| |
| |
| |
Hogebeintum
Het dorp wordt door de ‘Tegenwoordige Staat’ (192) al klein genoemd, een constatering die voor de omvang van de bebouwing nog steeds op gaat. Het dorp is overigens bekend vanwege de terp die de hoogste van Friesland is (8,8 meter). De afgraving van het grootste gedeelte van de terp werd voor het eerst wetenschappelijk begeleid in 1905 (Halbertsma, Terpen, 36).
Aan de hand van dit onderzoek is aangetoond dat sporen van de oudste bewoning in de ophogingslagen van de terp dateren van ca. 600 v. Chr. Daarmee is Hogebeintum een van de oudste bewoonde plaatsen in Oostergo (J.W. Griede, Het ontstaan van de Friese Noordhoek, Amsterdam, 1978, 94).
Onder de naam Bintheim wordt het dorp in de oudste Fuldalijst vermeld (tweede helft 8e eeuw); in de jongere lijst komt het voor als Westerbintheim ter onderscheiding van de nabijgelegen buurtschap op de terp Oosterbeintum dat tot Blija gerekend wordt (Dronke c7, c37).
De ruimtelijke structuur benadert het ideaaltype zeer dicht (afb. 252 en 253). De ringweg op de voet van de terp bezit vrijwel de vorm van een cirkel, waarvan de zuidelijke helft als verkeersweg dient en de noordelijke helft thans als landweg. Door de schaarse bewoning op de terp is deze behoudens een drietal paden van de ringweg naar de kerk met de onmiddellijke omgeving afgegraven. De oorspronkelijke min of meer radiale indeling leeft dan ook alleen nog voort in het beloop van de drie paden. Het oostelijke pad daarvan dient wellicht te worden opgevat als de verbinding van de Harsta State met de kerk.
De bebouwing ligt aan de buitenzijde van de ringweg, terwijl de radiale structuur, eveneens volgens het ideaaltype, zich buiten het terpterrein nog over enige afstand in de kavelsloten voortzet.
| |
| |
Afb. 252. Copie van het kadastrale minuteplan uit omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
| |
| |
Afb. 253. Luchtfoto van het dorp en Harsta State, schaal 1:6500. Opname april 1973.
| |
| |
| |
Het kerkgebouw
Hervormde kerk
De Hervormde kerk ligt op een hoge terprest in een omheind kerkhof (afb. 254, 255 en 257-286). De kerk is eigendom van de Hervormde gemeente, de toren sedert 1930 eveneens. Het terprestant is beschermd als archeologisch monument uit de voor-Romeinse ijzertijd.
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 96, ii, 94; r.v.g.o. 76; van der Aa v, 757; R. Boeke, Hoogebeintum en zijn kerk, Drachten 1960.
| |
Bronnen
Kerkvoogdijrekeningen 1796-1835 ter plaatse.
| |
Afbeeldingen
Tekening door J. Stellingwerf 1722 en een door D. Cannegieter 1861 beide in coll. Fries Museum (afb. 258 en 261).
| |
Geschiedenis
Volgens Schoengen Mon. Batavum zou Foswerd een uithof te Hogebeintum gehad hebben. In 1511 en 1540 behoort inderdaad vrij veel land aan de abt te Foswerd, vooral als we mogen aannemen dat met de ‘abt voorsz’ die van Foswerd bedoeld wordt. Vóór Hogebeintum wordt namelijk Ferwerd vermeld waar de ‘abt voorsz’ betrekking heeft op de vermelding van de abt van Foswerd. Ook ‘onse Vrouwe Maria tot Foswert’ bezit land te Hogebeintum. Daarnaast behoort ook enig goed aan de abt van Mariëngaarde.
Uit de kerkrekeningen blijkt herstel van de kerk in 1797 en de aanschaf van een nieuwe weerhaan in 1815.
De kerk is in de jaren twintig van deze eeuw van een betonvloer voorzien, bij welke gelegenheid de grote gebeeldhouwde zerken rechtop in het koor gezet werden; het bankenplan werd gewijzigd en een betimmering langs de muren gemaakt. Een algehele restauratie is in 1962 ondernomen onder leiding van ir. J.J.M. Vegter naar een in 1956 gemaakt plan.
Van vier ingebroken vensters in de zuidzijde van het schip werden er drie gehandhaafd; een ouder venster en twee toegangen aan die zijde werden verdiept gedicht. Aan de noordzijde werd het meest westelijke ingebroken venster weggewerkt, een oude ingang hersteld en een voormalige ingang verdiept gedicht. Er zijn geen onderzoekingen gedaan naar een vroegere westtoren of westelijke beëindiging van de tufstenen kerk. De grafzerken zijn opnieuw in de vloer gelegd.
Blijkens procesverbaal van floreenplichtigen is in 1862 besloten een orgel in de kerk te plaatsen (Faber, Inventaris, nr. 1677).
| |
Beschrijving
De eenbeukige kerk is aan de oostzijde met een even inspringende absis gesloten. In de westgevel is een vierkante toren gevat.
| |
Materiaal
De muren van schip en koor zijn van tufsteen opgemetseld, die bij de restauratie sterk vernieuwd is. Bij de kooraanzet aan de noordzijde was voordien te zien dat het inwendige van de muur uit gietwerk bestond. In het oude werk beloopt het steenformaat 35-37 × 8-9, 10 lagen 100 cm. Aan de westzijde is het kerkje uitgebreid met baksteen van 31-31,5 × 8,5-9 cm, 10 lagen 100 cm in verband van twee strekken een kop. De westmuur bestond aan de zuidelijke helft voor de restauratie uit kleine steen. Aan de toren is beneden grote steen van bovenvermeld formaat opnieuw toegepast in zoveel mogelijk strekse en kopse lagen en boven de eerste versnijding kleine paars-rode steen van 21 × 4,3 cm, 10 lagen 52 cm.
