Dichten en spelen van Jan van den Berghe
(1950)–Jan van den Berghe– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+Daucteur.Men seyt gemeynlic, tis ooc autentijck,
Ga naar voetnoot1
Elc heeft een Duvelken dat hem quelt oft slaet.
Ooc seytmen smenschen wille is zijn Hemelrijc,
Want elck prijst zijn opinie, tsy goet oft quaet,
5[regelnummer]
Somen wel siet hoet nu in der Werelt gaet:
In hondert duysent secten mach tgeloof gedeylt || zijn,
Meest elck hem vermetelijck den coers verstaet,
Ga naar voetnoot7
Die als Schepen dolen die verre verseylt || zijn.
Ga naar voetnoot8
Tscrijven der Boecken die vercocht en geveylt || zijn
10[regelnummer]
Is sonder noemer en sonder ghetal;
Ga naar voetnoot10
Elck wil ongebonden, vrij en ongebreylt || zijn
Ga naar voetnoot11
En strijden om de liberteyt over al.
Alle Rijck tweedrachtich vergaet met ongeval.
Nochtans en heb ick niet connen gelaten,
15[regelnummer]
Ick en heb ooc wat moeten dichten en scrijven,
Maer ick heb my gevoecht in sulcker maten
Datmen daer meer om sal lachen dan kijven;
Tis schande ledich zijn en niet bedrijven.
Oock en prijse ick dit werck noch quaet noch goet,
20[regelnummer]
Want ick sie, het let ons alle bey, mans en wijven,
Ga naar voetnoot20
Deen onder de huyve / dander onder den hoet.
Ga naar voetnoot21
So lang alsmen tkint zijn willeken doet,
So en crijtet niet, tis vrij van gheschille.
Ga naar voetnoot22-23
Wy hebben oock al verscheyden sin en moet;
25[regelnummer]
Costen wy gevolgen deen danders wille,
So souden wy leven met vreden stille.
Ga naar margenoot+Nu zijn wy al gebreckelijc bevonden,
Dit ghebreckelijc werck ooc dan bij maten laect.
Die eenen stock worpt onder een hoop honden,
| |
[pagina 8]
| |
30[regelnummer]
Tcoemt selden daer en wert yemant van al geraect;
Ga naar voetnoot30
Nochtans wert den peys wel weder gemaect
Ga naar voetnoot31
Alsmen hem een stuck vleesch worpt inden poot.
Dees ghecxcluchte ooc anders dan niet en smaect,
Ga naar voetnoot33
Niemant en belgh hem der saken, cleyn noch groot.
35[regelnummer]
Dexempelen sien wy voor ons oogen bloot,
Hoe elck in dijdelheyt totten ooren stect.
In een bierschole men ons dees materie boot,
Ga naar voetnoot37
Dus en nemet voor geenen scimp, al schijnet gegect,
Want niemant en heeft schult dan diet hem aen en trect.
40[regelnummer]
Beminde Leser, u moet ick verclaren
Ga naar voetnoot40
Een Keyserijck machtich, groot van valuere,
Twelck heeft geweest over duysent Jaren
Ga naar voetnoot42
Ende altijt sal blijven in zijnen fluere,
Met een deel Conincrijcken, costelijc van kuere,
Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hertochdommen / Graefschappen / Baenderijen,
Ga naar voetnoot45
Heerlicheden / Vrijheden / geweldich al duere,
Steden / Dorpen / Hoven en Heerschappijen,
Lant en Zant / Muelens die malen by tijen,
Ga naar voetnoot48
Beemden en Bosschen en diepe Moraschen.
50[regelnummer]
Die zijn al gelegen onder tbevrijen
Ga naar voetnoot50
Van desen Keyserrijcke en zijnder masschen,
Ga naar voetnoot51
Dus Leser: leest en hoort, wilt schimp afwasschen.
Ga naar voetnoot52
De Keyser van desen Rijcke verheven
Is / die dry werven als de valiande
55[regelnummer]
Ga naar margenoot+Den voghel heeft schutterlijck af ghedreven,
Ga naar voetnoot54-55
Met busse oft boghe, van zijnen stande.
Maer de Coningen groot van desen lande
Wil ick u tsamen int corte bescrijven:
De Coninc vander gans, Carolus de grande,
Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Diemen achter Rosbeyaert siet wonder bedrijven;
Ga naar voetnoot60
De Coninc vander caerten doet menigen kijven;
Ga naar voetnoot61
| |
[pagina 9]
| |
Als de Coninc van Derthienavont regneert,
Ga naar voetnoot62
Elck hem verblijt, tsy mannen oft wijven,
Hoe groot, hoe cleyne, elck hem verjubileert,
Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Metten Coninc sonder landt elck triumpheert.
Den gheestelijcken staet die moet ick stellen:
De Paus vanden dronckaerts in dyerste let;
Den cruepelen Bisschop sietmen dicwils quellen
Ga naar voetnoot68
Den abt daermen uut drinct en op de tafel set;
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
De Deken vander gulden maect soppen vet
Met alle de schijfpaters en maters mede;
Ga naar voetnoot71
De cloecke Vorsten en Baenderheeren net
Moet ick ooc stellen na doude sede.
Prince vanden Refereynen, God geve hem vrede,
75[regelnummer]
In dit Rijcke vermaert oock groot is bekent;
De grave van Halfvasten hout oock zijn stede
Ga naar voetnoot76
Metten Ridder sint Joris, die heeft gheschent
Ga naar voetnoot77
Den vyerigen Draeck in Margrietens convent.
De Jonckers van desen Heeren voorscreven
80[regelnummer]
Met grooten hoopen alomme men vint:
Joncker Jan nau gesocht, die qualijc can leven,
Ga naar voetnoot81
Maect hem altijt in de kueckene al waert een kint,
Ga naar voetnoot82
Ga naar margenoot+Om dat hy zijnen Boden sou wesen ontrint
Ga naar voetnoot83
En om datmen ten twee steden niet en sou stoken
85[regelnummer]
Vier / want tselve veel houts verslint.
Joncker Gijsbrecht quaeyen cost heeft tselve geroken,
Ga naar voetnoot86
Want hy ter maent nau eens en doet koken
| |
[pagina 10]
| |
Eenen hutspot / want tvleesch is hem te diere;
De boden eten vlaemschen kese, men sieter niet smoken;
90[regelnummer]
Als mijn Joncker uut gaet, te wijne oft te biere,
Betaelt een ander voor hem, hy eet als de giere.
Joncker Wouter de boose die altijt kijft
Tegen zijn knechten als sy begheeren
Haer ghelt / en hen dan uuten huyse drijft
95[regelnummer]
En schut haer den rock uute met tieren en gebeeren.
Ga naar voetnoot95
Joncker Hendrick de drooge doet ooc vergheeren
Zijn oude vodden, tsy van cousen en schoen,
En vercooptse den lappers / hy sou hem verneeren
Ga naar voetnoot98
Een nieu cleet te maken al heeft hijt van doen.
100[regelnummer]
Joncker Aert scherpgetant, noyt vremder fatsoen,
Die op zijnen rock doet maken twee rechten:
Ga naar voetnoot101
Binnen is hy blau ende buyten is hy groen,
Deen is den besten / dander is den slechten;
Ga naar voetnoot103
Men siet list tegen de armoede vechten.
