De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] De tuiniertjes. Braaf, kindren! braaf, dat gaat daar goed; Dat 's juist zoo als de tuinbaas doet; Dat hebt ge flink hem afgekeken: Wanneer ge met uw kleine hand Of 't ijzer, in uw hof iets plant, Dan mag de gieter niet ontbreken. De gieter, die, voor bloem en blad, Het kostlijk sterkend vocht bevat, Moet met zijn regen 't kruid besproeijen; Dat beurt het slappe stekjen op, En door den frisschen waterdrop Besprenkeld, zal het welig groeijen. [pagina 7] [p. 7] Wie 't gieten nalaat, klaagt te laat, Dat de arbeid hem niet heeft gebaat, En 't zwakke plantje raakt aan 't kwijnen, Totdat verschroeid, verlept, verdord, 't Met onkruid uitgetrokken wordt, En naar den mesthoop moet verdwijnen. Wie acht op ouder menschen slaat, En wijzer voorbeeld niet versmaadt, Het kind ter leering voorgehouên, Volbrengt, bij alles wat hij doet, Bij wat hij werkt, het zeker goed - En de uitkomst zal hem nooit berouwen. v.d. B. Vorige Volgende