| |
| |
| |
Nes
De dorpsterp van Nes is van geringe hoogte; ten noordwesten van de kerk is het hoogteverschil nog het duidelijkst zichtbaar.
De plattegrond van het dorp wordt gekenmerkt door een bebouwde kom die omgeven is door een in vierkant gelegen stelsel van straten, waarbinnen de kerk centraal is gelegen. De structuur wordt al bij Schotanus aangegeven, die voorts in zijn ‘Beschrijvinghe van de Heerlijckheijdt van Frieslandt’ vermeldt dat het dorp een weekmarkt bezit (192). Het kadastrale minuutplan van omstreeks 1830 geeft aan dat het terrein binnen het vierkant net van straten voorts wordt opgedeeld door een drietal kerkpaden. De ‘brede gracht’ die volgens Boelens (42) rond het kerkhof zou hebben gelegen wordt op deze plattegrond niet meer aangegeven. De kadastrale minuut geeft tevens aan dat de dorpskom voornamelijk uit nietagrarische, dicht bijeengelegen bebouwing bestaat, terwijl daarbuiten, aan zuid- en westzijde van het dorp de boerderijen zich bevinden.
In deze eeuw zijn binnen het vierkant stratennet de nog onbebouwde terreinen bebouwd geraakt, is een van de kerkpaden in zuidelijke richting verlengd en heeft ook buiten de oude dorpskom de bebouwing zich uitgebreid. Het laatste gedeelte van de opvaart met de daarlangs gelegen loswal en de molen ten oosten van het dorp, op het kadastrale minuutplan nog aanwezig, zijn nadien verdwenen.
| |
| |
Afb. 214. Kopie van het kadastrale minuutplan, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
| |
| |
Afb. 215. Luchtfoto. Schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
| |
Kerkgebouw
Hervormde kerk
De Hervormde kerk en toren staan op een ruim vanouds omgracht kerkhof aan de zuidelijke hoek van de rechthoekige omgrensde nederzetting (afb. 216 en 220-227, 229-232).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 123; Benef. 171; r.v.g.o. 99; Van der Aa viii, 68; Boelens, Nes.
| |
Bronnen
Rekeningen Kerkvoogdij 1788-1909 (extract archiefdienst Noordoost Friesland, 1974); Staat van kerken 1810, beide in gem. archief Westdongeradeel; Historisch-bouwtechnisch rapport W.J. Berghuis 1974, archief r.d.m.z. Zeist.
| |
Afbeelding
Tekening door J. Stellingwerf 1723 in coll. Fries Museum (afb. 224).
| |
Geschiedenis
Volgens 16e-eeuwse opgaven bezat de kerk behalve patroons- en pastoriegoederen ook vicariegoederen. Zij zal daarmede een van de meer belangrijke kerken in de grietenij geweest zijn. Volgens Van der Aa viel de kermis te Nes op de feestdag van Johannes de Doper. In 1543 wordt slechts de patroon Johannes genoemd. Op de klok staat echter duidelijk Johannes de Evangelist afgebeeld.
Uit de bewaard gebleven rekeningen blijkt dat onder meer in 1803 een nieuwe homei voor het kerkhof geplaatst is en dat het in 1809 is afgegraven. In 1810-11 is voor 960 gulden hout voor de kerk geleverd. Van der Aa weet te melden, dat de kerk voorheen met leien gedekt was ‘en nu met blauwe pannen’. In 1838 zijn ‘nieuwe witte ruiten’ geleverd in de ‘nieuwe kerkeramen’. In 1848 wordt architect J. Kingma beloond voor bouwkundige diensten. In 1906 ten slotte koopt men te Woerden een nieuw orgel.
