durk 1817’.
| |
Inwendig
De ruimte wordt overdekt door een segmentvormig houten gewelf op verbrede voorlijst. Tussen de trekbalken rust de lijst op consoles, die even hoog zijn als de trekbalken en ook, blijkens de ankers, afgezaagde balken zijn waarop een vlak plafond rustte.
| |
Bouwgeschiedenis
Het dunne muurwerk en het ontbreken van gotische details als plint en waterlijst duiden op een herbouw van de kerk in 1678. Wel heeft men daarbij de laat-gotische bouwwijze met een geheel gesloten noordzijde aangehouden en slechts aan de zuidzijde kleine vensters aangebracht. De preekstoel stond waarschijnlijk in de brede dam tussen het vierde en vijfde venster. De reparatie, die bij Van der Aa op 1811 gedateerd, bij Wumkes als ‘beraadslaging in 1811’ vermeld wordt, zal eerst in 1817 haar beslag gekregen hebben, toen metselaar Durk zich vereeuwigde. De vensters zijn toen gewijzigd, het inwendige door een gewelfje gedekt, mede ten behoeve van het orgel. In de tweede helft van de 19e eeuw zijn sommige rollagen vernieuwd.
| |
| |
Afb. 621. Hervormde kerk. Plattegrond en details ingang. Getekend 1981 naar opmeting 1944.
| |
Inventaris
De kerk bezit:
| |
Preekstoel
Een eikehouten preekstoel, waarvan de kuip versierd is met toogpanelen op gegroefde pilasters. In de zwikken ongebruikelijk naar buiten krullende ranken met bloemen, zoals tulpen; op de hoeken van de kuip Ionische kolommen met gegroefde manchetten, een en ander op 1678 te dateren (afb. 626). Achterschot en klankbord jonger, wellicht 1817 toen de preekstoel verplaatst kan zijn naar het oosten.
| |
Doophek
Doophek met vazen, 1817?
| |
Banken
Eenvoudige banken tussen gezwenkte wangstukken, 1817?
| |
Orgel
Orgel op galerij op gemarmerde kolommen met Korintische kapitelen, onder de middentoren gemerkt: ‘I.A. Hillebrand orgelmaker fecit te Leeuwarden 1818’. In het schotwerk onder de galerij Ionische pilasters. Op de kas beelden voorstellende David en twee musicerende engelen.
| |
Zerk
De in de litteratuur vermelde grote zerk uit 1569 van de prior van Sion, Johannes Kuyck, is niet meer te vinden. In de 18e eeuw is over de eigendom en de ligplaats geprocedeerd tegen de kerkvoogden van Niawier (Andreae, Oostdongeradeel; zie ook ‘Klooster Sion’).
| |
Zilver. Beker
Avondmaalsbeker, 13,5 hoog, diam. 0,3 cm, op standring met touwband. Gegraveerde voorstelling van de verdeling der broden, als op beker te Metslawier. Opschrift: ‘De diakenie van Nieuwier 1668’. Merken: Dokkum, r van 1668 en meesterteken van Hendrik Jansen Sypma. Zie Voet, 120.
| |
Schotel
Grote schotel met gedreven rand waarin voorstellingen van putti met spiegel, aanvliegende vogel, klokje en zonnebloem, aren en druiventros, tulp en roos (afb. 627, 628). Op de onderzijde is gegraveerd: ‘Dese schotel is door de Diaconie te Niawier gekogt wanneer Bedienaar des Goddelijken woords aldaar geweest is J.J. Florison ouderling Douwe Folkerts en Diacon Jan Sypts 1773’. Merken: Amsterdam groot keur, jaarletter S van 1680(?), meesterteken onduidelijk, daaronder ‘j.w.’ (?) gegraveerd.
| |
Bekkens
Bekken, diam. 28,9 cm. In de rand is het wapen Bosman gegraveerd (afb. 634). Merken: Leeuwarden, jaarletter r van 1689, meesterteken P.J. de Wit.
