| |
| |
| |
Aalzum
Aalzum wordt onder de naam Atlesheim genoemd in de Fuldalijst uit het jaar 945 (Dronke, c. 37). De huidige, zeer geringe omvang van het dorp wijkt niet veel af van de omvang in het begin van de 18e en 19e eeuw, blijkens respectievelijk de Schotanuskaart van de grietenij en het kadastrale minuutplan van het dorpsgebied: de kerk is gelegen op de ruim vijf meter hoge kruin van de terp, enkele huizen en boerderijen liggen op de voet van de terp daaromheen. Het gedetailleerde kadastrale minuutplan laat zien dat de kerk slechts via een pad bereikbaar was, eveneens een aanwijzing dat het dorp weinig volkrijk was.
De vrijwel onbebouwde dorpsterp is rond 1880 afgegraven voor de winning van vruchtbare terpaarde (Wumkes, ii, 582). Deze afgraving is een van de eerste waarbij uit het buitenland van wetenschappelijke zijde belangstelling werd getoond voor de bewoningsgeschiedenis van een terp (Vrije Fries, 1886, 26-38). Het kerkpad is bij de afgraving gespaard gebleven en geeft nog het verloop van de helling van de terp aan, die gezien het wijde beloop van de ringweg een zeer grote oppervlakte moet hebben gehad.
Aalzum is het voorbeeld van een terpdorp dat in grote mate voldoet aan het ‘ideaaltype’ zoals dat in de Inleiding (Ferwerderadeel, 30) is geschetst en waarbij sprake is van een samenhangend geheel van uit de Middeleeuwen daterende nederzettingskenmerken. De hiervoor genoemde ringweg op de voet van de terp omsluit deze voor een gedeelte. Voor het overige wordt de ring gemarkeerd door de Aalzumervaart, een gegraven waterverbinding tussen Dokkum en het riviertje de Paesens die reeds op de oudste Schotanuskaart kan worden waargenomen. De ringweg en -vaart vormen samen een vrijwel gave cirkel. De regelmatige opbouw van de dorpsplattegrond komt voorts tot uiting in de ligging van de kerk precies in het middelpunt van deze cirkel.
De nog deels agrarische bebouwing ligt evenals ten tijde van Schotanus aan de buitenzijde van de ringweg. De terp is radiaal verkaveld geweest. Wegens de afgraving is door samenvoeging van percelen dit patroon minder goed herkenbaar geworden. Buiten de ringweg en -vaart zet de radiale percelering zich over enige afstand voort en is daar beter zichtbaar gebleven.
| |
| |
Afb. 364. Kopie van het kadastrale minuutplan, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
Afb. 365. Luchtfoto, schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
| |
Kerkgebouw
Hervormde kerk
De Hervormde kerk, blijkens het klokopschrift uit 1499 mogelijk gewijd aan de H. Catherina, staat in een ruim door een boomsingel omgeven kerkhof, dat bereikbaar is langs een oprijlaan. Bij de toegang naar het kerkhof staan twee houten hekpalen. Het gebouw behoort aan de Hervormde gemeente, het torentje aan de burgerlijke gemeente (akte van 1877) (afb. 366, 368-369, 371-379).
| |
Litteratuur
r.v.a. 138; Benef. 155; r.v.g.o. 109; Van der Aa i, 16; Eyck van Zuylichem, 1851, 16; Wumkes ii, 198; Herma M. van den Berg, Oostdongeradeel, 118; J. ter Steege, Vinea Domini, geschiedenis van de kerkelijke gemeente Aalzum-Wetsens, Dokkum 1972.
| |
Bronnen
Kerkvoogdijrekeningen 1783-1954; id.notulen 1824-1955 ter plaatse; h.s. Andreae-Tuinman, gemeente-archief Oostdongeradeel; Bestek en tekeningen toren en westgevel, 1843, waarschijnlijk van de hand van Th. Romein, ib.
| |
Afbeeldingen
Tekening door F.M.N. Eyck van Zuylichem, 1847 in coll. Bodel Nijenhuis u.b. Leiden (afb. 374); twee tekeningen door A. Martin 1884, coll. Fries Museum Leeuwarden (afb. 371-372).