De toren is in 1974 gerestaureerd onder leiding van het bureau Van Manen en Zwart te Drachten.
| |
Beschrijving
De kerk bestaat uit een lang schip en een korte vierzijdig gesloten altaarruimte, dus met een hoek in de as van het gebouw. Aan de westzijde staat een zware bakstenen zadeldaktoren.
| |
Materiaal
De baksteen meet aan de toren 29-31 × 8,5-9 cm, 10 lagen 100 cm, van de klokkeverdieping af 30-31 × 8,5-9 cm, 10 lagen 97 cm. Aan de zuid- en westzijde is de toren bemetseld met hetzelfde grote materiaal, doch opnieuw toegepast. Dit loopt door over de steunberen. De westelijke topgevel is met klein materiaal bemetseld. Aan het schip meet de baksteen 30 × 8-8,5 cm, 10 lagen 95 cm, aan het koor 30-30,5 × 8-8,5 cm, 10 lagen 95 cm.
| |
Toren
De toren gaat onversneden en gesloten op, behoudens lichtspleten in de zijmuren en een halfrond gesloten galmgat aan elke zijde (afb. 220). Aan de westelijke hoeken staan twee steunberen, die met de beklamping van het muurwerk één geheel uitmaken, waardoor de noordelijke aan de noordzijde koud tegen het oudere muurwerk staat. Bij de overgang naar een anders gekleurde steensoort is een lichte westwaartse verzakking gecorrigeerd.
| |
Inwendig
De begane grond is op een overwelving aangelegd met opleggingen tegen de zijmuren. In de oostmuur is de gewelfoplegging ingekapt in een steendikke laag, die bij de bouw van de toren tegen de reeds bestaande westelijke schipmuur is aangebracht. De gewelfoplegging doorsnijdt de flauwe spitsboog die in de verdikking is gemetseld als omlijsting van de reeds bestaande rondbogige doorgang. De boog van deze laatste rust op impostlijsten.
In de noorder- en zuidermuur staan zich naar binnen toe verwijdende lichtspleten, waarvan de dagkantstenen een profiel vormen met de binnenzijde van het muurwerk. De zuidelijke kon door een sluitboom met een luik gedicht worden. Boven de tweede balklaag is later een gewelf geweest blijkens ingekapte opleggingen in de muren en aanzetten in de hoeken. In de oostmuur bevindt zich daar een smalle doorgang naar de schipkap. Op de eerste balklaag is een rechthoekige doorgang aan de oostzijde geweest, die in de reeds genoemde muurverdikking door een bredere rechthoekige uitsparing omlijst is.
| |
Schip
De schipmuren zijn blijkens moeten geleed geweest door tweemaal vier steunberen of lisenen (afb. 221, 222, 223). Tegen de westelijke vleugelmuren zijn nog twee beren aanwezig. Tussen de brede spitsboogvensters zijn de sporen te herkennen van de oorspronkelijk lager staande zeer flauw spitsbogige vensters: aan de zuidzijde één ten westen van het eerste venster, thans oversneden door de ingang, en één ten westen van het derde venster; aan de noordzijde in de eerste en derde travee twee vensters, het
| |
| |
Afb. 216. Hervormde kerk en toren. Plattegrond en doorsnede over de toren.
Getekend in 1981 naar opmetingen uit 1954, 1966 en 1974.
meest oostelijke slechts als fragment in de dagkant van het latere venster. Daar ook is de gedichte flauw spitsbogige ingang duidelijk te zien; de boog bestaat uit kopse stenen, waarover een platte laag loopt. Aan de zuidzijde is daarvan slechts de westelijke rechtstand te zien onder het tweede venster. Ten slotte ziet men aan de noordzijde beter dan aan de zuidzijde een gedicht laagstaand venster in de laatste travee.
De nu aanwezige spitsboogvensters hebben in de zuidermuur brede dagkanten met hol geprofileerde zijmontants, xvi-xvii. De ingang aan die zijde kan uit 1906 dateren. De vensters aan de noordzijde zijn onzorgvuldig ingehakt; mogelijk zijn deze in 1838 verantwoord in de rekeningen.
| |
Inwendig
Het muurwerk van het koor heeft op de hoeken smalle lisenen (afb. 219). Tussen de lisenen loopt aan de voet een plint en onder de oorspronkelijke dakvoet een rondboogfries op kleine consoles. De boogjes zijn samengesteld uit vijf stenen. Boven het boogfries een zaagtandlijst en een afgeschuinde rollaag. Aan de koortravee is het fries forser, flauw spitsbogig, en rust het op bredere consoles. De overkraging naar de dakvoet wordt daar gevormd door boogjes onmiddellijk boven het fries en twee lagen hoger uit een hollijst. In de koorsluitingsvelden hebben rondbogige lange vensters gestaan. In de koortravee is twee lagen boven het plint aan de noordzijde een rechthoekige uitsparing te zien als omlijsting van een thans eveneens gedicht spleetvenster. Blijkens sporen op het muurwerk is de kerk eens dun gepleisterd geweest.