105[regelnummer]
Joncker Faes droochstrote wilt altijt hoveren
Ga naar voetnoot105
En even sat zijn, thooft staet hem groene;
Ga naar voetnoot106
Joncker Loy goet bloet laet hem regeren
Van zijnen wijve ghelijck eenen loene;
Ga naar voetnoot108
Joncker Coenraet geldeloos niet veel van doene
110[regelnummer]
Gaet metten cruysen niet noch ooc met munte aen;
Ga naar voetnoot110
Ga naar margenoot+Joncker Jenni uut Henegouwe avont en noene
Sietmen in de handt metten Pater noster gaen;
Joncker Arnout vander Borcht salt al aen slaen
Ga naar voetnoot113
Datmen hem borcht en seer qualijck betalen;
115[regelnummer]
Joncker Job ongesont, al sout hem misstaen,
Moet altijt met leersen gaen sonder falen,
Maer meest so moetmen hem crucken halen.
Joncker Frans, een fatsoen die niet en vernieut
Ga naar voetnoot118
Zijn cleederen / peerden oft leverye;
120[regelnummer]
Joncker Machiel dulcop die altijt perdieut
Ga naar voetnoot120
En eewelijck wilt vechten al waert om een eye;
| |
[pagina 11]
| |
Joncker Hans suet gesouten die als een clappeye
Ga naar voetnoot122
Can zijnen Placebo net op zijn duymken;
Ga naar voetnoot123
Joncker Floris vol bedrochs die so ick u seye
125[regelnummer]
Om meyskens te bedodden leyt op zijn luymken;
Ga naar voetnoot125
Joncker Joos broempot die leeft opt schuymken;
Ga naar voetnoot126
Joncker Merck quistwater diet al verdoet,
Ghelt en goet, de corsten metten cruymken;
Joncker Claes lichtvoet heeft eenen moet
Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Op zijn dansen en springen, het dunct hem al goet.
Joncker Steven sonder Wet die so seer ontsiet
Onsen Heere / dat hy niet wel en derf blijven
In Kercke oft Cluyse / het dunct hem, siet,
Dat sy vallen sal met stucken en schijven;
Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Joncker Huben veelclaps die wonder can bedrijven
Metter tongen ende seer wel can stuyten;
Ga naar voetnoot136
Joncker Joseph goenmoet, die, als sommige wijven,
Hem drymael ontcleet eer den dach can uuyten,
Ga naar voetnoot138
Ga naar margenoot+En noch een deel Jonckers die hoochelijc fluyten
Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En maken haer edel, al zijn sy ontvallen
Ga naar voetnoot140
Eenen groven boer oft torftreder van buyten.
Dees Jonckers vintmen vele diese hoort callen,
Sy slachten den Cappuyn alle met allen.
Ga naar voetnoot143
De vier Hooftsteden om logeren seer milde
145[regelnummer]
Zijn Bordeaus / Putiers / Boevines en dolen;
Ga naar voetnoot145
De Vrijheden zijn Miscom en ghilde,
Ga naar voetnoot146
Cort te naken, lichtaert, wat batet verholen;
Ga naar voetnoot147
De Casteelen daer vele om laten haer scholen
Zijn Contick / blijdenberge / cortersen en malle;
Ga naar voetnoot149
| |
[pagina 12]
| |
150[regelnummer]
De Dorpen die den Heeren zijn bevolen
Zijn seer vele en groot van ghetalle:
Dyerste is grimberghe met zijnen vervalle,
Ga naar voetnoot152
Suerbemden / suerenborne / homsen en mishagen,
Ga naar voetnoot153
Maer den gront is brack en bitter als galle,
155[regelnummer]
Selden sietmen daer goey vruchten dragen,
Grimmen en muylen het zijn al quaey plagen.
Ga naar voetnoot156
Joncker Jan vanden quaden beleye
Is stadthouder vanden Leenen vermaert,
Ga naar voetnoot158
Maer Claes duechniet, al quelt hem de keye,
Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Is zijnen griffier; sy zijn wel ghepaert.
Den ongetijdigen Dries als een rouwaert
Ga naar voetnoot161
Is vinder vanden Leenen, wijt en breet.
Ga naar voetnoot162
De Leenmannen sal ick ooc setten een paert,
Ga naar voetnoot163
Want den hoop is groot die zijn vanden eedt:
Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Lemmen dullaerts, die altijt is ghereet
Met Augustijn raescop om een campken te slane;
Ga naar margenoot+Jan ongeluckich die yeghelijcken weet,
Ga naar voetnoot167
En Plissus lichtvoet, die niet weet hoe te gane,
Ga naar voetnoot168
Is altijt ghepluymt ghelijck eenen hane.
170[regelnummer]
Machiel lueterere en Steven schijtpot,
Ga naar voetnoot170
Willeken sonder sorge en Bertel al bedorven,
Goris van Mallenbroeck niet beter dan sot,
Huben goetbloet die woont by de torven,
Ga naar voetnoot173
Christoffel doverdrager die heeft verworven
Ga naar voetnoot174
| |
[pagina 13]
| |
175[regelnummer]
Datmen niet mach crayen noch hem noemen haen hoen;
Ga naar voetnoot175
Antuenis ruymconscientie bijna was gestorven
Om dat so lange achter bleef het pardoen;
Valentijn vuylpoorte als onreyn cappoen
Ga naar voetnoot178
Schijt in zijne broecke als hy is versmoort;
Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Robbert de povere die druypt door zijn schoen,
Ga naar voetnoot180
Peter cort voort hooft die hem lichtelijc stoort,
Dees mannen van Leene houden qualijc accoort.
Ga naar voetnoot182
De parceelen van den Lande zijn verre gelegen,
Deen hier, dander daer, so ghy muecht hooren.
185[regelnummer]
Ten yersten een velt met vele wegen,
Gheheeten bijstervelt, daer en wast geen cooren;
Ga naar voetnoot186
Tselve is gelegen Suytwest tot by den Mooren,
Hovende onder Peter sonder achter dincken /
Ga naar voetnoot188
Oudtstock goet, dwelc plach te orbooren
Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Het edel gheselschap, God wilse gedincken,
Geheeten nimmermeer thuys maer altijt uutdrincken,
Ga naar voetnoot191
Gheenen lust om wercken, altijt op de bane,
Vuylwijfs sonder sorge die altijt moeten clincken,
Thuys vol kinderen ende die omme noch aene;
Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Ga naar margenoot+Op dit velt behoort dese gemeynte te gane.
Dickwils zijn lant versetten en verpassen,
Ga naar voetnoot196
Van quade coopmanschappen roucoop geven,
Verteeren de Schuere eer tcoren is gewassen,
Altijt gast of weert, tdoet menighe sneven,
200[regelnummer]
Buyten teeren, thuys scherpelijck leven,
Ga naar voetnoot200
Niemant betalen sonder schade oft schande,
Die niet en can noch niet en is bedreven
Nochtans moet coopmanschappen, met cleynen verstande,
Crijgen en soetelen loopen achter lande;
Ga naar voetnoot203-4
205[regelnummer]
Van eenen gulden twee geven op dyerste kint
Ga naar voetnoot205
Of opt houwelijck, dus worptmen uuten hande,
Ga naar voetnoot206
| |
[pagina 14]
| |
Een quaey schult coopen eer datmen wel versint,
Ga naar voetnoot207
Huyshouwen met hoeren / hebben al op dit veldt bewint.