| |
Geschiedenis
De door Telting in het Register van Aanbreng gelezen vermelding van een Heer van de Kerk berust op onjuiste interpretatie. Er staat slechts dat de kerk inkomsten krijgt uit het goed van de Mockema's. Naast inkomsten van de pastoor wordt nog goed vermeld van de ‘persona’. In 1542 zouden volgens opgave in de Beneficiaalboeken goederen verkocht zijn om de kerk te repareren. Nieuwe homeipalen bij de ingang van het kerkhof zijn in 1795 betaald; in 1822 zijn een nieuw gewelf en nieuwe balken aangebracht, in 1829 nieuwe ramen. De toren, die bij Van der Aa in 1837 nog genoemd wordt, is blijkens een aanbestedingscontract in 1843 afgebroken, waarna een nieuwe westgevel werd gebouwd, bekroond door een houten klokhuis met een open paviljoen. Daar te Morra voor een soortgelijke verbouwing de hulp van Th. Romein werd ingeroepen, en het ontwerp details vertoont die in het werk van Romein meer voorkomen, is het ontwerp voor de westgevel van de kerk te Aalzum mogelijk van zijn hand.
In 1959 is het interieur gemoderniseerd uit een legaat dat de kerkvoogdij toeviel. De preekstoel werd iets zuidwaarts verschoven en verloor zijn klankbord; ook het doophek werd opgeruimd. De gemeente vervolgde de wijziging door de westelijke topgevel te vernieuwen, waarbij details van het oorspronkelijke ontwerp vervielen. Kort daarop werd de toren door blikseminslag getroffen, zodat ook deze vernieuwd moest worden. Bij dit laatste hield men zich vrij nauwkeurig aan het bestaande patroon.
| |
Beschrijving
Aan het eenbeukige schip sluit een altaarruimte die ter dikte van een muur inspringt en door een opnieuw, nu een halve steen inspringende absis wordt gesloten.
Westgevel: zie boven.
| |
Materiaal
Het baksteenmateriaal van het koor en het schip wijkt onderling in maat en kleur iets af. Schipmuren: lichtkleurige baksteen van 31-32 × 8-8,5 cm, 10 lagen 92-95 cm in onregelmatig verband met veel strekken. Altaarruimte roder materiaal, ongeveer twee strekken afgewisseld door een kop van 27,5-28,5 × 9-9,5 cm, 10 lagen 104 cm. De baksteen van de laatste vijf lagen onder het fries is lichter gekleurd. Het materiaal van de westelijke schiptravee is herbruikt en roder dan dat van de overige schipmuren; uit dit materiaal zijn de overige schipmuren ook verhoogd.
| |
Schip
In de noord- en zuidmuur van het schip zijn vrij kleine rondbogig gesloten vensters gehakt. In de noorder- zowel als in de zuidermuur is slechts één oorspronkelijk venster in gedichte vorm, uitwendig spleetvormig, te zien. Aan de noordzijde is in 1959 inwendig de dichting van het noordelijke venster weggenomen: de dagkantstenen bleken een hoek van 45 graden te maken met het muuroppervlak, zodat een eenvoudig profiel ontstaan is. Het venster in de zuidermuur staat niet in de as van dat in de noordermuur. Laag bij het tegenwoordige maaiveld zijn voorts aan beide muren uitwendig twee gedichte spleten te zien, 16 cm breed en vijf lagen hoog, waarvan de westelijke juist tegenover elkaar staan. Een van de zuidelijke is in 1959 inwendig geopend en bleek rechte dagkanten te hebben, zodat een functie als kerkhofvenster het meest in aanmerking komt.
Een gedichte ingang aan de noordmuur wordt door het meest westelijke ingehakte venster oversneden. Aan de zuidzijde is geen gedichte ingang meer waar te nemen. Op herstellingen van het muurwerk zijn resten van rode verf te bespeuren. De tegenwoordige
| |
| |
Afb. 366. Hervormde kerk en toren. Plattegrond en doorsneden. Getekend 1982 naar opmetingen van 1945 en 1974.
ingang beslaat het middelste veld van de westgevel, die door lisenen in drie traveeën gedeeld wordt. De geveltop was tot 1960 in halfcirkelvormige velden gedeeld, zoals het ontwerp aangeeft (afb. 368, 373).