| |
Toren
De toren die door een breed plint van 1,20 cm hoog omgeven wordt, versnijdt in het benedengedeelte nog tweemaal en nog eenmaal bij de klokkeverdieping. In de bovenste geleding staan aan de noord- en zuidzijde telkens een en aan de oost- en westzijde telkens twee korfbogig gesloten galmgaten. De toren is gedekt door een zadeldak tussen topgevels met vlechtingen langs de zijden. In de oostelijke topgevel waren voor de restauratie gedichte duivengaten te zien. In ankers is op de westgevel het jaartal 1717 aangegeven. De toren is aan de westzijde toegankelijk door een rondbogige ingang; de doorgang naar de kerk is korfbogig. In de toren een eiken klokkestoel bestaande uit drie hoge jukken, waarschijnlijk 17e-eeuws of 1717.
| |
Schip en koor
Het tufstenen muurwerk van schip en koor is ongeveer 3,5 m boven het maaiveld versneden; het koor is daarboven vijfzijdig opgemetseld ten behoeve van de kap. Het koormuurwerk versnijdt bovendien op ongeveer 1,50 m boven het maaiveld. In het bovenste gedeelte van de schipmuren bleken bij de restauratie aan weerszijden drie zeer kleine vensters gestaan te hebben met rechte dagkanten, waarvan er twee aan de zuidzijde en een aan de noordzijde in zicht gebracht zijn door ze alleen inwendig dicht te zetten (afb. 260 en 264). De meest oostelijke twee zijn grotendeels verstoord door later ingehakte spitsboogvensters.
| |
| |
Afb. 254. Hervormde kerk en toren. Plattegrond en doorsneden benevens plattegrond over de romaanse vensters. Getekend 1976 naar opmeting 1944 en waarnemingen tijdens de restauratie in 1962.
1. | romaanse vensters (bovenzone) |
2. | voorm. rom. ingang n.zijde met hagioscoop (voor 1963) |
3. | schipvenster z.zijde uit de eerste baksteenperiode |
4. | gedichte gotische ingang z.zijde |
5. | westelijk schipvenster z.zijde |
6. | spleetvenster onder nr. 5 (voor 1963) |
7. | venster z.o.zijde absis |
8. | detail van nr. 4 |
9. | omlijsting der overige vensters |
10. | beëindiging sleutelstukken |
Afb. 255. Hervormde kerk en toren. Details van de romaanse vensters in de bovenzone van het muurwerk. Getekend 1976 naar waarnemingen tijdens de restauratie in 1962.
| |
| |
De bijbehorende koorvensters zullen eveneens verdwenen zijn bij het inbreken van twee grote spitsboogvensters.
In het tufstenen gedeelte staan voorts twee gedichte rondbogig gesloten ingangen, waarvan die aan de noordzijde, die ver oostelijk staat, een sikkelvormige boog heeft. In de staande kanten is een deursponning aangebracht aan de buitenzijde, waaruit blijkt dat het een doorgang geweest is naar een aanbouw. Deze blijkt gedekt te zijn geweest door een zoldering, waarvan de balkgaten op de foto van voor de restauratie te zien zijn. In de dichting van de doorgang is een spleetvormig venster aangebracht, dat als hagioscoop aangeduid mag worden (afb. 263). Waarschijnlijk kwam de dichting tot stand toen een doorgang direct oostelijk van het laatste venster gemaakt is. De moet daarvan is op de oude foto nog waar te nemen; de doorgang was gedekt door een hanekam (afb. 262). De aanbouw, die dan de functie van sacristie gehad zal hebben, kan een hogere balklaag gehad hebben. Ongeveer drie lagen onder de versnijding kan men zich de moeten van balken denken.
De doorgang aan de zuidzijde was bovenaan verstoord door het ingehakte spitsboogvenster, dat bij de restauratie weggewerkt is. In de bakstenen verlenging staat aan de zuidgevel het bovenste gedeelte van een rondbogig venster met breed afgeschuinde dagkanten. Een dergelijk venster heeft blijkens onderzoek tijdens de restauratie ook aan de noordzijde in het tufstenen gedeelte gestaan; het is in het muurvlak gedicht. Aan de zuidzijde is in laatgotische periode in het bakstenen gedeelte een segmentvormig gedekte, door een profiel omlijste ingang gebroken ten koste van een deel van het oudste venster. Een nieuw veel groter venster werd westelijk daarvan gemaakt. Bij de aanvang van de restauratie was de middenstijl nog aanwezig; hij is vorkvormig aangevuld. Onder dit venster was een smalle dichting te zien, die inwendig als segmentvormige lichtspleet zichtbaar is (afb. 259). Een met grote baksteen omlijst vrij smal spitsbogig venster staat voorts aan de zuidoostzijde van de koorronding. De sprong bij de aanzet van de absis is daartoe aan deze zijde bijgevlakt. Het venster was gedicht en is thans van een vorktracering voorzien. In de 17e eeuw is de kerk kennelijk van een aantal spitsboogvensters voorzien: drie in de zuidgevel, waarvan er thans een gedicht, twee ter weerszijden vlak voor de absisaanzet, en twee in de absis. Zij zijn met kleine geprofileerde baksteen omlijst en behielden bij de restauratie de houten ramen. Aan de noordzijde was voor de restauratie nog een onzorgvuldig ingehakt breed spits boogvenster direct ten oosten van de laatgotische ingang, die vervangen was door een meer westelijke. Het venster is thans weggewerkt en de oude toegang hersteld.
Aan de noordwestzijde van de absis was een klein zeer laag staand venster ingekapt en weer gedicht. In de as van de absis was bovendien een rondboogvenster ingekapt en weer gedicht; het stond op de benedenste versnijding en is thans weggewerkt.
| |
Inwendig
De ruimte wordt overdekt door een korfbogig houten tongewelf op een verbrede voorlijst en rustend op trekbalken, waaronder lange sleutelstukken met mooi gedetailleerde peerkraalprofielen; de korbeels zijn verdwenen; de moeten van de aanhechtingen zijn op de sleutelstukken te zien. Op de kruising van nokrib en dwarsribben gesneden rozetten.