Collecteschaal (?), diam. 25 cm (afb. 635). Opschrift: ‘Dit Bekken is gemaakt voor de Diaconie te Niawier, wanneer aldaar Bedienaar des Goddelijken Woords geweest is I.H. Florisson ouderling Douwe Folkerts en Diacon Jan Sakens 1781’. Merken: Dokkum groot keur, jaarletter d van 1781, meesterteken Sacco Visscher. Zie Voet, 140.
| |
Kan
Tinnen kannetje met zilveren deksel waarin gegraveerd is: ‘Diaconie Kantie van Nieuwier 1677’ (afb. 631, 632). Geen merken. Tin gemerkt met engel en ‘H.L’.
| |
Klok
Een zeer oude klok, diam. 66,5 cm, hoog en smal model met grote beugels, mogelijk uit de 13e eeuw, is na 1953 door zware beschadiging verloren gegaan (afb. 630). De tegenwoordige klok is in 1949 gegoten te Midwolda.
| |
Kloosterterp
Klooster Sion
Op korte afstand ten westen van Niawier ligt de beschermde terp, waarop het klooster Sion gestaan heeft.
| |
Litteratuur
M. Schoengen, Akten en bescheiden betreffende de Cisterciens abdij Bloemkamp of Oldeklooster bij Bolsward, a.a.u. 1903, 129 e.v. en daar genoemde litteratuur.
| |
| |
| |
Afbeelding
Tekening door R.A. van Loon, 1847, coll. Fries Museum (afb. 637).
| |
Geschiedenis
In de genealogie van het klooster Klaarkamp, als hoofdstuk ii te vinden in de Kroniek van Bloemkamp door de laatste abt daarvan, Thomas Groningenses, staan als eerste stichtingen vanuit het moederklooster genoemd de vrouwenkloosters Sion en Genezareth. Schoengen noteert daarbij dat het klooster ook Onze Lieve Vrouwe ten Dale heette en dat het tussen 1165 en 1195 gesticht is, waarbij 1165 als het stichtingsjaar van het moederklooster en 1195 waarschijnlijk als dat van Genezareth gehouden wordt. Over de gebouwen van het klooster is niets bekend dan hetgeen Van Loon in 1847 tekende. Het terrein is in particuliere handen en voor de landbouw in gebruik.
Het klooster bezat in de 16e eeuw meer dan 2200 pondemaat land, waarvan in Oostdongeradeel 350 pondemaat. De gebouwen zijn ‘in de nacht van 13 april 1571’ door de Watergeuzen geplunderd (Van Vloten, Ned. Opstand 180, aangehaald bij J.C.A. de Meij, De Watergeuzen en de Nederlanden 1568-1572, Verh. Kon. Ned. Akademie van Wetensch., Comm. Zeegeschiedenis nr. 14, A'dam-Londen 1972).
| |
Kapiteel
In 1938 is door P. Glazema op het terrein van het klooster een bouwfragment gevonden in de vorm van een 51 cm hoog gebeeldhouwd kapiteel van Drachenfelstrachiet (afb. 629, 633). Het kapiteel wordt door het Fries Museum tentoongesteld in het kerkmuseum van Janum, waar het op een zuilvormige schacht gemonteerd is.
| |
Litteratuur
A. Wassenbergh in 110e Verslag van het Fries Genootschap te Leeuwarden, Leeuwarden 1939, 24; D.P.R.A. Bouvy, Middeleeuwse beeldhouwkunst in de N. Nederlanden, Amsterdam 1947, 6; Kerkmuseum Janum, Gids 1967, nr. 9.
Het kapiteel, dat 41 cm breed is, is in twee zones opgebouwd: een bovenste bestaande uit aan elke drie zijden twee grote spiraalvormige ranken en een benedenste gedeelte dat de overgang vormt van vierkant naar rond en twee paren griffioenen vertoont, elkaar toegewend op de denkbeeldige hoeken. Hoewel tamelijk sterk verweerd is het als 12e-eeuws te herkennen en vergelijkbaar met gelijktijdige kapitelen aan bij voorbeeld de Paltz te Gelnhausen. Het moet een pilasterkapiteel geweest zijn; de verwering moet ontstaan zijn door verblijf in de bodem, daar de kristallen in de trachiet nog aanwezig zijn. Het kapiteel moet daarom inwendig in het gebouw toegepast zijn geweest, bij voorbeeld bij een doorgang.
| |
Gevelsteen
In de nog op het terrein staande woning heeft een gevelsteen gestaan, die thans eveneens door het Fries Museum bewaard wordt (afb. 638).
| |
Litteratuur
111e Jaarverslag Fries Museum 1940, 15.
Tussen twee kolommen, waarop een halve bol (kolommen van Hercules als embleem van Karel v) is een schild gevat waarop aan weerszijden van drie klaverbladen de letters t.r. en b.t. zijn gehakt. Daaronder staat: ‘Her Eyse Wylt/ynge van Duy/gel kelder tot Syon 1553’. Eijso Wiltinge wordt in 1565 als abt van Klaarkamp vermeld en zou voordien dus ‘keller’ (administrateur) van Sion geweest zijn. De initialen en de drie klaverbladen zijn waarschijnlijk later in het wapenschild gehakt.