| |
Koor
Het muurwerk van het koor wordt bekroond door een rondboogfries op bakstenen consoles, elke boog samengesteld uit twee stenen en het veld bestaande uit een halfrond gevormde baksteen (afb. 379). Daarboven een kwartbolle lijst. Aan de noord- en zuidzijde van de koortravee ontbreekt in de westelijke helft een gedeelte boogfries; de consoles zijn echter wel aanwezig. Aan de oostzijde eindigt het fries met een halve boog tegen een hoekvulling. De laatste details zijn reeds door Eyck van Zuylichem weergegeven. Langs het muurwerk van de absis gaan twee kralen op tot de kwartbolle lijst. Zij rusten op een dubbele versnijding aan de muurvoet. Tussen de kralen hebben vergrote rondbogig gesloten vensters gestaan, waarvan blijkens het gedichte oostelijke en zuidoostelijke de rollaag juist tot aan de consoles van het boogfries reikte. Aan de zuidzijde van de koortravee is een gedicht laaggeplaatst rondboogvenster te zien.
| |
Inwendig
De muren van schip en koor zijn verankerd door trekbalken; de ruimte is overdekt door een segmentvormig gewelf, dat in 1959 vernieuwd is. Het koor is aangelegd op stenen overwelving. De wanden vormen grote eenmaal geprofileerde nissen: boven de vensters zijn de gewelfopleggingen te zien (afb. 375).
Aan de oostzijde van de schipmuren zijn aanzetten van noord-zuidgerichte muurgedeelten in het zicht geweest, sporen van de eerste oostelijke beëindiging van het schip. Later is aan de zuidzijde een kaarsenis gehakt in de afgekapte muurdikte.
De spanten van de gotische kap zijn voorzien van deels gehakte telmerken, waarvan de volgorde onregelmatig is.
| |
Bouwperioden
Het steenverband en de zeer kleine vensters pleiten ervoor het schip als oudste bouwdeel te dateren, eind 12e eeuw. De vervanging van de eerste altaarruimte door de tegenwoordige kan blijkens de overwelving in het midden van de 13e eeuw plaats gehad hebben. Het nieuwe koor zal aanvankelijk aangesloten hebben op muurgedeelten die de overgang vormden tussen de zijmuren van het schip en de absis. Deze zullen tot in de 16e eeuw bestaan hebben, daar de kap uit twee gedeelten bestaat en de telmerken op het gedeelte
| |
| |
over het koor van het westen uit beginnen. Later heeft men deze muurgedeelten inwendig verwijderd en moest de aansluiting in de hoek van een noodoplossing voorzien worden. Na de woelingen omstreeks 1500 (zie ‘geschiedenis’) is het schip westwaarts verlengd en iets verhoogd ten behoeve van een nieuwe kap.
Westgevel en torentje: zie ‘geschiedenis’. Volgens het bestek zou de westgevel drie meter teruggeplaatst zijn. De vensters waren blijkens de kerkerekeningen in 1829 reeds aangebracht.
| |
Inventaris
Eenvoudige zeszijdige eiken preekstoelkuip, op de hoeken uitgegronde pilasters, xviii, vóór 1783 (begin kerkerekeningen). De kansel is in 1825 naar de as verplaatst, de trap in 1871 verbeterd.
| |
Klok
In het torentje hangt een klok, diam. 66,5 cm (afb. 377). Langs de bovenrand opschrift in gotische minuskels: ‘Anno dnĚ„i mccccxcic jhesus.maria.sancta.katrina.ian butendijck. me.fecit’. Twee voorstellingen van de H. Catherina met gebroken rad en zwaard (Fehrmann, 254).
| |
Zilver
Beker op voet, hoog 16,4 cm. Langs de voet gedreven rand van engelkopjes, vrucht- en voluutornament; op de kelk gegraveerde cartouches waarin zinnebeeldige voorstellingen van Geloof, Hoop en Liefde. Opschrift: ‘De Drinckbeeker der Danckseggenge Die wij Danckseggende seegenen is die niet een gemeinschap des Bloets Christi, 1 Cor. 10 v. 16. Dit is het bloet Christi, het bloet des Nieuwen Testaments 't welck voor veele vergooten is tot vergevinge der Sonden Mat. 26 v. 28.’ Onderaan: ‘Dit is de Diakonie beeker van den Dorpe Aalsum 1698.’ Merken: Leeuwarden d van 1698, meesterteken van Pieter Jilderda te Dokkum. Zie Frederiks iii, 287; Voet 130 (afb. 376).
| |
Overige terpen
Ten noorden van de dorpsterp liggen de beschermde terpen Zetten uit de 12e-13e eeuw, waar de Hantumerweg langs leidt.