De muren van het tufstenen gedeelte zijn op ongeveer 1,5 m boven de vloer versneden, ook in de absis, waar onder de vensters bovendien een versnijding loopt die met de uitwendige correspondeert. Aan de noordzijde van het schip zijn meer versnijdingen aangebracht waarvan de functie niet duidelijk is en die mogelijk verband houden met vroeger daar geplaatste meubelen.
De noordelijk toegang heeft een koker voor een sluitboom. Aan de zuidzijde zijn de toegangen als nissen in zicht gelaten. De kapspanten bestaan uit twee schaargebinten met een nokrib; het tongewelf is alleen met de nokrib aan het benedenste spant verbonden.
| |
Bouwgeschiedenis
Het tufstenen kerkje met zijn steenslengte inspringende absis moet wegens de zeer kleine vensters, die in het door een versnijding verkende bovenste muurgedeelte staan vroeg gedateerd worden, xi-xiia. De muren zijn uiteraard oorspronkelijk hoger geweest. Mogelijk was de absis bij de inwendige versnijding overwelfd en is deze later verhoogd. De verlenging in baksteen is gekarakteriseerd door het gedichte rondbogige venster aan de zuidzijde waarvan de kop over is. Het is omgeven door een nis met haakse dagkanten en moet uit de vroege baksteenperiode dateren, rond 1200.
Merkwaardig is het spleetvenster dicht bij de toren in de zuidmuur, dat gelijk met het rondboogvenster gemaakt moet zijn. Was er een noord-zuidlopende muur tussen deze vensters en stond een smallere toren misschien in de kerk?
Aan de zuidzijde van de absis is in gotische tijd een venster toegevoegd, toen ook werd de
| |
| |
absis verhoogd. Ook zijn nieuwe ingangen verder westelijk gemaakt; ten koste van het romaanse venster is westelijk daarvan een groot spitsboogvenster ingebroken. De detaillering van het spitsboogvenster wijst op de 16e eeuw. Mocht de toren ingebouwd zijn geweest, dan zou deze bij die gelegenheid gewijzigd zijn in een voorgebouwde toren. In ieder geval is toen de kerk van een nieuwe kap voorzien. De toren is in 1717 blijkens ankers herbouwd onder meer van afkomende mopsteen, nadat in de 17e eeuw reeds een aantal spitsboogvensters vooral aan de zuidzijde in de muren waren gebroken.
| |
Inventaris
De kerk bezit:
| |
Preekstoel
Een eikehouten preekstoel met achterschot, klankbord en trap; de kuip is opgebouwd uit lijstwerk en panelen, elk paneel versierd met een vlakvulling in Lodewijk xiv-stijl. Langs de bovenrand bijpassende bladmotieven en lambrequins, xviiia (afb. 266).
| |
Kanselbijbel
Op de kansel een in leer gebonden bijbel uit 1760 met zilveren sloten en hoekbeslag. Op de sloten is gegrifd Willem Annes Ypey Taekle Swart kerkvoogden tot Hoogebeintum Anno 1760 en Ds. H. Andreae v.d.m. te Hoogebeintum 1769. Meesterteken Frans Stellingwerf, Voet 467.
| |
Zandloperhouder
Aan de kansel een koperen zandloperhouder (afb. 274).
| |
Doophek
Doophek met spijlenfries en bolvormige bekroningen van de stijlen; in de hoek een driehoekige geldtafel, xviii-xix.
| |
Orgel
Eenvoudig orgel in 1862 aangeschaft (Faber, Inventaris nr. 1677-4).
| |
Wand
Onder de orgelgalerij een houten wand van paneelwerk met inlegwerk, xvii, bij de restauratie aangekocht.
| |
Banken
Tegen de oostwand een grote overhuifde herenbank xvii met opzetstuk van na 1762 (afb. 267). In het ruggeschot vier gesneden wapens van links naar rechts Huygh, Verrutius (?), Jeltinga en van Nijsten. De voorste panelen zijn kussenpanelen; de kap wordt gedragen door gegroefde kolommen met composietkapitelen. In het met rococomotieven versierde opzetstuk wordt het alliantiewapen De Schepper-van Coehoorn van Scheltinga gehouden door twee leeuwen; uit de kroon uitkomend klimmende leeuw. Het wapen duidt op het huwelijk van Imilius Josinus de Schepper en Amalia van Coehoorn van Scheltinga in 1762. Met zijn initialen iids zijn de zerken in het gangpad ook gemerkt.
Eenvoudige dubbele bank met bollen op de hoeken. De overige banken met hoge zijstukken dateren van de restauratie en vervangen eenvoudige banken en een lambrizering.
| |
Zerken
In het koor liggen twee grote gebeeldhouwde zerken voor het echtpaar Van Nijsten-Huygh (overleden 1696 en 1700) en voor Gideon van Coehoorn, overl. 1724 en R.B. van Coehoorn, overleden 1752. De zerken hebben van 1925 tot 1962 rechtop tegen de koormuur gestaan. Het beeldhouwwerk van de van Coehoorn-zerk is mogelijk uitgevoerd door J.S. Bruijnsma (S. ten Hoeve in Vrije Fries 1976,58).