Noch eenen beemt van grooter weerden
210[regelnummer]
Ghelegen tuytkercken byder niet hagen,
Ga naar voetnoot210
Den selven is leengoet dienende met vier peerden
Ga naar voetnoot211
Spruytende van die edel magen,
Te wetene: passediex diet altemael wagen,
Nimmermeer ghelijcken, qualijck becanst
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
En gheenen troef, dwelck menigen doet clagen
En is met dese vier bescanst:
Ga naar voetnoot216
Boeverije doen ter eenre alst spel qualijck danst,
Ga naar voetnoot217
Ter tweeder opscrijven oft borgen spelen,
Ga naar voetnoot218
Ten derden als de borse heel is verganst
Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Niet willen betalen maer liever daer toe noch stelen,
En hersteken ter vierder, al soutment bequelen.
Ga naar voetnoot221
Ga naar margenoot+Noch een finantie, seer schoon en groot,
Ga naar voetnoot222
Die hovende is onder loose practijcken
Ga naar voetnoot223
En reckt so breet en wijt haren schoot
225[regelnummer]
Dat by Lombardijen strecken haer rijcken,
Ga naar voetnoot225
Maer met vreemde lieden oft dier gelijcken,
Oock metten naesten is sy seere belast,
Dat sy niet en dooch en menigen doet beswijcken
Ga naar voetnoot228
Want den Intrest loopt en grotelijc wast.
Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Op borghe innecoopen en met gereeden verpast
Ga naar voetnoot230
Van deser finantien is dyerste pale;
Ten tweeden op versterffenisse te maken last,
Ga naar voetnoot232
Tertia te gelooven der Makelaren tale,
Quarta die leyt by tgasthuysen dale.
Ga naar voetnoot234
| |
[pagina 15]
| |
235[regelnummer]
Noch een stucxken leengoets en vaste rente,
Ghelegen te Miscom vast aen de heye,
Ga naar voetnoot236
Maer tis wat belast met quaden regimente,
Ga naar voetnoot237
Hoorende onder Jan vanden quaden reye,
Ga naar voetnoot238
Woonende in Taverne in welcke contreye
240[regelnummer]
En drincken maer borgers als lieden van degen,
Ga naar voetnoot240
Twaer jammer datmen zijn palen verleye:
Nimmermeer nuchteren ter eenre vercregen,
Ga naar voetnoot242
Ter tweeder sijden so meestendeel plegen
Tcoreken groen eten al te gadere,
245[regelnummer]
Ten derden lastmaken, ten baet niet verswegen,
Ga naar voetnoot245
Op zijn kints ghedeelte, al leeft moeder en vadere,
Quarto ten gaet uute, coemt niet meer nadere.
Ga naar voetnoot247
Noch een schoon hoeve met een huysken van plaisanse,
Ga naar voetnoot248
Ghelegen te Putiers en wert gehouwen
Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Ga naar margenoot+Van mijn Heere van grooter valiance
Augustijn duechniet, een man vol ontroumen.
Tis een dienende leen / maar tdoet de mans flouwen
Ga naar voetnoot252
En den ploech trecken met grooten labuere;
Ga naar voetnoot253
Niet dan strijckvoren, heb ict wel onthouwen,
Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
En canmen daer ackeren mits tquaet humuere
Ga naar voetnoot255
Twelck desen lande is quallende alduere,
Winter en Somer, quaet om doorbouwen saen;
Het doet menigen man met grooten getruere
Zijnen arbeyt om niet daer inne slaen,
260[regelnummer]
Dat hy achter na van gebreken moet vergaen.
Ga naar voetnoot260
Dese Landen zijn so costelijck om mesten
Dat niet mogelijc en is daer op bedijen;
Nochtans wilt schier alleman daer op nesten
Ga naar voetnoot263
En dees hoeve besitten en bevrijen.
Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Het tis een ghilde ter eender sijen
Ga naar voetnoot265
Die gheen wijf so noode en mint als de zijne;
Ter tweeder sou ick my altijt met eender lijen
Ga naar voetnoot267
| |
[pagina 16]
| |
En in eenen com vollen, twaer groote pijne,
Ga naar voetnoot268
Ick mocht Lasarus werden ten fijne,
Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Neen ick sekere, ick heb anders ghedacht;
Ter derder ick moet gaen by myn trijne;
Ga naar voetnoot271
Ter vierder ten wert voor gheen sonde gheacht
Ben ick by een schoonder dan de mijne vernacht.
Noch een vol hergeweyt dwelc is gelegen
Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Tgheheel lant duere, maer meestendeel
In Spaengien en Napels die meest zijn genegen
Ga naar voetnoot276
Tot sulcker Jachten volgen sy som geheel;
Ga naar margenoot+Dees Neerlanden mogen ooc wel trecken een seel,
Ga naar voetnoot278
Want sy dit hergewey ooc gheern besetten.
280[regelnummer]
Een ghesalft Coninc regeert dit prijeel
Ga naar voetnoot280
Die eewelijck gaet metter bonter bonetten;
Ga naar voetnoot281
Tselve is gelegen, wilter wel op letten,
Tusschen Herculex van pilaernen een paert
Ga naar voetnoot283
En de broecpoorte vander sluys, seer quaet om netten,
Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
By de keerondere daert volc neemt zijnen aert
Ga naar voetnoot285
In een warande die alomme is bewaert.
Ga naar voetnoot286
Dese warande is vol wreeder dieren,
Vol cleyns wiltbraets wit ende root,
Ga naar voetnoot288
Onder een doyleeghe gequelt metten mieren,
Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
By een cranc fondament dwelc dicwils lijdt noot.
Dese warande heeft so menigen goot,
Ga naar voetnoot291
Maer dats noch al de minste sake;
Zijn palen liggen alomme seer bloot,
Een clapoore ter eender met ongemake,
Ga naar voetnoot294-298
295[regelnummer]
Fluymen in de kele ter tweeder stake,
| |
[pagina 17]
| |
Het crausel aen de beenen ter derder sijen,
Ga naar voetnoot296
Ter vierder een plaester rechts op de Kake
Oft carbonckels inden hals, niet wel om lijen;
Ga naar voetnoot298
Diet wilt volgen seer selden bedijen
300[regelnummer]
Noch een clippelleen ghelegen al hiere
Ga naar voetnoot300
Tusschen hals en hooft bij grimmendale;
Met stockvis sonder boter en scherpen biere
Ga naar voetnoot302
Houtmen daer huys met vreemder tale,
Den ongetijdigen Dries hevet teenemale
Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Te Leene gehouwen over langen tijen.
Ga naar voetnoot305
Ga naar margenoot+Vuystloock van desen is dyerste pale,
Ga naar voetnoot306
Een ghebacken vischken ter tweeder sijen;
Ga naar voetnoot307
Dorsschen sonder stroy, den rugge niet mijen,
Ga naar voetnoot308
Ist derde, heb ict noch wel onthouwen;
310[regelnummer]
Een muylpeer ter vierden en verbonden by tijen.
Ga naar voetnoot310
Tis vol calaengie, men moet het wel schouwen,
Ga naar voetnoot311
Twert saen vergeven en saen berouwen.
Noch een lant twelc is seer profijtelijck,
Maer de menschen als wolven en beesten seer wreet
315[regelnummer]
Eten deen dandere al levende subijtelijck;
Ick en hoorde mijn dagen noyt van meerder veet.