Ten oosten van de dorpsterp ligt de beschermde terp Sybrandahuis aan de weg naar Metslawier.
| |
States
Mockema State
Ten zuiden van de dorpsterp lag Mockema State.
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 138; Benef. 155; Tegenw. Staat ii, 215; Potter, Wandelingen; Wumkes ii, 29; Pax Groningana 85.
| |
Geschiedenis
Tot de hoofdelingen, die zich eind 15e eeuw aanvankelijk fel verzetten tegen de groeiende macht van de stad Groningen, behoorden rond Dokkum Tyaerd en Gherbrant Mockema. Pas nadat in 1492 ‘Mockema Huis to Aalzum verdurven’ (vernield) was, legden ze het hoofd in de schoot en sloten met Groningen een verbond (Pax Gron. 86). In deze overeenkomst wordt gesproken over schade ‘anden huuse to Aelsum’. In 1511 is Ernst van Mockema de eerste grondbezitter na de pastorie met 93 pondemaat, waaruit de kerk een vaste bijdrage krijgt (zie onder ‘Herv. Kerk’). In 1540 is Ernst Idserdsz Grovestins bewoner van de state en kerkvoogd te Aalzum (Benef.).
Een kleinzoon van Ernst van Mockema genaamd Lieuwe van Juckema verkocht in 1611 de state aan dr. Foppius Aetzema, raad te Brunswijk, en Anna Hauto (Berns 55, m i f 113). De landerijen omvatten toen 105 pondemaat en apart wordt de ‘poorte’ genoemd, waarschijnlijk een poortgebouw op de singel zoals in Friesland gebruikelijk. Het stemkohier van 1640 noemt jonker Mepsche als eigenaar. In 1695 wordt Mockema opnieuw verkocht, ditmaal door Arnold van Lilienberg, secretaris van Dokkum en kleinzoon van Lieuwe van Aitzema (Proeven van L.v.A., opstellen enz., uitg. Fryske Akademy 1970). Koper is dan Julius Schelto van Aitsma, burgemeester van Dokkum (Berns 55 m 6 f255). Hoewel de adellijke behuizing in de verkoopproclamatie niet genoemd wordt, geeft Schotanus-Halma deze in 1718 nog wel weer. In de 18e eeuw worden als bewoners steeds pachtboeren genoemd, wat niet wegneemt, dat het huis mogelijk als zomerwoning gebruikt is door de bezitters. In 1805 wordt althans bij de verkoop van het ‘Aalsummer bosch’ nog genoemd de huizinge, het zomerhuis en de gardenierslanden. Potter schrijft in 1811 nog, dat de huizinge in puin ligt en van de poort nog een deel rest. De kadastrale minuut geeft het terrein, door een gracht omringd, nog duidelijk aan (afb. 364 en 384).
| |
| |
Afb. 367. Boerderij Stinstera State. Getekend 1982 naar schets door H.P. van Beveren, 1975.
| |
Stinstera
Tegen de grens met Wetsens en direct ten oosten van de terp Sybrandahuis ligt op een omgracht terrein de boerderij Stinstera (afb. 367, 381, 383).
| |
Bronnen
Opmetingsschets en rapport H.P. van Beveren 1973, archief r.d.m.z. Zeist; Berns 54 j i, 264.
| |
Geschiedenis
Blijkens een beschrijving in het Weesboek in 1583 (Berns 54 j i, 264) was het huis van ‘Jan Petersz toe Stins’, waar diens weduwe nu in woonde, ‘lanck omtrent vi vack het voerhuijs mitten coecken, ende t achterhuijs lanck omtrent xii vack mit drie opgaende gevels ende een peerdegevel mit een melckkaemer ter sijden daer aen ende noch een cleijn huijs tsijden achter daer aen lanck omtrent iii vack, een groete hoyberch van vii roeden.’ Er stond dus een oudfries langhuis, waarvan het voorste gedeelte, dat tevens de keuken bevatte, zes gebintvakken lang was en het achterhuis twaalf gebinten had.