| |
Muurschildering
Boven de preekstoel is een fragment van een muurschildering bewaard van zeer goede kwaliteit, voorstellende scènes waarin Christus met engelen optreedt (afb. 265). Links ziet men een Christuskop met crucifere nimbus, in het midden opnieuw de Christus, de handen voor zich gestrekt, achter Hem twee engelen, terwijl ook rechts iets lager een engel zal zijn voorgesteld geweest; men ziet nog de veren van de vleugels en de ronding van het hoofd. Langs de mouwen van het kleed van Christus en langs de randen van het kleed van een der engelen zijn geborduurde stroken. Rechts van het hoofd van de Christus de letters D en E. Geheel rechts een zittende figuur. De tekening van de koppen en van de kleding duidt op een vroege ontstaansperiode, mogelijk 11e-eeuws en is verwant met vroege miniaturen (mededeling dr. Mireille Madou, r.u. Leiden). Mogelijk is de relatie van de kerk met het Benedictijnerklooster Foswerd debet aan deze in kwaliteit en datering uitzonderlijke muurschildering.
| |
Kronen
Een kleine twaalfarms en twee kleine zesarms koperen kronen xix (afb. 272).
| |
Rouwborden
Langs de wanden zestien rouwborden van de afstammelingen van Bartold van Nijsten en Margaretha Huygh:
drie ruitvormige met opschriften:
Juff. Louisa Albertina van Nijsten Ao 1689 (afb. 268).
Vrouw Catharina Imilia van Nijsten Huysvrouw van de Heer Gideon van Coehoorn Majoor van een Regiment te voet, gebooren den 4 November 1656 en gestorven den 6 Januarius 1696 (afb. 269) en ter nagedachtenis aan Vrouwe Amelia Gerardina de Schepper Douairiere Jonkheer Tjaard Anne Marius Albert van Andringa de Kempenaer geboren 21 Juli 1818 Gestorven 1 augustus 1906 dochter van Imilius Josinus de Schepper en Amelia Gerardina van Sytzama (afb. 270).
| |
| |
Voorts gebeeldhouwde rouwkassen voor:
1. | Juffr. Wabinia Susanna van Nijsten Aetatis 21 jaar Obiit den 1 November 1701 (zonder lijst) (afb. 273). |
2. | De HoogEdelen Vrouwe Ava Sophia van Nijsten Weduwe v. de Heer Matsijs van Vierssen in leven Grietman over Haskerland en laatst weduwe v. de Heer Julius van Beyma in leven Colonel van een Regiment te voet en Commandeur der Stad Embden overleden den 20 augusti Ao 1714. In zeer sobere omlijsting mogelijk van later datum (afb. 275). |
3. | Juffer Margrieta Cornelia van Nijsten oud 59 jaren Obiit den 15 Maert 1718 (zonder lijst) (afb. 276). |
4. | Wel Edele Geboren Juffer Louisa Albartina van Nijsten Obiit den 14 April 1722 in den ouderdom van groot 23 jaaren (afb. 277). Bord gevat tussen getorste kolommen en gedragen op een voluut met gevleugelde putto. |
5. | Wel Edele Geboren Vrouwe Anna Botma van Aitzema in leven Wed. van de Heere Petrus Velsen van Heyxan in leven Mede Gecommitteerde ten Landsdage dezer provintie obiit den 18 april 1722 old int 78 jaar; in lijst gelijk aan die van nr. 4 (afb. 278). |
6. | De WelEdel Gebooren Heer Gideon van Coehoorn in Leven old Collonel van een Regiment te voet en ontfanger Generaal van Ferwerderadeel etc. etc. Aetatis 79 Obiit den 15 october 1724; in zeer sobere lijst als 2. (afb. 279). |
7. | Vrouw Mevrouw Debora Catherina van Nijsten weduwe wijl. de Heer Keimpo van Fellenius in leven Majoor van een Regiment infanterie old sijnde xli jaren. In zeer sobere lijst als 2 (afb. 280). |
8. | De Weledel Gebooren Heer Barthold Pieter van Nijsten in Leven Mede Gecommitteerde ten Landsdage en Monster Commissaris der Provintie van Vriesland Aetatis 39 Jaer Obiit den 1 Maert 1732. Het bord gevat tussen omrankte kolommen op voluten en bekroond door drie vlampotten (afb. 281). |
9. | De Welgebooren Juffer Johanna Maria van Nijsten Aetatis 73 jaaren Obiit den 20 april 1748. Het bord gevat in weelderige ornamentlijst bekroond door een zandloper en terzijde twee putti met zeis en doodskop en met flambouw en zandloper (afb. 282). |
10. | De Welgeboren Juffer Sophia Lucretia van Nijsten Aetatis 91 Jaaren en zes maanden sijnde geweest de laatste van negentien volle Broeders en susters en de laaste van het Geslaght van de Naam van Nijsten. Obiit den v Augusti mdcclxi. Bord gevat in rijk geornamenteerde lijst bekroond door twee treurende vrouwefiguren met een urn en een doodskop in de handen (afb. 283). |
11. | Den Welgeboren Heer Daniel de Block de Schepper in leven Juri utriusque studiosus aan sLands Hoogeschool te Franeker oude xx jaaren xi maanden xvii dagen Obiit den xxiii december mdcclxxxv; in strakke omlijsting bekroond door doodskop en vlamurn (afb. 284). |
12. | De Welgebooren Heer Imilius Josinus de Schepper in Leeven Old Grietman over Ferwerderadeel en Old Gecommitteerde Staat ten Landsdag en Meesterknaap van 't Jagtgerecht in Friesland Gebooren den 27 May 1736 obiit den x augustus mdcclxxxx. Lijst gelijkend op die van nr. 11 doch met dubbele zeis in top voor de vlamurn (afb. 285). |
13. | Den WelGebooren Heer Barthold Jan de Schepper in Leeven Gecommitteerde Staat ten Landsdage Gebooren den 6den April 1768 oud 26 Jaaren 4 maanden en 2 dagen Obiit den viii Augustus mdcclxxxxiiii. Lijst gelijkend op die van nrs. 11 en 12 doch minder fraai in de verhoudingen (afb. 286). |
| |
Wijzerplaat
Achter het orgel wijzerplaat xix.
| |
Zilver
Doopbekken met geschulpte en gedreven rand, diam. 23 diep 18 cm (afb. 289). Inscriptie ‘De Hoog Welgeboren Heer de Heer Imilius Josinus de Schepper Grietman over Ferwerderadeel’ met wapen de Schepper en: ‘Petrus Brouwer P.Z. Dienaar des Goddelijke Woords te Blija en Hogebeintum’ en zijn wapen. ‘Taekle Sijmens Swart kerkvoogd Tjalle Taekes kerkvoogd’, beiden met wapenschild gedeeld rechts halve friese adelaar links 3 pompebladen 1 en 2. ‘Behoort aan de kerk van Hoogebeintum 1774’. Merken Friesland, Leeuwarden W van 1774 en meesterteken van Wibe Dominicus. Voet 482.