Ga naar voetnoot316
Ter eenre al willens laten wijt en breet
De renten oploopen om gheraken
Aen den gront voor den chijns en lutter ghereet
320[regelnummer]
Daer voor te gevene; ter tweeder om maken
Ga naar voetnoot317-320
Voor haeffelijcke schult met listighe saken
Ga naar voetnoot321
Erve te chrijgene door dreygementen
Ga naar voetnoot322
Oft doen beschamen oft panden doen staken,
Ga naar voetnoot323
Geeftmen hen gheen giften oft eenige presenten;
325[regelnummer]
Hoet is vercregen het zijn al goe renten.
Item noch een schoon groot costelijck leen
Dwelck is ghelegen te water en te lande,
| |
[pagina 18]
| |
Hovende onder een deel wolven ghemeen
Die voor Vorsten en Heeren aensien gheen schande,
330[regelnummer]
Comende uut Lombardijen en van langer hande
Ga naar voetnoot330
In desen lande oock zijn voort ghebracht,
Dienende met grossiers als volck van verstande,
Ga naar voetnoot332
Financiers, banquiers, seer hooghe gheacht,
Ga naar margenoot+Douse pour cent ter eenre bedacht,
335[regelnummer]
Ter tweeder beneficien beleenen met ghelt,
Ter derder crijghen een goet met grooter macht
Binnens coops coope met ghereeden ghetelt,
Ga naar voetnoot337
Ter vierder een loose rekeninghe ghestelt.
Item noch een schoon leen daer niet en wast
340[regelnummer]
Eenich moes / maer is dienende voor heeren
Die niet en zijn Priesters noch in Cloosters vast
En voor Vorsten die in gheen steene verkeeren;
Ga naar voetnoot342
Voor Recht dat niet crom en is voor tscap van eeren,
Ga naar voetnoot343
Den stoel van Romen sonder stapels gewijt;
Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Voor den secreten Raet om tghetal vermeeren
Ga naar voetnoot345
Die niet int heymelijck maer int open crijt;
Ga naar voetnoot346
Voor Meesters van Rechte die tot gheender tijt
En verstonden den text van haren boecken;
Voor arme Commissarisen die ghelt noch profijt
Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
En begeeren van yemant noch na eygen baet en roecken,
Ga naar voetnoot350
Maer dicwils den vetten Da nobis versoecken.
Ga naar voetnoot351
Ter eenre ick salt so lange appelleren
Ga naar voetnoot352
Dat ick hem verdrincken sal in de golgen
Ga naar voetnoot353
Met vuyle saken / mijn proces wel regeren,
355[regelnummer]
Hy heeft doch so menich root vosken geswolgen;
Ga naar voetnoot355
Ter tweeder van beyder sijden verbolgen
| |
[pagina 19]
| |
En al even crijgel en obstinaet;
Ter derder ick salt so dapperlijc vervolgen
En schencken so vele mijnen Advocaat,
360[regelnummer]
Dat ick van hem crijgen sal goeden raet
En goede expeditie van mijnen Rechte;
Ga naar voetnoot361
Ga naar margenoot+Ter vierder na grooten cost en overdaet
Ga naar voetnoot362
Peys te maken / den commer sy slechten;
Die saen lachen en crijten / haest kijven en vechten.
365[regelnummer]
Noch eenen grooten tol den Biltol genaemt,
Ga naar voetnoot365
Gheleghen onder de seeude ende fiscalen:
Ga naar voetnoot366
Ipse habet bene ter eenre / hy is befaemt
Dat hy zijn genuechte gefaelt heeft, hy moet betalen;
Ga naar voetnoot368
Ter tweeder op een proces constich afmalen
Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Veel valsche artijckelen en soecken discoort;
Ter derder laet smeeren en wijns ghenoech halen
En helpen Prochiaen en coster over tboort,
Ga naar voetnoot372
Sy sullen te bet clappen al waert een moort
Ga naar voetnoot373
En brenghen voort alle de secreten;
375[regelnummer]
Ter vierder voor den landen soot behoort
Dees Hoerkens manen eer sy zijn beseten
Ga naar voetnoot376
Om dat syse selfs souden hechten en speten.
Item noch een leen daermen meestendeel backt
Goe vette coecken, maer tdeech blijft hanghen
380[regelnummer]
Aen handen en vingheren daer elck na snackt,
Ga naar voetnoot380
Want tis seer soete, tdoet elcken verlanghen;
Tselve leen met alle zijn omganghen
Ga naar voetnoot382
Is hovende onder een deel treffelijcke Heeren,
Als Commissarissen die altijt zijn bevanghen
Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Met schriften en bullen die crackeel vermeeren;
Kercmeesters en weesmeesters als volc van eeren,
Oock onder Momboors en Testamenteurs
Die den Weesen niet gheern en laten in verseeren,
Meesters vanden Gasthuysen en Controlleurs
390[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende van allen Cloosters die Commandeurs.
Ga naar voetnoot390
| |
[pagina 20]
| |
Ter eenre aen die handelinge en is geen verlies,
Want Sint Andries doet menighen bedijen;
Ga naar voetnoot392
Veel vocatien rekenen, wy vermoghen dies
Ga naar voetnoot393
En seggen arbeyt is loons weert ter eender sijen;
395[regelnummer]
Ter tweeder van Weesen sommighe partien
Ghelt te ontfanghen / en soomen mach dencken
Hem selven daer met te behelpen ten drien,
Al werdet verhandelt / wat mach hem dat crencken?
Ga naar voetnoot398
Ter vierder laet ons die goey mannen beschencken,
400[regelnummer]
Sy sullen ons rekeninghe voor goet lauderen,
Ga naar voetnoot400
Al isser wat doncker men sal ons niet hencken,
Ga naar voetnoot401
Tis een abelheyt sulck practiseren.
Ga naar voetnoot402
Onder sulck een decksel sietmens veel passeren.
Item noch eenen poel daer inne vergadert
405[regelnummer]
Alle tvuyl water van desen lande;
Hy is gheleghen aen de goeyen, hy seer nadert
Ga naar voetnoot406
Van Joncker Machiel vol bedrochs sonder schande.
Ter eenre een yegelijck te trecken uuten tande,
Ga naar voetnoot408
Rapen en schrabben tot allen termijnen;
410[regelnummer]
Ter tweeder wat ick can crijgen in mijn hande
Op mijnen eedt / dat mach ick wel mijnen;
Ga naar voetnoot411
Ter derder van een v. een x. pijnen
Ga naar voetnoot412
En veranderent subijtelijck tot haerder baten;
Ter vierder alle tgoet dat Sonne mach beschijnen
415[regelnummer]
Soect happe qui peult sonder verlaten.
Ga naar voetnoot415
Tghebreck is seer groot in alle staten.
Ga naar margenoot+Noch een stuck Leens twelc noyt wert verheven
Ga naar voetnoot417
Met goeder meyninge, gelijc dicwils geschiet;
Ter eenre werden de vrienden bekeven
420[regelnummer]
Dat sy ter Kermissen en zijn comen niet
Als sy ghepasseert is / ter tweeder met bediet
Ga naar voetnoot421
Nooden eens voor al / en tselve niet begeeren;
Ter derder nooden alsmen merckelijcken siet
Dat sy elders gebeden zijn om gaen smeeren;
Ga naar voetnoot424
| |
[pagina 21]
| |
425[regelnummer]
Ter vierder selve gaen buyten teeren
Ga naar voetnoot425
Alsmen volck genoot heeft en seggen: voorwaer,
lck dachte dat ghy hadt eenige affeeren
Die u belette te comen hier naer.