In de westmuur van het schip zijn op het tegenwoordige vloerniveau aan weerszijden van de doorgang naar de toren kleine rondbogige en door een sprong omlijste nissen geweest, die later deels verstoord zijn door de aanhechting van de jongere noorder- en zuidermuur; alleen de zuidelijke nis is thans nog zichtbaar.
De muren zijn verankerd door sobere trekbalken; daarop rust een lijst en een 19e-eeuws tongewelf (afb. 225). De kap is tamelijk nieuw (1810-11?). In het koor ziet men moeten van gewelfmuralen. Tegen de oostelijke torenmuur is de moet van een lagere
| |
| |
kap te zien. In de doorgang naar de toren staat een houten kozijn met een uitgeschulpte dorpel waarin het jaartal 1604 is gesneden.
| |
Bouwgeschiedenis
Blijkens de bemetseling van de oostelijke torenmuur heeft deze de westelijke muur gevormd van de oudst bekende kerk. Aan de kerkzijde was deze muur versierd met laaggeplaatste kleine rondbogig gesloten nissen aan weerszijden van de eveneens rondbogige westelijke toegang. Tegen deze oude westmuur is een toren opgetrokken. Na afbraak van het oude schip is een nieuw schip gebouwd, dat door lisenen of steunberen in drie traveeën was gedeeld, waarvan de middelste blind was en de ingangen bevatte. Ten slotte is het vierzijdig gesloten koor toegevoegd, dat een overwelving heeft gehad. Mogelijk is ook het schip in steen overwelfd geweest. Inwendig zijn daarvan thans geen sporen te onderscheiden. Aangezien ook de oudste westmuur uit baksteen bestaat en in het schip nog slechts flauwe spitsbogen voorkomen moeten de vier bouwfasen zich kort na elkaar (xiid-xiii a) voltrokken hebben.
De grote spitsbogige vensters zullen in de 16e eeuw zijn aangebracht, waarbij een hogere kap gedacht moet worden; ten behoeve daarvan is waarschijnlijk de koortravee verhoogd en van een ander afsluitend fries voorzien. De beklamping van de toren kan samenhangen met de wijziging van de ingang; mogelijk zijn toen ook de beren tegen de westelijke hoeken geplaatst. Een en ander kan samenhangen met het jaartal 1604 in de bovendorpel van de oostelijke doorgang. De nieuwe ingangsomlijsting zal ontstaan zijn uit de behoefte aan meer lichttoevoer op het orgelbalkon.
| |
Inventaris
De kerk bezit:
| |
Preekstoel
een eiken preekstoel met achterschot, klankbord en trap (afb. 227). Op de panelen en pilasters gesneden rococo-ornament, 1775, volgens S. ten Hoeve (Preekstoelen), aan Yge Rintjes toe te schrijven. Op het middenveld zijn een hart, een sikkel en een dorsvlegel, in de zijpanelen rozen, margrieten en druiven voorgesteld. Trap met gesneden balusters. Op de kansel een bijbel uitgegeven bij Keur Dordrecht 1756, in leder gebonden ‘Anno 1795’.
In een ‘staat der gemeente’ gedateerd 1810, in het archief van Westdongeradeel wordt vermeld, dat de kerk van Nes in 1775 ‘nieuw gemaakt’ is, hetgeen op het inwendige betrekking moet hebben.
| |
Koper
Op het 19e-eeuwse doophek met spijlenfries staan drie dubbele koperen kaarsenarmen. xviii, en twee blakers.