Kan hg. 29 cm (afb. 290). Op de voet: Geschenk van P.W. Hoogland I.J.W.W. van Andringa de Kempenaer R.J. Talsma H. Nieweg G. van der Tuuk F.J. de Roos S.L. Tilma G.J. Palma 1875.
Beker hg. 14,5 cm diam. 10 (afb. 292). In rocococartouche: Kerkvoogden te Hoogebeintum Jhr. T.A.M.A. van Andringa de Kempenaer P.W. Hoogland R.J. Talsma Predikant J. Sibinga, 1867.
| |
| |
Beker hg. 14,5 diam. 9,8 cm. In rocococartouche: Geschenk van Vrouwe A.G. de Schepper Douairière Jhr. T.A.M.A. Andringa de Kempenaer Aan de Herv. Gemeente van Hoogebeintum 1876.
Blad op pootjes 32,5 × 25 cm met geschulpte rand (afb. 292). Onderop gegraveerd: Aan de Hervormde Kerk te Hoogebeintum tot aandenken van J. Sibinga en Echtgenoote 1830-1868.
| |
Klok
Volgens van Borssum Waalkes (Vrije Fries 1886) zou er in de toren een vroeg 14e-eeuwse klok gehangen hebben met opschrift: Nicolaus me fecit/o rex glorie veni cum pace/ Anno milleno trecenteno undeno nomine pasifica temporibus liudseri plebani. De klok moet in 1876 nog aanwezig geweest zijn (Boeke). Ook Van der Aa vermeldt een 14e-eeuwse klok. Inzake ‘pasifica’ vgl. G.J.M. Bartelink in Versl. en Meded. Overijssels Recht en Geschiedenis 1975.
Nog aanwezig is een klok diam. 81 cm met opschrift Iurien Balthasar heft my ghegooten in Leeuwaerden 1652.
| |
Gemeentelokaal
In het Gemeentelokaal van de Hervormde Kerk ten noorden van het kerkgebouw is een tegeltableau aangebracht samengesteld uit tegels afkomstig van de boerderij die ter plaatse stond xviii (afb. 297).
| |
Harsta State
Harsta State
Harsta State, ten oosten van de kerk op een omgracht terrein gelegen, bestaat uit een restant van de buitenplaats en een moderne boerderij (afb. 252, 253, 256, 291 en 293-295).
| |
Litteratuur
r.v.a. 96; Tegenw. Staat ii, 192; Wumkes ii, 191 en 193; R. Boeke, Hogebeintum en zijn kerk, Drachten 1960, blz. 18-22.
| |
Afbeeldingen
Tekening door J. Stellingwerf, 1722 in coll. Fries Museum (afb. 288).
| |
Geschiedenis
De vermelding van de aanbreng van Hogebeintum van 1511 begint met 32 pondemaat van Rummert oppe Harst up Hersma State. In 1640 was Deitzen van Heslinga eigenaar (stemkohier); zijn vader was Gale Heslinga, die in 1588 voor het Hof van Friesland verklaarde met zijn broeders en zusters erfgenaam te zijn van zijn moeder Jelcke Wingie. Zij zal identiek zijn met Jelcke Wynia gehuwd met Yge Heslema, die in 1552 voorkomt (mededeling D.J. van der Meer). Daar Deitze geen nakomelingen had, ging de eigendom over op een zuster van Ymck, die gehuwd was met Buwe Jeltinga. Hun dochter Ymck huwde Focko van Aysma, secretaris en ontvanger van Ferwerderadeel. Volgens hun grafzerk, die in de Franse tijd op Harsta in veiligheid zou gebracht zijn, stierf Focko in 1651 en Ymck in 1653. De zuster van Ymck Aef was gehuwd met Pieter van Nijsten, waardoor het huis in die familie kwam. In 1698 is volgens het stemkohier de weduwe van Grietman van Nijsten eigenaar en Gideon van Coehoorn pachter. Hun zoon Bartold huwde Margaretha Huygh uit welke verbintenis negentien kinderen sproten waarvan er twaalf in leven bleven. Een dochter huwde J.A. de Schepper, de oudste dochter Gideon Gosses van Coehoorn, die in 1700 eigenaar van het huis werd. Hij was een broeder van de vestingbouwer Menno en stierf in 1724, het huis nalatend aan zijn zoon Gozewijn, die tot 1762 eigenaar bleef, doch geen nakomelingen had. Het huis vererfde daardoor aan de zoon van de volgende dochter van Barthold van Nijsten en Margaretha Huygh te weten Imilius Josinus de Schepper, die ontslag nam uit Krijgsdienst om de nalatenschap te beheren en Grietman van Ferwerderadeel werd. Hij huwde Amelia Coehoorn van Scheltinga en bewoonde het huis tot 1790, waarna zijn gelijknamige kleinzoon eigenaar werd. Deze huwde A.G. baronesse van Sytzama en hun dochter Amelia Gerardina was gedurende het grootste gedeelte van de 19e eeuw eigenaresse; zij was gehuwd met T.A.M.A. van Andringa de Kempenaer, grietman van het Bildt, waardoor de familie niet
meer te Hogebeintum woonde. In 1843 vinden we dan ook de vermelding dat in het schoolhuis op afbraak verkocht wordt een gedeelte van de heerenhuizinge Harsta onder voorwaarde dat de koper herstellingen aan het overblijvend gedeelte zal doen uitvoeren en aan de boerenwoning aldaar. Grietman van Andringa liet in het Bildt een nieuw huis bouwen door architect Th. Romein. In het najaar vinden we te Sneek de afbraakgoederen van Harsta te koop t.w. 25 schuifkozijnen met zonneblinden.
