Verantwoording
Voor zover ik kan nagaan, ontstond bij mij het denkbeeld van een leer der veranderingen toen ik in Frankrijk een psychiatrie leerde kennen, die wezenlijk afweek van de psychiatrie, welke ik in Nederland had opgenomen. Het aanvankelijk vermoeden, dat de Franse psychiater tal van moderne theoretische overwegingen niet of nauwelijks kende, moest ik opgeven toen bleek, dat hij deze wel degelijk kende, doch ze alleen niet in zijn psychiatrie (die de oudste is) had kunnen doen opgaan. Het werd mij duidelijk, dat de Franse psychiatrie nauw samenhangt met de Franse wijze van leven en denken. Het lag toen voor de hand, dat ik de psychiatrie, en de psychologie, die ik mee naar Frankrijk had genomen, met andere ogen bekeek. Ik begon te vermoeden, dat een antropologische wetenschap nauw samenhangt met de aard van het volk, dat deze wetenschap ontwikkelt, samenhangt eveneens met de ‘vóór-wetenschappelijke’ instelling van de aparte onderzoeker. Van dit laatste inzicht, en van het inzicht, dat de vóór-wetenschappelijke instelling van de onderzoeker het onderwerp van zijn onderzoek kan beinvloeden of zelfs fundamenteel kan veranderen, gaf ik blijk in mijn Utrechtse oratie: Psychologie en theologische anthropologie.
De ontvangst van deze oratie maakte mij duidelijk, dat het van betekenis was verder te gaan. Een belangrijke prikkel daartoe verschafte mij Dr. H.M.M. Fortmann, die mij in 1953 uitnodigde een artikel over de pedagogische omgang te schrijven voor zijn maandblad Dux. De onderstelling, dat niet alleen de plaats maar ook de tijd bepaalt, werd ruimschoots bevestigd; uit de oudere pedagogische lectuur bleek duidelijk, dat de omgang van jong en oud in vroeger dagen anders was. De lezer vindt in dit boek enkele passages, die aan het artikel in Dux zijn ontleend. Het doet mij goed Dr. Fortmann op deze plaats te danken voor zijn uitnodiging en voor de gesprekken, die daarop volgden.
Ten slotte verschaften mij de werkzaamheden in Leiden de