De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Engelen. Vriendlijke Englen van den Heer, Dalen uit den Hemel neêr; Englen zijn bij dag en nacht Zoeten kindren tot een wacht. Blaauw gelijk de starrenboog, Is hun zacht en zalig oog; En geen zilver is zoo fijn, Als hun witte vleugels zijn. 't Oor verneemt hun klanken niet, En geen stervling die hen ziet: Maar gewis, zij zijn er wel, Op des Heeren hoog bevel! [pagina 61] [p. 61] Kreunt een kind van smart of pijn In de bittre medicijn Druppen de Englen lafenis, Die van God gezegend is. Als het kinderhartje slaat Van verboden trek naar kwaad, Wekken de Englen, klop voor klop, 't Sluimerend geweten op. Als het kind zich nederbuigt, En aan God zijn dank betuigt, Dragen de Englen, een voor een, Zijn gebed naar jezus heen. Als een kind berouwvol schreit Om zijne ongehoorzaamheid, Sussen de Englen al zijn smart Aan 't vergevend vaderhart. En wanneer het lieve wicht Stervend op zijn sponde ligt, Voeren ze, onder jubeltoon, 't Zieltje naar Gods hemeltroon! t. K. Vorige Volgende