De tekening van Stellingwerf vergelijkend met de tegenwoordige toestand, komt men tot de conclusie dat het linker haakvormig naar voren gebouwde gedeelte geheel is afgebroken en van het overige deel een verdieping is gesloopt. In 1917 liet de laatste freule van
| |
| |
Afb. 256. Harsta State. Situatie, plattegrond en doorsneden en detail muuranker. Getekend 1979 naar opmeting 1977, schaal 1:200.
Andringa de Kempenaer het huis na aan een stichting doch verwanten kochten het in 1929 weer terug en het huis is thans eigendom van Mr. H.T. Obreen.
Het kadastrale minuutplan van omstreeks 1840 geeft een rechthoekig omgracht terrein met de oprijlaan weer, zoals die nog bestaan. Het huis was rechts echter veel dieper dan thans terwijl het aan de linkerzijde een voorbouw had zoals ook op de afbeelding van Stellingwerf te zien is. De boerderij stond, slechts door een smal pad gescheiden, direct rechts van het woonhuis. De voorgevel zal aan de westzijde gestaan hebben, zoals tot 1950 het geval was, toen de boerderij afbrandde; daarna werd hij op grotere afstand van het huis herbouwd. Op de tekening van Stellingwerf is de gracht nog overbrugd met een ophaalbrug, zoals bij verdedigbare huizen gebruikelijk. Op de kadasterkaart staat een dam aangegeven.
Een schets van de toestand voor 1843 in bezit van de familie geeft de ingang op dezelfde plaats. Men kwam in een brede vestibule, waar het venster links van de ingang licht gaf en die de volle diepte van het tegenwoordige huis besloeg. Aan het einde van de vestibule was
| |
| |
een vertrek van gelijke breedte. De trap zou zich rechts achteraan bevonden hebben, toegankelijk van de gang uit die thans nog achter de zaal loopt. Naast het trappenhuis lag de keuken. In de vooruitgebouwde linkervleugel was een grote zaal en een kleinere achterkamer als bibliotheek en herenkamer. Op de verdieping zou boven de bibliotheek een kamer met goudleer behang geweest zijn.
| |
Gebouw
De muren van het rechthoekige gepleisterde gebouw zijn blijkens de opmeting ong. 40 cm dik, met uitzondering van de linker travee, waar ze slechts steensdik zijn (afb. 256). De rechtermuur, waar het rookkanaal langs loopt, is ook dunner en kennelijk eens vernieuwd. Aan de achtermuur meet de rode baksteen 19,5 × 4,3-4,5 cm, 10 lagen 51,5 cm en is in kruisverband verwerkt. Daar zijn twee voormalige doorgangen waar te nemen. De vensters zijn openslaand gemaakt. De ingang is omlijst door ionische pilasters, die een kroonlijst dragen waarop de naam van het huis in reliëf is aangebracht. De rechter voorkamer is geheel betimmerd en heeft een bijbehorend plafond, xviiid (afb. 294 en 295). De wanden zijn in telkens drie velden ingedeeld tussen uitgegronde pilasters. In de velden zijn kaders aangebracht waarbinnen festoenen afhangen. Boven de rechthoekige spiegel op de schoorsteen een geschilderd bloemstukje. Het houtwerk is met steenrode biezen beschilderd. De trap naar de kapverdieping ligt verborgen achter in het linkergedeelte.
Er onderdoor kan men de kelder onder de keuken bereiken. In het rechtergedeelte van de kap zijn vier oude spanten opnieuw toegepast na de verlaging van het huis in 1843.
| |
Hek
Aan het einde van de dam voor het huis staat een laag hek tussen twee gesmede hekpijlers, samengesteld uit rococokrullen, de hekpijlers bekroond door gesmede vlampotten. xviiic (afb. 293).
| |
Bouwgeschiedenis
Stellingwerf tekent in het gehele huis kruiskozijnen, terwijl de muren van het linkergedeelte geleed zijn met pilasters van de grote orde, zoals eerst sedert het midden van de 17e eeuw werd toegepast. Het linkergedeelte lijkt daarmee een jongere aanbouw. Mogelijk zijn Focke en Ymck van Aysma, wier grafzerk met zoveel moeite in veiligheid werd gebracht (zie hieronder) de opdrachtgevers voor de bouw van het huis geweest, en voegde Barthold van Nijsten voor zijn uitgebreide gezin de linkervleugel toe, die in 1843 werd afgebroken. Indien dit onder Coehoorn gebeurd zou zijn, waren er stellig al schuifkozijnen in het huis gezet.
Het hek met zijn rococo-ornament zal in 1762 zijn neergezet, toen ook het opzetstuk op de kerkbank met dergelijke motieven gemaakt werd. Mogelijk liet Imilius Josinus ook het gehele huis van de schuifkozijnen voorzien, die in 1843 verkocht werden. De tegenwoordige kozijnen zullen bij de bepleistering zijn aangebracht, aangepast aan de kamerbetimmering, die wij kort na 1790 dateren, toen kleinzoon Imilius Josinus ii het huis erfde. Ook de ingangsomlijsting kan uit deze periode zijn. Het gehele uitwendige zal in 1843 gepleisterd zijn om het verschil in baksteen te maskeren tussen het restant van het oude huis en de nieuw opgetrokken linkervleugel. Het geheel werd door een schilddak gedekt, waarvoor enige spanten van het oude huis werden toegepast.