Te Visvliet is in de kerk een steen gevat van ‘Gerard Wiltinck van Dwingel de xxxe abbas in Ierusalē 1557’, met een wapen waarop twee gekruiste pijlen en ‘g.d.’ (Publicatiemap Stichting Oude Groninger Kerken, iii, 1980, 71). De schoolmeester tekent dan ook in zijn aantekeningen van 1856 onder deze gevelsteen een tweede steentje met opschrift: ‘1717 is dese eerste steen door Toomas Diercks gele(g)t oud 5 jaar’.
| |
Tekening
Het Fries Museum bewaart een tekening door N. van Loon uit 1847, die een overblijfsel van het klooster Sion zou voorstellen. De kadastrale minuut geeft twee boerderijen van het kop-hals-romptype op het terrein. Wat op de tekening is weergegeven zou het vooreind van de oostelijke boerderij kunnen zijn, benevens een duivenhuis. Men zou dan moeten aannemen, dat de schuur van die boerderij na 1832 gesloopt is. Op de achtergrond ziet men de forse toren van Oosternijkerk.
| |
Zerk
De grafzerk van een der laatste priors van het klooster, Johannes Kuijck, heeft in de loop der eeuwen nogal wat emoties opgewekt. Het kerkhof van het klooster werd omstreeks 1630 door de Staten aan een particulier verkocht met het overige terrein; de zerk werd echter doorverkocht aan een huurder van een kloosterplaats en bleef liggen.
| |
| |
Omstreeks 1700 hebben de kerkvoogden de zerk naar de kerk gesleept, doch moesten dit namens het Hof van Friesland ongedaan maken. In 1856 vermeldt de Schoolmeester de zerk op het kerkhof van Niawier, doch daar is deze niet meer te zien.
| |
Boerderijen
Het dorpsgebied van Niawier was vóór 1600 grotendeels in handen van het klooster Sion. Vermoedelijk was het klooster eigenaar van 18 of 19 van de 20 stemhebbende plaatsen (Opzeggingen kloostermeiers 1618; stemkohieren van 1640, r.a. Leeuwarden). Vier van deze boerderijen lagen ‘opte Knijp’ (o.a. Berns 54, j i, 131 en 133), waarschijnlijk een wat hogere rug in het landschap. Eekhoff geeft nog de boerderij ‘de Knijpe’. Een andere boerderij draagt de naam De Slijpsteen; waaraan deze is ontleend is onbekend.
| |
| |
Afb. 622. Later enigszins gewijzigde ingang met stichtingssteen uit 1678. Opname 1972.
Afb. 623. Hervormde kerk van de noordwestzijde. Opname 1972.
Afb. 624. Aan de zuidoostzijde is een andere vensterindeling waar te nemen. Opname 1972.
| |
| |
Afb. 625. Het inwendige van de kerk naar het westen te zien met orgel uit 1818. Opname 1959.
Afb. 626. De preekstoel uit de bouwtijd van de kerk. Opname 1972.
Afb. 627. Grote zilveren schotel, waarschijnlijk Amsterdams werk uit 1680. Opname 1976.
Afb. 628. De achterzijde van de schotel met inscriptie uit 1773. Opname 1976.
| |
| |
Afb. 629. Het in 1938 gevonden pilasterkapiteel van klooster Sion dat uit de 12e eeuw dateert. In de benedenste helft gedecoreerd met elkaar toegewende griffioenen. Opname 1974.
Afb. 630. De klok uit de Hervormde kerk van Niawier, mogelijk 13e-eeuws. Opname 1943.
Afb. 631. Tinnen avondmaalskan met zilveren deksel. Opname 1977.
Afb. 632. Het zilveren deksel uit 1677 van de avondmaalskan, waarschijnlijk ooit op een aardewerken kan gemonteerd geweest. Opname 1977.
| |
| |
Afb. 633. De andere zijde van het pilasterkapiteel van klooster Sion. Opname 1974.
Afb. 634. Diepe schaal ‘gemaakt voor de diaconie te Niawier 1781’. Opname 1976.
Afb. 635. Diepe schaal ‘gemaakt voor de diaconie te Niawier 1781’. Opname 1976.
Afb. 636. Zilveren broodschaal met wapen Bosman, 1689. Opname 1976.
| |
| |
Afb. 637. Tekening door R.A. van Loon, 1847, van een gebouw op het terrein van klooster Sion.
Afb. 638. Steen ter herinnering aan de administrateur van Sion in 1553. Opname circa 1975.
|
|