Veel soecken eere sonder cost, dit sietmen openbaer.
Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Noch een warande die seer is verladen
Met loose hasen en dobbel foretten,
Ga naar voetnoot431
Sulcke Vossen die doen groote schaden,
En doortogen Visschen, quaet om vangen met netten.
Ga naar voetnoot433
Hy is loos genoech ter eenre om yet beletten;
435[regelnummer]
Ter tweeder / hy is werm van smunters vier;
Ga naar voetnoot435
Ter derder par ma foy soutmen hem versetten
Ga naar voetnoot436
De Heere sou verliesen eenen goeden Officier;
Ter vierder tis een man van bestier,
Ga naar voetnoot438
Hy weet waer nemen en waer geven,
440[regelnummer]
Maer meestendeel te nemen is zijn desier;
Al comet vander sijen, hy isser in gedreven.
Ga naar voetnoot441
By primum mihi wert menighe verheven.
Noch een warande vol grooter dieren,
Ga naar voetnoot443
Als Buffels en Esels van grover aert,
445[regelnummer]
Ga naar margenoot+Deynen en Rekels quaet om bestieren,
Ga naar voetnoot445
Ghelegen onder Honsem de meeste paert.
Ga naar voetnoot446
Ter eenre om een mijte te wesen beswaert
En aen te nemen een Proces oft ghekijf;
Ga naar voetnoot448
Ter tweeder op zijn goet te wesen vermaert
450[regelnummer]
Voor een deyn en sparent uut zijn lijf;
Ga naar voetnoot450
Ter derder tegen elcken te wesen seer stijf
En niemant yet te vergeefs doen oft raden;
Ga naar voetnoot452
Ter vierder noch schaemte noch eere int lijf
Maer als eenen sloef thuys sitten beladen.
455[regelnummer]
Een edel herte soect vrome daden.
Noch eenen berch den keyenberch geheeten,
Ga naar voetnoot456
| |
[pagina 22]
| |
Ontrent eenen crancken hoofde ghelegen,
Comende door crijgelheyt diet al wilt weeten
Ga naar voetnoot458
En volgen zijn opinie tot boosheyt genegen.
460[regelnummer]
Een ander schampelijc berispen en bewegen
Ga naar voetnoot460
En door onverstandicheyt wat quaets bescrijven;
Ga naar voetnoot461
Met grooter vermetentheyt, ten dient niet verswegen,
Tgoet met quaden loonen en even nijdich blijven;
Door haet eens anders goede fame verdrijven
465[regelnummer]
En sonder discretie op de Heeren crayen;
Commotie maken, vechten en kijven
En als een riet met alle winden wayen
Zijn palen die liggen tot veel stayen.
Ga naar voetnoot468
Noch eenen berch, den vuylenberch genaemt,
470[regelnummer]
Alomme beset met ongeschicten houte,
Den selven hovende en wort geraemt
Ga naar voetnoot471
Onder eenen Meyer mal pleysant van coute.
Ga naar margenoot+Met een ander spotten, elcken seggen zijn soute
Ga naar voetnoot473
Ter eenre / en die zijne niet mogen tijen;
Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Ter tweeder goet geselschap met plompen assoute
Ga naar voetnoot475
In arguwacien stellen; ter derder sijen
Ga naar voetnoot476
Eens anders welvaert en gheluck benijen;
En therte door afgonst inwendich knagen;
Ter vierder hemselven niet connen vermijen
Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
En om een beter yet lijden oft verdragen.
Desen berch alomme heeft veel quaey slagen.
Item noch een Capelle daermen dagelijcx singt
Musijcke die met veel partijen gaet,
Maer daccordantie seer qualijck clingt
485[regelnummer]
Want het zijn al montetten van calaengien quaet.
Ga naar voetnoot485
Men tiert daer niet luye, elck mijt hem, Jaet
Ga naar voetnoot486
Uuter stemmen te singen, want niet betaemt
Ga naar voetnoot487
Dat alleman hoore / dus houtmen besijen maet
Ga naar voetnoot488
| |
[pagina 23]
| |
Veel stucken met discoorde versaemt.
490[regelnummer]
Haer palen moeten oock zijn vernaemt:
Ter eenre een dinck secretelijck vertrecken
Ga naar voetnoot491
Tot dat alle de Werelt door is befaemt
En dat alleman wete en can ontdecken.
Achterclap doet veel onvreets verwecken.
495[regelnummer]
Ter tweeder singmen in tfauset een liet;
Ga naar voetnoot495
Ter derder watmen elders siet oft hoort
Terstont overdragen, al ist oock geschiet
Over eens goets mans tafele een lichtverdich woort;
Ga naar voetnoot498
Ter vierder alomme te maken discoort,
500[regelnummer]
Van een ander te clappen door nijt en haet
Ga naar margenoot+En niet te verswijgen al waert ooc een moort,
Maer tselve aen te brengen met valsch verraet,
Al en heeft hy den loon niet die daer toe staet,
Ga naar voetnoot503
Noch den Officier van dien gheenen eedt gedaen,
505[regelnummer]
Hy verblijdt hem dat hy mach sayen zijn zaet
Daer een ander af mach verdriet ontfaen.
Haet en nijt heefter vele doen vergaen.
Noch isser den Alfsberch, op welck zijn versaemt
Ga naar voetnoot508
Veel costelijcke boomen van grooter weerden.
510[regelnummer]
Die selve dragen appelen, Wittingen genaemt,
Ga naar voetnoot510
Hovende onder Mallenborch en zijnder eerden.
Ga naar voetnoot511
Ter eenre hemselven prijsen en aenveerden
Lichtelijck de eere diemen hem biet;
Ter tweeder terstont in sotten clap volheerden
515[regelnummer]
En lichtelijc lachen al waert ooc om niet;
Ter derder hemselven laten duncken siet
Dat hy seer wijs is en daer toe hooge geleert;
Ter vierder die gheern heeft datmen yet
Toont schoon samblant en gheerne is gheeert.
520[regelnummer]
Eygen lof aentrecken sotten hoochmoet vermeert.
| |
[pagina 24]
| |
Onder desen berch moet hem onderhouwen
Ga naar voetnoot521
Die vader vanden alve en die meeste part
Van zijnen lande dat doet hy doorbouwen
Meest vanden Brabanders, die zijn vermaert
Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Hoe ouder hoe sotter, tis wel haren aert.
Die selve vader is van dier natueren
Dat hy zijn tonge om schande noch schade en spaert,
Ten sy dat yegelijc wilt volgen zijn kueren,
Ga naar voetnoot528
Yerst moet al goet zijn, oft hy en can niet gedueren,
Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Al wat dat hy seyt en wesen ghelaudeert;
Ooc moetmen loven en prijsen tallen hueren
En honich om den mont werden ghesmeert.
Had de sulcke noch twee ooren, hy waer gestoffeert.
Ga naar voetnoot533
Item noch een schoon dorp, geheeten lichtenaert.
535[regelnummer]
Dit stucxken leengoets heeft dat gansche lant
Onder hem sorterende en is verre vermaert;
Zijn palen zijn alomme seer wel becant:
Ter eenre eenen yegelijcken met bot verstant
Zijnen staet vertrecken / blasen en fluyten;
Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Ter tweeder te glorieren als een truwant
Ga naar voetnoot540
In alle quaetheyt en valsche statuyten;
Ga naar voetnoot541
Ter derder yegelijcx ghebreken uuyten
Ga naar voetnoot542
En alle dinc verhalen al ghinct hem selfs ane;
Ga naar voetnoot543
Ter vierder zijnen naesten met cluchten en cluyten
545[regelnummer]
Altijt betalen met stouten vermane.