Tussen voor- en achterhuis was een brandgevel en ook voor en achter werd het huis
| |
| |
gevat tussen stenen gevels. De melkkamer was terzijde en had, als wij goed lezen, een ‘paardegevel’, waarschijnlijk een niet van een top voorziene gevel. Het hooi werd bewaard in een vrijstaande hooiberg. Van de inboedel worden genoemd onder andere ‘zeven taferelen van de zeven planeten’. Van de stins waarnaar de familie heet is overigens niets bekend; Schotanus geeft slechts een stemmende plaats.
| |
Boerderij
Thans staat op het omgrachte terrein een boerderij van het kop-hals-romptype, waarvan het woonhuis deels uit afbraak-mopsteen is opgetrokken en een steil zadeldak heeft tussen topgevels, bekroond door schoorstenen met borden. De voorgevel van het binhús had blijkens duidelijke sporen in het metselwerk ooit twee vensters, ieder onder een boogveld, en terzijde een iets hoger en smaller venster (afb. 381). In de geveltop zijn tussen de latere vlechtingen langs de zijden resten van dekplaten van een trapsgewijs toelopende gevel blijven zitten. Ook lijken de tegenwoordige houten kozijnen stenen kruiskozijnen te vervangen. De aan boerderijgevels ongebruikelijke waterlijst, die trouwens een ongebruikelijk profiel heeft, zou uit een vorige bouwfase herbruikt kunnen zijn. Zo er al een gedeelte behouden is van een vorige gevel, dan zal de bouwtijd daarvan toch niet veel vroeger dan in de 17e eeuw geplaatst moeten worden. De tegenwoordige indeling van het voorhuis, de topgevel met vlechtingen langs de zijden en de grote schoorstenen met borden, evenals de sparren waaruit de kapspanten bestaan, wijzen op een ontstaansdatum van het tegenwoordige binhús van eind 18e-19e eeuw.
Ook een gardenierswoning in de onmiddellijke nabijheid ten noorden van Stinstera, die omstreeks 1970 is afgebroken, was grotendeels uit grote afbraaksteen opgetrokken.
| |
Boerderijen
Miedema Sathe
Naast de terp Sybrandahuis staat een boerderij genaamd Miedema Sathe, met dwars gebouwd voorhuis, xixb (afb. 384).
| |
Dokkumerweg 2
Aan de weg naar Wetsens staat op een omgracht terrein een boerderij van het kop-halsromptype (afb. 380); aan het binhús is aan de binnengevel een gedeelte van herbruikte grote steen; blijkens vensters met zes ruiten dateert de boerderij in deze vorm uit de 19e eeuw.
| |
| |
Afb. 368. Hervormde kerk vanuit het noordwesten in 1959, met de westgevel uit 1843.
Afb. 369. De westgevel en de dakruiter na de wijzigingen in 1962. Opname 1972.
Afb. 370. De terpafgraving bij Aalzum in 1884. Repro naar foto van Th.M. Staas.
| |
| |
Afb. 371. De kerk getekend door A. Martin in 1884.
Afb. 372. De kerk getekend door A. Martin in 1884.
Afb. 373. De ontwerptekening voor de nieuwe westgevel en het klokketorentje achter de westgevel, gedateerd 1843. Repro 1959.
Afb. 374. De kerk getekend door Eijck van Zuijlichem in 1847.
| |
| |
Afb. 375. Het inwendige van de kerk naar het oosten; in het koor ziet men de muraalbogen van een later verwijderde overwelving. Opname 1972.
Afb. 376. De avondmaalsbeker van Aalzum uit 1698. Opname 1976.
Afb. 377. De afbeelding van de H. Catherina op de klok van 1499. Opname 1943.
| |
| |
Afb. 378. De grotendeels romaanse kerk gezien van het zuidoosten. Opname 1972.
Afb. 379. De halfronde absis met de bakstenen kralen en het boogfries. Opname 1972.
Afb. 380. Boerderij Dokkumerweg 2 van het kop-hals-romptype met bijschuur en bakhuis. Opname 1965.
| |
| |
Afb. 381. Het binhús van Stinstera State met sporen van bogen boven de vensters in het benedenste gedeelte, dat opgemetseld is uit afbraak-kloostermoppen. Opname 1973.
Afb. 382. De boerderij Miedema Sate met dwarsgebouwd voorhuis. Opname 1981.
Afb. 383. De boerderij Stinstera State van het noordoosten gezien; de melkkelder bevindt zich in de noordelijke hoek van de schuur. Opname 1973.
Afb. 384. Gezicht op Aalzum van Dokkum uit. Tussen de kerk en de molen is de statepoort van Mockema nog aanwezig. Gekleurde pentekening, begin 19e eeuw, in Museum Admiraliteitshuis Dokkum. Repro 1982.
|
|