De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De drie-en-twintigste psalm. Gij zijt mijn Herder, trouwe Heer! Nu zal mij niets ontbreken. Ik lig in groene weiden neêr, Bij spiegelgladde beken. Gij laaft mijn ziel, die Gij geleidt In 't voetspoor der geregtigheid. Al ging ik door een duister dal, Geen dood zou mij verschrikken; Uw oog bewaakt mij overal, Uw hand zal mij verkwikken. Gij troost en hoedt mij met Uw staf, Tot aan, tot in, tot over 't graf. [pagina 56] [p. 56] Gij, Heere! Gij bereidt mijn disch; Mijn daaglijksch brood is zeker, Mijn water is door U gewis, Want Gij vult zelf mijn beker. Gij zijt zoo mild, zoo godlijk goed: Gij zorgt gelijk geen vader doet. Uw zeegnende weldadigheid Omringt mij al mijn leven; Zoo lang mijn zon haar stralen spreidt, Wil ik U niet begeven. Ik volg U, aan uw regterhand, Naar huis in 't beter Vaderland! t.K. Vorige Volgende