Liegen en bedriegen hout nu de bane.
In dit dorp verheven gaet een haegmunte
Ga naar voetnoot547
Die verboden is door het gantsche lant,
Nochtans tallen plaetsen wel te puncte
550[regelnummer]
Hout sy haren cours en gaet over hant.
Ga naar voetnoot550
| |
[pagina 25]
| |
Stofferen sonder verwe seer wel beplant
Ga naar voetnoot551
Is dyerste pale van desen goye;
Schieten over den doel en verre van cant
Is die tweede gecomen vanden bloye;
Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Die derde certeyn ick seere verfoye,
Want stijven sonder stijfsel is haren name;
Ga naar voetnoot556
Ga naar margenoot+Die vierde verstaet, eer ick yemant vernoye,
Is blasen sonder blaesbalch, niewers toe bequame.
Op luegenen bevonden is groote diffame.
560[regelnummer]
Noch eenen berch, genaemt den muelenberch siet,
Met een costelijcke wintmuelen, wayende
Met allen winden / maer men can daer op niet
Dan licht goet gemalen, hoe dat is beschayende,
Ga naar voetnoot563
Nochtans is sy seer wackerlijc drayende.
565[regelnummer]
Gheloven en niet doen is aen deen sijde gepaelt,
Nooden en ontnooden ter tweeder sayende;
Ga naar voetnoot566
Hem alle dinck beroemen, nochtans qualijc betaelt
En niet daer toe doen ter derder verhaelt;
Ter vierder niemanden gheen waerheyt houwen.
Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Dit is de boumuelen daer dit commuin op maelt,
Ga naar voetnoot570
Edel / onedel / mannen en vrouwen,
Zijn vruchten zijn naglacht / en te laet berouwen.
Ga naar voetnoot572
Noch een costelijc slot met dobbel graven,
Ga naar voetnoot573
Maer het is op eenen quayen gront gefondeert,
575[regelnummer]
Gheheeten luegenhagen vol quader haven,
Nochtans ist al wel gewapent wat daarop logeert,
Ga naar voetnoot576
Maer lichtelijc gecleet en ghehabitueert;
Daer regenoot af is ter eender sijen
Ga naar voetnoot578
Schoon voor thooft, maer achter rugge blameert;
Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Al gravende geveynsde vrienschap belijen
Ga naar voetnoot580
Ter tweeder / en dat den mont anders spreect ten drijen
Dan therte meynt / coemt ter derder sijen tegen;
Suyt en Westwaert ter vierder partijen
| |
[pagina 26]
| |
Daer is dwijwater vanden hove gelegen.
Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Ga naar margenoot+Voor goet gelt wert dicwils lavuyt vercregen.
Ga naar voetnoot585
Noch een groote prochije vol doncker cuylen,
Gheheeten onser vrouwen prochije wijt en groot,
Daer veel communicanten onder schuylen,
Daer de palen af zijn oft regenoot:
590[regelnummer]
Yerst met mijn wijf beraden of sy sloech my doot;
Ter tweeder alle thuyswerc doen en tbedde maken;
Ga naar voetnoot591
Niemant mogen in huys brengen, hoe vrient minioot,
Ga naar voetnoot592
Ten moet zijn wijf believen ter derder staken;
Ga naar voetnoot593
Ter vierder als dwijf spreect van eeniger saken,
595[regelnummer]
So moet de man toehooren en swijgen al stille,
Oft hy creech eenen snau van quader spraken
Oft een vuyst op den nuese tot eenen brille.
Sulcx wordt hy die in als volcht eens quaets wijfs wille.
Onder dese prochije woonen een deel sotten,
600[regelnummer]
Gheheeten coussen sotten hovende gemeynlijc
Ga naar voetnoot600
Onder de ionge Jonckers die op dwijf versnotten
Ga naar voetnoot601
En onder die clercken van Lueven onreynlijc,
Ga naar voetnoot602
Die hen wat sot gestudeert hebben certeynlijc,
By welcke prochije paelt aen dyerste quartier
605[regelnummer]
Seer vroech en qualijc gehout vileynlijc;
By dwijf den achternoen slapen ter tweeder hier;
Ter derder die poese cussen om dat het vier
Ga naar voetnoot607
So heet in de poort is by den achterhoecke;
Ter vierder seer ialoers zijn op den broddier
Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Om dat dwijf so lodderlijc siet uuten doecke.
Ga naar voetnoot610
Dese volgen al Joncker prepus vanden broecke.
Ga naar voetnoot611
Ga naar margenoot+Item in dese selve prochije woonen
| |
[pagina 27]
| |
Een deel gapaerts die meer door den mont laten gaen
Dan door de ooren / ick sal u de palen toonen.
Ga naar voetnoot613-14
615[regelnummer]
Dyerste: met quade wijfs kijven en hen tegenstaen;
Ga naar voetnoot615
Ter tweeder: ick ghedraechs my van dat ghy doet vermaen,
Ga naar voetnoot616
Ghy sult dat goet doen voor Heeren en knechten;
Ga naar voetnoot617
Ter derder tegen kinderen op hangen oft slaen,
Ga naar voetnoot618
Oft tegen innocente sotten vechten;
Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Dese zijn al vanden crancken geslechten
Die hen lichtelijc laten bewegen.
Alle dinck becorten / berispen oft berechten
Ga naar voetnoot622
Is aen de vierde pale gelegen.
Tis al wijven werc die sulcke dingen plegen.
625[regelnummer]
Noch woonen in dese prochije selsaem druylen
Ga naar voetnoot625
Gheheeten tatolven, die met eenen woorde
Ga naar voetnoot626
Terstont geseten zijn op haer muylen.
Haer palen liggen al met discoorde:
Gaen sonder spreken leyt ten eenen boorde;
630[regelnummer]
Van quaetheyt swillen ghelijc een padde, dat leyt
Ter tweeder aen eenen quaden oorde;
Van gramschap crijten ter derder sijen schreyt;
Dees regenooten liggen al scheefhoeckich gespreyt,
Men canse niet wel te rechte vertellen.
635[regelnummer]
Ter vierder paelt aen eenen hoeck geseyt,
Hemselven dan weder te vreden stellen.
Veel zijnder die te vergeefs henselven quellen.
Ga naar margenoot+Item in alle voorseyde leengoeden te samen
En werden geen vrouwen gheexcludeert,
Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Maer mogen in alle stucken deelen by namen
Ga naar voetnoot640
Op en dien dat hem elck reguleert
Ga naar voetnoot641
Inde poincten navolgende gespecifieert:
| |
[pagina 28]
| |
Yerst alle wijfs die tegen haer mans gebeeren,
Altijt in hen Redene oft woorden varen
Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
En al contrarie doen dat de mans begeeren.
Hen verwijten wat gebuert is over seven Jaren,
Die vier seggen als de mans een verclaren,
Die tegen haer mans altijt argueeren
En willen recht hebben dat ooc luegenen waren;
Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Die op haer mans lichtelijc murmureren,
Die tegen haer mans keeken en parlamenteren
Ga naar voetnoot651
Altijt als sy droncken zijn, al sout qualijc gaen;
Ga naar voetnoot652
Die altijt pruetelpotten sonder cesseren,
Al sou de man dul werden, vechten oft slaen.