Koperen doopbekken op gesmeed ijzeren voet.
| |
Banken
Tegenover de preekstoel herenbank van paneelwerk met opengewerkt kuifstuk op de rugleuning, 1775, waarin een wapen: gedeeld, heraldisch rechts halve friese adelaar, links drie klavers een en twee. Overige banken met gezwenkte wangstukken, 1775?, drie tekstborden, xviii.
| |
Zilver
Avondmaalsbeker op gedreven rand met druivenranken versierd, hoog 17,2 cm, diam. 10,9 cm (afb. 226). Opschrift langs de liprand ‘Nes den 10 Augustus 1780. De drinkbeker der Dankseggenge dien wij Dankseggende Zegenen is die niet een gemeenschap des Bloets Christi’ (tekst naar Paulus' brief aan de Korinthiërs, 1 Kor. 10:16). Op de beker is een voorstelling van het avondmaal gegraveerd. Merken Dokkum, groot keur jaarletter c van 1780, meesterteken Sacco van Aalsum; zie Voet 142, Frederiks iii, 234. Dergelijke beker, kopie van de voorgaande, met ingegraveerd: ‘De drinkbeker der dankseggenge dien wij dankzeggende zegenen is die niet een gemeenschap des bloeds Christi. Nes den 9 augustus 1812’. Merken onduidelijk 19e-eeuws, graveerwerk onhandig.
| |
Klokken
In de toren twee klokken.
De oudste, diam. 101 cm, draagt het opschrift ‘Ano dn̄i mcccclxxvii do vart ik gemaket goed lud (?) ere sin ick val geraket Maria bi ick geheten dat kespel van nech hef mi laten get̄’. Op de mantel afbeeldingen van de Madonna (afb. 229) en van Johannes de Evangelist (afb. 230). In de aureolen resp. ‘Ave Maria’ en ‘Sunte Johannes’; onder Johannes ‘mester Gert me fecit’. De letters van de opschriften staan ongelijkmatig; tussen het randschrift zijn twee heiligen ten halve lijve afgebeeld, mogelijk S. Johannes en S. Jacobus? (afb. 231 en 232).
De andere, diam. 102 cm, draagt het opschrift ‘Petrus Over Ney me fecit Leovardiae Anno 1686’. Daaronder: ‘Gosse Gerrits rechter en ontfanger als/mede kerkckvooght en Jacob Idses diicksge/depoteerde en oock mede kerkckvooght/tot Nes in West Dongeradeel’.
| |
| |
| |
Dorpsbebouwing
De oude bebouwing van Nes is sedert 1965 vrijwel verdwenen. De toen genomen foto's geven een indruk van de vrijwel aaneengesloten reeks woonhuizen aan de dorpsstraat (afb. 233, 234, 236-238). Op de zuidoostelijke hoek stond als overgang naar de agrarische bebouwing een boerderij.
| |
Boerderij
Alleen ten zuiden daarvan staat nog een boerderij, die tevens de begrenzing van de dorpsbebouwing vormt (afb. 235). Het dwarsgebouwde voorhuis is door een halsgedeelte verbonden met de grote schuur. Voorhuis naar stadse smaak versierd met een ingangsrisaliet, verbonden met de topgevel erboven (vergelijk huizen te Holwerd). Terzijde smalle hoeklisenen verbonden door de brede gootlijst. Twee hoekschoorstenen waarop borden. Midden 19e eeuw. Voor de gevel leilinden.
| |
Voormalige industriemolen
Volgens de lijst van niet rendabele en af te breken molens, gemaakt in opdracht van de Friese Staten in 1639, moest de korenmolen, ‘hoewel (ieder) f 300, - ten voorschreven halven jaere opgebracht hebbende, niettemin tot den 1 May 1639 geholden syn stille te staen in conformite de voorsz. placaat’. De molen is blijkbaar niet afgebroken want hij komt voor op de kaarten van Schotanus uit 1664 en 1718.