De tekening van Stellingwerf is niet duidelijk over de situatie van de boerderij. Indien deze jonger zou zijn dan 1723, is er geen ruimte voor binnen de omgrachting. Stellingwerf tekende echter nooit de boerderij, vgl. Goslinga State te Hallum.
Het achterste gedeelte van het terrein is beplant met vruchtbomen. Rond het huis enig oud hout van een landschappelijke tuinaanleg en zg. stinsenflora, o.a. Haarlems klokkespel.
| |
Zerk
In de tuin achter het huis staat een grote grafzerk van Bentheimersteen, geheel bewerkt met kwabornament, waarin wapens en cartouches gevat zijn (afb. 287). Bovenaan de kwartierwapens van Aysma-Jeltinga, in het midden onder een helmteken met uitkomende leeuw de alliantiewapens van Aysma-Jeltinga. Onderaan een cartouche met opschrift: Ao 1651 den 24 april sterf den Ed. Heer Focko van Aysma i.u.d Secretarius ende Ontfanger van Verwaradeel (sic) en leyt alhier begraven Ao 1653 den 25 april sterf den Ed. Juffrou Ympck van Ieltinga syn Huysvrou ende leyt alhier begraven.
De zerk zou afkomstig zijn uit de kerk van Ferwerd en na de Franse revolutie hierheen gebracht zijn.
| |
Terpen
Terpen
Aan de uiterste zuidelijke grens van het dorpsgebied van Hogebeintum ligt een terrein Kornwerd, door Halbertsma als terp aangemerkt (Terpen, kaart 6 west). Ten zuiden van Hogebeintum geeft Halbertsma twee terpen, daar waar de Ferwerdervaart een knik maakt.
| |
| |
| |
Boerderijen
Boerderijen
Ten zuidoosten van Harsta State liggen twee boerderijen van het kop-hals-romptype, waarvan de oostelijke blijkens een stichtingssteen in 1806 is gesticht door de ouders van Anna Ypey (afb. 296). Het binhús heeft aanzetkrullen aan de voorgevel en een kleine kelder in het achterste gedeelte. De westelijke is gelijk van opzet.
| |
Poldermolen
Poldermolen
In de Hogebeintumerpolder, die in 1822 bedijkt is, staat zuidoostelijk van Hogebeintum, aan de Ferwerdervaart een achtkante grondzeiler, een zg. ‘boerenmolen’. De molen is eigendom van de stichting ‘De Fryske Mole’ (afb. 298).
| |
Litteratuur
Molens van Friesland, blz. 136.
| |
Geschiedenis
Volgens een geschilderd beschadigd opschrift op één van de achtkantstijlen waarschijnlijk alhier gebouwd door F.J. Sted..da in 1862. Dit is mogelijk met onderdelen van een oudere molen geschied omdat op een andere achtkantstijl en op een kruisschoor eveneens geschilderde opschriften voorkomen: G.J. de Vries 1830 en P.S. de Vries 1830.
Tijdens de restauratie van 1977-1978 werden o.a. van de kap het voor- en achterkeuvelens, de windpeluw en de korte spruit vernieuwd; verder werd een nieuwe stalen binnenroede aangebracht en het hekwerk vernieuwd. Voor de restauratie van 1977-1978 werd de molen aangedreven door een in 1969 gemonteerde elektromotor. Tijdens de restauratie werd deze verwijderd en de aandrijving geschiedt thans weer op de oorspronkelijke wijze. Een huisje voor de nachtmaler bevindt zich naast de molen.
| |
Het staande werk
Het onderachtkant staat te lood en is gemetseld van kleine gele baksteen. De molen is gefundeerd op stiepen. De stijlen staan met peulhouten op de binnenbeëindiging van deze stiepen. De molen heeft dus geen ondertafelment. Op de hoeken lopen de stiepen door en zijn buitenwerks te zien als pilasters. In het onderachtkant bevinden zich haaks t.o.v. elkaar twee toegangen, waarvan er één boven de rietplank, de op het metselwerk van het onderachtkant liggende muurplaat, uitkomt. In één veldmuur bevinden zich twee kleine lichtopeningen.
Het achtkant is met riet gedekt en uitgezonderd de hondsoren (korbeels in de velden tussen de stijlen en het boventafelment), die van eiken zijn, geheel van grenehout. De molen is op de middenschreef gebouwd, een bouwwijze die uitsluitend in Friesland, met name in de Greidhoek, voor de kleine poldermolens is toegepast. De veldkruisen zijn echter volgens het algemeen in ons land toegepaste systeem gelast. Het achtkant werd voorzien van twee bintlagen; de bintlagen zijn in latere tijd voorzien van extra korbelen. Ook werden op de kapzolder binnen de hondsoren kruisen aangebracht en zijn om de andere stijl extra stijlen toegevoegd, die doorlopen tot onder de bovenste bintlaag.
De basis van de kap en de spanten zijn, met uitzondering van de haanhouten, van eikehout. De kap is met riet gedekt en kruibaar op slepers; de staart heeft een kruilier; de lange spruit is op noordelijke wijze middelbalk en tevens als ijzerbalk gebruikt.
| |
Het gaande werk
Wieksysteem oud-Hollands, stalen roeden, vlucht 15,27 m. In de molen liggen onderdelen van de mogelijk voorheen toegepaste zelfzwichting. Korte gietijzeren bovenas in 1884 gegoten door de firma ‘De Prins van Oranje’ te 's-Gravenhage. Om het bovenwiel een Vlaamse vang. Stalen vijzel in een betonnen vijzelkom.
| |
| |
De terpafgraving in 1896.
| |
| |
Afb. 257. De Hervormde kerk op het hoge terprestant gezien van het zuiden. Opname 1960.
Afb. 258. De kerk getekend door J. Stellingwerf in 1722.