655[regelnummer]
Dese mogen dees leengoeden wel ontfaen.
Die de mans met ander vrouwen betichten,
Die hen denct dat sy wijser zijn dan de man
En die de mans willen leeren en onderrichten
Den meester maken, nochtans selve niet en can;
660[regelnummer]
Die op straten gaen roepen en tieren dan
Als sy haer leet in huys niet mogen wreken;
Die de mans na loopen by een eerlijck gespan
Ga naar voetnoot662
In alle Herbergen met qualijc spreken;
Die elcken clagen over haer mans gebreken;
665[regelnummer]
Die haer selven droncken drincken, vol en sat;
Ga naar margenoot+Die op strate moort roepen, mijn man wilt my hersteken,
Ga naar voetnoot666
Als haer de man dreycht oft misseyt haer yet wat.
Dese hebben ooc al in dees leengoeden stat.
Die van haer mans willen scheyden als lacke dillen
Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Om dat sy niet genoech genueselt en worden;
Ga naar voetnoot670
Die op haer mans niet passen en willen;
Ga naar voetnoot671
Die de mans doen haspelen en de cleeren torden;
Ga naar voetnoot672
Die haer kinderen om smans wille smijten en gorden
Ga naar voetnoot673
Als sy niet en mogen queeken sonder bescheet;
Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Die op haer maerten altijt kijven en corden
Ga naar voetnoot675
Als hen een ander gedaen heeft eenich leet;
Die Honden en Catten wech stooten ghereet
| |
[pagina 29]
| |
Als hen eenich dinck let daer sy op bijten;
Ga naar voetnoot678
Die haer mans tot alle quaet verwecken heet;
680[regelnummer]
Die alle maende een maerte verslijten.
Die mogen al genieten dees leens profijten.
Die niet en swijgen al soumense cruepel slaen,
Die hen altijt willen int water versincken,
Ga naar voetnoot683
Die altijt vanden mans willen loopen gaen,
685[regelnummer]
Die niet en mogen sien eten oft drincken,
Die haer mans vrienden verachten en op hen stincken
Ga naar voetnoot686
Met veel achterdeels en groote resten,
Ga naar voetnoot687
Die clappaerts / clappeyen gelooven en wincken,
Ga naar voetnoot688
Die nimmermeer connen spreken ten besten,
Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Die den mans verwijten met veel questen
Ga naar voetnoot690
Dat hy niet weert en is dat hyse oyt sach;
Die in hen selven glorieren en mesten
Ga naar voetnoot692
Ga naar margenoot+Als haer mans vergramt zijn en maken geclach;
Dese mogen dit leen besitten sonder verdrach.
695[regelnummer]
Die hen terstont alle dingen belgen,
Die van gramschap den sot uuter mouwe ontknoopen
Ga naar voetnoot696
Als sy metten mans niet mogen drincken en swelgen;
Die heymelijcke schult maken en ten diersten coopen,
Die den pot altijt laten in dasschen loopen,
Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Die de mans helpen kijven op haar knapen vrij,
Ga naar voetnoot700
Die altijt over knecht en / jongers clagen met hoopen,
Die haer knechten haten daerom dat sy
Den man gedienstiger zijn dan hen daerby;
Die altijt sitten by haer ouders en clagen,
705[regelnummer]
Die hen terstont besiect maken met groot ghecry
Ga naar voetnoot705
Als sy een soufflette crijgen by vlagen;
Sulcke machmen dit leen al wel op dragen.
Die drye maerten houden en eene waer genoech,
Die haer dochteren laten naerder trecken
Ga naar voetnoot709
| |
[pagina 30]
| |
710[regelnummer]
Van Papen en gehoude mans spay en vroech,
Om dat sy niet souden brassen / suypen en lecken;
Ga naar voetnoot711
Die haer mans heeten liegen met spijtigen becken,
Die altijt commeren hebben voor en naer
Daer sy heymelijc met brassen tot sulcke plecken
715[regelnummer]
Als de mans van huys gereyst zijn hier oft daer;
Die altijt jaloers zijn op haer mans eerbaer,
Die haer altijt siecker maken dan sy zijn,
Die muylen als de man yewers genoot is voorwaer
Ga naar voetnoot718
En niet en mogen met gaen / dan schieten fenijn;
Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Die mogen dit leengoet wel verheffen fijn.
Ga naar voetnoot720
Ga naar margenoot+Die liever op strate kijven dan in huys seer stout,
Die de mans willen bevechten en smijten,
Die niet poortvast en zijn voor den ruggebout,
Ga naar voetnoot723
Die den mans altijt haer goet verwijten,
Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Die in de camere inden pot altijt schijten,
Die altijt in haer cleeren prousselen seere,
Ga naar voetnoot726
En ooc suer sien, henselven eten en bijten;
Ga naar voetnoot727
Die trecht beter willen verstaen dan mijn heere
Den Advocaet doet, ja thienmael meere;
730[regelnummer]
Die van dat hayr twelc niet op thooft maer onder wast
Braseletten maken / twelck tot elcken keere
Ga naar voetnoot731
So veel te seggen is: vrij na tbomgat tast;
Ga naar voetnoot732
Dese zijn in dit leengoet gheerft alder vast.
Die elcken zijn leet willen ontvouwen
Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
En hen selfs leedt niet en willen hooren;
Die andere mans veel spraken houwen,
Haren mans te spijte, al mach hijt hem stooren;
Die door haer vingeren pissen als arme slooren
Omdat mense niet en soude hooren struylen;
Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Die hen met schoone woorden laten verdooren
Ga naar voetnoot740
Dat sy onder ander mans cleeren schuylen;
| |
[pagina 31]
| |
Die haer cleeren laten verrotten en vervuylen
En van luyheyt niet en connen opgestaen;
En al die curieus vol hooverdijen puylen
Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
En boven haren staet uutwendich gaen;
Ga naar voetnoot745
Dese mogen dit leengoet met recht ontfaen.
Ga naar margenoot+Ordinantien, statuyten hoe in wat manieren
Men ontfangen sal dees leengoeden voorscreven
Ga naar voetnoot748
Hoe datmen te hande te monde sal comen bestieren
Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
En ooc alle puncten articulen daer neven
Hoe en in wat manieren sy moeten gedreven
En onderhouden werden op seker boeten
Ende hoemen dabusen sal te kennen geven
En hoe hen successie voort en voort sal voeten
Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
En in rechter linien versterven moeten.
Yerst: wanneert yemant gebuert in eenige hoecken
Dat hy zijn Leengoet moet ontfangen bekinnich,
Ga naar voetnoot757
So salmen terstont zijn wapene soecken
En lesen hem zijn articulen rechtsinnich,
760[regelnummer]
En dan moet hy zijn wapen cussen innich,
Ghetrouwicheyt den Heer sweeren by den messe
Ga naar voetnoot761
En wanneer dat hy yemanden vint verwinnich
Ga naar voetnoot762
Die by successien ofte versterffenesse
Oft by van hemselven eenige goeden in cesse
Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Heeft liggende, die sal hy aenbrengen voort
Om in gescreven te worden by expresse,
Tot onderstant zijns Heeren hier af doen rappoort,
Op dat elck zijn leen ontfange so dat behoort.