In 1734 woei de molen om. Een jaar later echter was hij reeds hersteld of herbouwd. Was zijn voorganger blijkbaar een standerdmolen, thans bouwde men een achtkante molen met stelling, ingericht als pel- en rogmolen. Via de kohieren van reëelbelasting is het eigendomsrecht tot aan een brand op 25 november 1891 te volgen.
In 1897 werd in Nes wederom een achtkante molen met stelling gebouwd op een volgens de noordelijke bouwwijze gemetselde voet (afb. 228). Na 1945 werd dit bedrijf stilgelegd en de molen onttakeld. De romp werd in de jaren zeventig gesloopt.
| |
Litteratuur
Keune, Molens, 46-50, afb. blz. 49; Wijnja, Windmolens, i.v., Nes; Van der Molen, Het gemaal, 97.
| |
Terp
Terp Wie
Ten zuidwesten van het dorp ligt de beschermde, vrijwel gave terp Wie. Volgens Schotanus' kaart lagen daar drie stemhebbende plaatsen, waarvan Eekhoff er een Wat-State noemt. Thans staat er een grote boerderij van het kop-hals-romptype.
| |
Overige boerderuen
Nijkerkerweg 14
Fraai gelegen boerderij van het kop-hals-romptype met lang voorhuis, in het midden waarvan de voormalige bedsteden herkenbaar zijn aan het keldervenstertje (afb. 245-246). In de voortopgevel stichtingssteen met onder gekroond wapen het opschrift: ‘Melis Klases Winia 1768. Dit huis dat is Gebouwen/Niet ver van Nes Gelegen/God geef dat 't blijft behouwen/en geef den Eijgenaer/zegen’.
| |
Nijkerkerweg 18
Boerderij van het kop-hals-romptype, volgens stichtingssteen in de voorgevel van het binhús uit 1814: ‘Onder inwachting van 's Heeren zegen/is den 25 Junij 1814/de eerste Steen aan dit Huis gelegd/door Kornelis Harmens Jaarsma/en Grytje Harmens Jaarsma/Tweelingen/Geboren te Nijkerk/Den 15 November 1807.’ In het binhús betimmeringen en een tegelschouw, welke laatste volgens testament van de laatste bewoonster thans in het Fries Museum berust (afb. 217, 218, 239-244).
| |
Wierumerweg 3
Grote boerderij van het kop-hals-romptype, blijkens nokanker in 1804 gebouwd (afb. 247-250). Het anker hangt thans aan de achtergevel. De zesruitsverdeling van de vensters en de voor de gevel langs lopende bakgoot zijn na 1965 verdwenen. Inwendig in het binhús waren de wanden oorspronkelijk geheel betegeld; de tegelschouw is nog zichtbaar (afb. 250). De indeling met lange gang langs het binhús is nog intact.
| |
Wierumerweg 12
Grote boerderij van het kop-hals-romptype, volgens ankers in de achtergevel van de schuur gebouwd in 1794. De indeling van het voorhuis met lange gang aan een zijde is nog intact. In de boerderij is overgebracht een fraai gesneden bedsteden-kastenwand met vitrinekast uit het derde kwart van de 18e eeuw (afb. 251-253). Het schot is afkomstig van de achter deze boerderij op een kleine terp gelegen voormalige boerderij, welke waarschijnlijk te identificeren is met de bij Eekhoff getekende boerderij Monnikhuis. Deze wordt in 1511 genoemd met als landheer het klooster Klaarkamp; wegens grote dijkslasten brengt de boerderij dan niets op (r.v.a.i., 124). In 1576 levert Jeldert to Monnikhuis koren aan Klaarkamp (a.a.u. 1930, 333; vgl. Mol, 92). In deze boerderij is een tegeltableau, waarschijnlijk uit 1794.
| |
| |
Afb. 217. Boerderij Nijkerkerweg 18 uit 1814. Gemeten en getekend door W. van der Zweep in 1967 voor de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek.
| |
| |
Afb. 218. Boerderij Nijkerkerweg 18 uit 1814. Gemeten en getekend door W. van der Zweep in 1967 voor de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek.
| |
| |
Afb. 219. Het romaanse koor met vierzijdige sluiting en spaarvelden tussen lisenen. Opname 1975.