Afb. 259. De zuidgevel van de kerk voor de restauratie; onder het grote laatgotische venster is een dichtgezet klein zeer laaggeplaatst spleetvenster te zien. Opname 1960.
| |
| |
Afb. 260. De uit tufsteen gebouwde vroegromaanse kerk met het halfrond gesloten koor. De spitsbogige vensters zijn later ingebroken. De aanzetten van de kleine hooggeplaatste oorspronkelijke lichtopeningen zijn bij de restauratie weer zichtbaar gemaakt, evenals de rondbogige ingang. Opname 1974.
Afb. 261. De kerk getekend door D. Cannegieter in 1861.
| |
| |
Afb. 262. De noordgevel voor de restauratie met de later gedichte doorgang naar een aanbouw. Opname begin 20e eeuw.
Afb. 263. Detailfoto van de doorgang aan de noordzijde gedekt door een sikkelboog en met deursponning aan de buitenzijde, waaruit blijkt dat deze toegang gaf tot een aanbouw. In de vulmuur was een hagioscoop uitgespaard. Opname 1963.
Afb. 264. De noordgevel na de restauratie van 1962 e.v. jaren. Een hooggeplaatst venster is in zicht gebracht: Opname 1974.
| |
| |
Afb. 265. Fragmenten van een romaanse muurschildering thans boven de preekstoel, 11e-12e eeuw? Opname 1967.
Afb. 266. Interieur van de kerk naar het westen gezien. Tegen de zuidmuur de 18e-eeuwse preekstoel en het doophek. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 267. Zeventiende-eeuwse familiebank met in het ruggeschot de wapens Huygh, Verrutius(?), Jeltinga en van Nijsten. Op de kap opzetstuk met het alliantiewapen. De Schepper - van Coehoorn van Scheltinga, 1762. Opname 1974.
Afb. 268. Geschilderde rouwborden voor L.A. van Nijsten, overleden 1689, C.I. van Nijsten, overleden 1694 en voor A.G. de Schepper, overleden 1906. Opnamen 1974.
Afb. 269. Geschilderde rouwborden voor L.A. van Nijsten, overleden 1689, C.I. van Nijsten, overleden 1694 en voor A.G. de Schepper, overleden 1906. Opnamen 1974.
Afb. 270. Geschilderde rouwborden voor L.A. van Nijsten, overleden 1689, C.I. van Nijsten, overleden 1694 en voor A.G. de Schepper, overleden 1906. Opnamen 1974.
| |
| |
Afb. 271. De kerk inwendig naar het oosten gezien. De banken zijn bij de restauratie ontworpen. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 272. Kleine koperen kroon, 19e-eeuws. Opname 1944.
Afb. 273. Rouwbord voor W.S. van Nijsten overleden 1701. Opname 1974.
Afb. 274. De koperen zandloperhouder op de rand van de preekstoel. Opname 1944.
| |
| |
Afb. 275. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
Afb. 276. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
Afb. 277. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
Afb. 278. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
Afb. 279. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
Afb. 280. Rouwkassen voor A.S. van Nijsten 1714, M.C. van Nijsten 1718, L.A. van Nijsten 1722, A. Botma van Aitzema 1722, G. van Coehoorn 1724, D.C. van Nijsten 1724. Opnamen 1974.
| |
| |
Afb. 281. Rouwkassen voor B.P. van Nijsten 1732, J.M. van Nijsten 1748, S.L. van Nijsten 1766 en D. de Block de Schepper 1785. Opname 1974.
Afb. 282. Rouwkassen voor B.P. van Nijsten 1732, J.M. van Nijsten 1748, S.L. van Nijsten 1766 en D. de Block de Schepper 1785. Opname 1974.
Afb. 283. Rouwkassen voor B.P. van Nijsten 1732, J.M. van Nijsten 1748, S.L. van Nijsten 1766 en D. de Block de Schepper 1785. Opname 1974.
Afb. 284. Rouwkassen voor B.P. van Nijsten 1732, J.M. van Nijsten 1748, S.L. van Nijsten 1766 en D. de Block de Schepper 1785. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 285. Rouwkassen voor I.J. de Schepper 1790 en B.J. de Schepper 1768. Opnamen 1974.
Afb. 286. Rouwkassen voor I.J. de Schepper 1790 en B.J. de Schepper 1768. Opnamen 1974.
Afb. 287. Grafzerk voor Focke van Aysma overleden 1651, thans in de tuin van Harsta State. Opname 1978.
| |
| |
Afb. 288. Harsta State getekend door J. Stellingwerf in 1722.
Afb. 289. Zilveren doopbekken van de Hervormde Gemeente uit 1774 door de Leeuwarder zilversmid Wibe Dominicus. Opname 1976.
Afb. 290. Zilveren kan en blad van de Hervormde Gemeente. De kan is in 1875 geschonken. Opname 1976.
| |
| |
Afb. 291. Harsta State in de vorm die het kort na 1843 kreeg. Opname 1978.
Afb. 292. Zilveren blad uit 1868 en bekers uit 1876 en 1867 van de Hervormde Gemeente. Opname 1976.
| |
| |
Afb. 293. Harsta State met het 18e-eeuwse gesmeed ijzeren damhek. Opname 1966.
Afb. 294. De betimmerde kamer van Harsta State uit het einde van de 18e eeuw naar het westen gezien. Reproductie van foto in collectie Fries Museum.
| |
| |
Afb. 295. De kamer naar het oosten gezien. Ter weerszijden van de schouw zijn achter schuifwanden buffetnissen. Opname 1978.
Afb. 296. Boerderij ten oosten van Harsta State, in de achtergevel stichtingssteen uit 1806. Opname 1978.
| |
| |
Afb. 297. Tegeltableau in het dienstgebouw van de Hervormde Gemeente. Opname 1975.
Afb. 298. Poldermolen van de Hogebeintummer polder, in 1822 bedijkt. Opname 1969.
|
|