De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Het sijsje. Wel, sijsje, zeg, wat zingt-ge altijd, Wanneer ik wandel in het woud? Zijt gij dan altoos zoo verblijd, En noemt uw moeder u nooit stout? Ik kom niet hier, of iedren dag Hoor ik u schaatren als van lach; Och, sijsje, doe mij toch verstaan, Waar komt uw blijdschap wel van daan? Wel, meisjen, alles doe 'k met vlijt, En daarom word ik nooit beknord; Ik huil nooit, maar ben steeds verblijd Als 'k tot mijn werk geroepen word; Ik doe 't met lust en vreugd gestaâg, En nimmer vindt mij iemand traag, En, wie men huilebalkje hiet, Dien naam, gelukkig! draag ik niet. Het meisje hoorde 't sijsjen aan, En had de les volmaakt verstaan. v.d. B. Vorige Volgende