En so menichmael als hy totten ontfange comt
Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
En sal telcker reysen meer gheven niet
Voor de rechten, want van outs so is ghesomt,
Ga naar voetnoot771
Als voor stadthouderen / griffieren en manschap yet
Ga naar voetnoot772
| |
[pagina 32]
| |
Maer eenen pot wijns en dien te voren siet.
Ga naar voetnoot773
Sietmen dan wel toe, niemant favoriserende
Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Ga naar margenoot+En by goeder inquisitie wel bespiet
En executie is userende,
Ga naar voetnoot776
Die manschap sal wijns genoech zijn conquesterende
Voor haer drincken, sonder eenich te coopene,
Dus elck sy hier neerstich in procederende
780[regelnummer]
En pijne zijn borse met licht tontknoopene
Ga naar voetnoot780
Die met wijn om niet weet zijn keel te droopene.
Item hy moet seer arm van goede wesen
Die hier onder niet liggende en heeft een stucxken leens.
Voort, so wie zijn articulen kent in desen,
Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
Sonder gesommeert te zijne min dan eens
Ga naar voetnoot785
Met waerschous brieven noch Leenjager gheens
Ga naar voetnoot786
En coemt so te hove om tontfangen tzijne,
Ga naar voetnoot787
Dien salmen weerdelijc ontfangen, ic meens,
En accepteren sonder boete / moeyte oft pijne.
790[regelnummer]
Oock salmen sulcke lieden nemen fijne
Tot manschappen als rechters van dien gerichten,
Ga naar voetnoot791
Om alle questien die ten voorschijne
Souden mogen comen dit hof ontstichten,
Die sullen sy neder leggen en beslichten.
795[regelnummer]
Item oft gebuerde dat sulck door ontrouwe
Zijn leengoet niet en wilde kennen met allen
Ga naar voetnoot796
En daer tegen veel argueren wouwe
En also van deen leengoet in dander vallen,
Ga naar voetnoot798
Ghelijc of hy wou vanden muelenberch stallen
Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Tot op den keyenberch en daer in persisteerden
En hem in manscappen door geen spreken noch callen
Ga naar voetnoot801
En wilde overgeven, maer rebelleerde
Ga naar margenoot+En duytsprake vanden selven contradiceerde,
| |
[pagina 33]
| |
Ja liever met gewelt dat keeren en vlieden,
805[regelnummer]
Dan dat hy hem totten ontfangt obedieerde,
Ga naar voetnoot805
Die salmen mogen priveren voor alle lieden
Van al zijn leengoeden / en hem thof verbieden.
Voort salmen hem uutstooten en jagen henen
En niet meer verkeeren by mannen van leene vroet,
Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Maer men sal hem tot S. Hubrechts in Ardenen
Ga naar voetnoot810
Seynden / om dat hy aldaer houde de boet,
Ga naar voetnoot811
En op in dien dat die selve mirakel doet,
Also dat betert en begeert gratie hier van,
So salmen op dobbel rechten weer zijn leengoet
Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Hem geven / en in genaden nemen als goet man,
Maer in dien de boete geen mirakel doen en can
En dat hem noch zijn hersenen deren,
Salmen hem den Papen overleveren dan,
Dat sy hem bemanen en besweren;
Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
Want men vint geen quader fruyt dan worchperen.
Ga naar voetnoot820
Item oft gebuerde dat de ouders publijcke
Vijf oft ses kinderen hadden, cloeck int verstant,
So sullen de kinderen alle ghelijcke
Dees leengoeden mogen deylen gelijcker hant,
| |
[pagina 34]
| |
825[regelnummer]
Levendich lijfs, al waren sy ooc ignorant
Ga naar voetnoot825
Oft noch niet gecomen tot haren dagen,
Elck na zijn qualiteyt hem inne gheplant
Daer zijn natuere toe lust heeft en behagen.
Dit sullen de leenmannen scherp ondervragen,
Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Op dat niemant en werde zijn recht benomen,
Ga naar margenoot+En neerstich acht hebben op alle aenclagen;
Waert dat yemant belet dede met onvromen,
So mach elck tot zijnen rechten deele comen.
Item alst gevalt dat de Ouders sterven,
835[regelnummer]
So sullen de kinderen of het naeste hoyr
Ga naar voetnoot835
Van susters en broers die leengoeden erven
En succederen hieranne na recht behoor,
Want daer leyt gescreven int secreet tresoor
In libro hapsack, capite nullo expres,
Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
In textis Alexandri achter den coor:
Patrem sequitur sua proles.
Ga naar voetnoot841
Maer oft geviele sonder eenich exces
Ga naar voetnoot842
Dat daer een eendrachtich geslachte ware,
Twelck eens ghesinnet van conditien es,
845[regelnummer]
Ghenoech gecoluert al van eenen hare,
Ga naar voetnoot845
Die sullen dees leengoeden deylen by vierschare.
Item wanneert gebuert dat die vassalen
Oft dienende leenmannen moeten dienen met,
Ga naar voetnoot848
So en salmen den selven geen gagije betalen,
850[regelnummer]
Maer na dat sy wel gerust zijn ende opgeset
Ga naar voetnoot850
En wel gemonteert na ordinantie net,
Ga naar voetnoot851
So salmense dancken en eerlijck gedincken.
Ga naar voetnoot852
Ghelijc oft ghebuerde dat yemant fray dehet
Ga naar voetnoot853
| |
[pagina 35]
| |
Met vierde peerden opsate, schoon int blincken,
855[regelnummer]
So salmen de knechten eenen drincpenninc schincken,
Mer den meester niet / ooc den drincpenninc niet te groot,
Op dat sy armelijc blijven eten en drincken,
Mits dat de Heere selve lijdt perijckel en noot,
Ga naar margenoot+Want zijn borse heeft al te menigen aanstoot.
860[regelnummer]
En oft gebuerde dat yemant maer
Met eenen peerde en diende, zijt des wijs,
So en sal hy voor zijn gagije niet meer hebben daer
Dan een toeknick oft eenen grandmercijs,
Ga naar voetnoot863
Maer die te voet dienen en zijn vanden cleynen prijs,
Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Salmen een stuck kesenbroots geven inde hant
En eens te drincken na oude costume en advijs,
En so allen dingen doen na advenant.
Hier hebdy mijn Heeren instructie en verstant
Dees Rijcx regiment seer wijt en breet vermelt.
Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Quaey vruchten wassen wel diemen niet en plant.
Dus heb ick die cluchtwijs in dichte ghestelt
Om dat meest elck is met zijn selfs gebrec gequelt.
Ga naar voetnoot872
| |
Conclusie.Edele gheesten die const en wijsheyt bemint,
Ga naar voetnoot873
Han delt voorsichtich in alle saken,
875[regelnummer]
Nestelt over al niet daer ghy plaetse
vint,
Van diversche vitien wilt u vrij maken,
Ga naar voetnoot876
Den mensche is bevolen een sorchvuldich
waken;
Bervoets gaet hy die van luyheyt den arbeyt
spaert,
Ga naar voetnoot878
Ghelijc in dit ydel rijck, den keest wilt smaken,
Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Daghelijcx gesien wert en gheopenbaert.
Nijdich / hooverdich / oncuysch / boos inder aert,
Malcanderen quellen met wercken met monde,
Van sulcken gebreken is de werelt beswaert,
Breede en wijt bedriegelijc van gronde
885[regelnummer]
En een speloncke des doots / ja duyvel en sonde.
Ga naar voetnoot885
Mengt vreucht met sorgen.
|
|