Afb. 220. De toren van omstreeks 1200. Steunberen jonger, evenals de ingangspartij. Opname 1975.
Afb. 221. De noordmuur van het schip met een later dichtgemetseld oorspronkelijk venster, gedichte hagioscoop en ingang. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 222. Het kerkgebouw van het zuidoosten met later ingebroken vensters. Opname 1975.
Afb. 223. Vervolg van de noordmuur met opnieuw de gedichte ingang, een later ingebroken venster en gedichte romaanse vensters. Opname 1975.
Afb. 224. De kerk zoals J. Stellingwerf
deze weergaf in 1723.
| |
| |
Afb. 225. Het interieur van de kerk naar het westen. Opname 1975.
Afb. 226. De avondmaalsbeker uit 1780. Opname 1976.
Afb. 227. De preekstoel uit 1775 met rococo snijwerk, mogelijk van Yge Rintjes uit Dokkum. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 229. De afbeelding van de H. Maagd op de mantel van de klok. Opname 1943.
Afb. 230. De afbeelding van de H. Johannes de Evangelist en opschrift ‘Mester Gert me fecit’ op de mantel van de klok van 1477. Opname 1943.
Afb. 231. Het opschrift boven langs de klok met afbeelding van de H. Jacobus(?) en de H. Johannes(?). Opname 1943.
Afb. 232. Het opschrift boven langs de klok met afbeelding van de H. Jacobus(?) en de H. Johannes(?). Opname 1943.
Afb. 228. De korenmolen van Nes in welstand. Repro uit 1982 van opname omstreeks 1910.
| |
| |
Afb. 233. Thans verdwenen pand aan het kerkhof grenzend, waarschijnlijk laat 18e-eeuws. Opname 1965.
Afb. 234. Dwars voor de schuur gebouwd voorhuis van een boerderij, die op de zuidoostelijke hoek van de Middenstraat stond. Opname 1965.
Afb. 235. Boerderij aan de grens van de dorpsbebouwing met dwars gebouwd voorhuis midden 19e eeuw. Opname 1965.
| |
| |
Afb. 236. Bebouwing van de westzijde van de Middenstraat in 1965. Het linker pand was in een nokanker gedateerd 1795.
Afb. 237. Deftig dorpshuis aan de westzijde van de Middenstraat. Opname 1965.
Afb. 238. Voormalig pand aan de oostzijde van de Middenstraat. Eind 18e eeuw-begin 19e eeuw. Opname 1965.
| |
| |
Afb. 239. De boerderij Nijkerkerweg 18. Opname 1975.
Afb. 240. De topgevel van het binhús met stichtingssteen 1814. Opname 1975.
Afb. 241. De betimmerde bedsteden-kastenwand. Opname 1981.
| |
| |
Afb. 242. Detail van het tegeltableau van de schouw. Opname 1981.
Afb. 243. Het tegeltableau van de schouw, thans in het Fries Museum. Opname 1981.
Afb. 244. De detaillering van de paardenstal. Opname 1981.
| |
| |
Afb. 245. De boerderij Nijkerkerweg 14 uit 1768. Opname 1981.
Afb. 246. De stichtingssteen in de voorgevel. Opname 1981.
Afb. 247. De kasten-bedstedenwand in Wierumerweg 3. Opname 1981.
| |
| |
Afb. 248. De boerderij Wierumerweg 3 uit 1804. Opname 1965 met de roeden nog in de vensters, bakgoot en nokanker in de voorgevel.
Afb. 249. Detail van het tegeltableau op de schouwboezem. Opname 1980.
Afb. 250. Het tegeltableau op de schouwboezem. Opname 1981.
| |
| |
Afb. 251. De kasten-bedstedenwand thans in boerderij Wierumerweg 12. Opname 1981.
Afb. 252. Detail van het tegeltableau op de schouw van Wierumerweg 12. Opname 1981.
Afb. 253. Tegeltableau, waarschijnlijk uit het bouwjaar 1794 van de boerderij Wierumerweg 12. Opname 1981.
|
|