De neven
(1858)–P.T. Helvetius van den Bergh– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
Eerste tooneel.AUGUST, FRANS, EEN BEDIENDE, allen opkomende.
august.
Is oom reeds bij de hand?
de bediende.
Hij zit nog aan 't ontbijt,
Maar 'k zal...
august.
Neen, 't hoeft niet, Toon; we hebben al den tijd.
(bediende af.)
Mijn goede, beste Frans, 'k heb zooveel nieuws...
frans.
Laat hooren.
august.
O mij, gelukkig mensch, voor 't hoogst geluk geboren!
'k Verhaalde u gist'ren reeds, hoe mij Van Zevenvan
Ontving; hoe schand'lijk, hoe onwaardig ik den man
Bejegende; hoe 'k ook, voor mijne dwaling boette;
Hoe ik, in zijn Julie, mijn engelin ontmoette;
Hoe hij vervolgens ons, in 't treffendst oogenblik,
| |
[pagina 84]
| |
Verraste, mij van haar verwijderde en hoe ik
Zoo zonderling te moê, verheugd en neêrgeslagen,
Niet wist of 'k reden had tot juichen of tot klagen.
frans.
Wel zonderling; gij waart dezelfde mensch niet meer.
august.
Vrij laat verliet ik u; 't was mistig, donker weêr;
Daar hoorde ik 't naar geschreeuw van meer dan twintig stemmen;
‘Een mensch in 't water! hulp!’ Gij weet, ik kan wat zwemmen;
Ik schoot dus ijlings toe, nam daad'lijk mijn besluit,
Sprong vaardig in den Rijn, en wien haalde ik er uit?...
Den jonker Zevenvan!... Gij moet er niet van spreken,
Maar denk'lijk had hij wat te diep in 't glas gekeken.
Ik zag met vreugd dat hij geen merk'lijk letsel had,
En, schoon bewusteloos en meer dan druipend nat,
Slechts bril en rotting zou behoeven te betreuren.
Drie kerels hadden werk, hem in een koets te beuren.
Ik stapte meê er in, en reed, met onzen knaap,
Al langzaam naar zijn huis, nam nog een' Esculaap
Op sleeptouw meê, bedacht hoe 't best het ijs te breken,
Schelde aan toen en verzocht den heer baron te spreken,
Die, van mijn laat bezoek, mij nog de reden vroeg,
Terwijl men reeds zijn' zoon de kamer binnendroeg.
Wat naar tooneel van schrik, dat mij de ziel doorgriefde!
Ik zag de volle smart der vaderlijke liefde!
De blik der wanhoop, die en troost en hulp veracht,
Bleef op zijn' zoon gerigt; geen zucht, geen woord, geen klagt
Ontglipte hem; geen traan zag m'in zijn oogen blinken;
Hem scheen het leven dáár, bij 't lijk zijns zoons te ontzinken!
Toen trad de doctor voor; hij sprak een enkel woord...
Maar 't hart des vaders had het juichend aangehoord.
De mensch scheen, uit een' droom, zich zelven weêr te vinden;
Zijn handen drukten zacht de handen des beminden;
Er welde een vreugdetraan in 't opgehelderd oog,
Als offer van het hart, aan God gewijd; bij boog
Zijn knieën, bad tot Hem, als bidden die Hem minnen.
Op eens trad mijn Julie, ontsteld, de kamer binnen.
Zij had gehoord... zij zag!... O, 't schouwspel greep haar aan,
Gelijk, na kalmte en rust, een plotselinge orkaan
De zwakke lentebloem, en deed op hare wangen,
| |
[pagina 85]
| |
Der rozen inkarnaat, door 't leliewit vervangen.
Mij scheen haar weenend oog te zeggen: ‘Zie hem, hij
Was reeds uw broeder ook, beween hem dan met mij!’
‘Neen!’ fluisterde ik ‘Julie,’ en trad haar zachtkens nader,
Zie slechts den kalmen blik, het danken van uw' vader;
Uw broeder werd gered!’ - ‘Door u?’ - ‘Ja, ween niet meer!’
En dankend knielde zij toen naast haar vader neêr.
O Frans, hoe wenschte ik dáár, een' schilder in ons midden.
Die geestdrift in haar oog, dat engelachtig bidden!
Die vader... en die zoon, die steeds bewust'loos bleef;
De doctor, die terwijl, een paar recepten schreef,
En ik die, hoe geschokt, mij toch zoo zalig achtte;
Op d' achtergrond, het volk, dat op belooning wachtte...
Tafreel dat nog mijn ziel zoo levendig aanschouwt
Ik zond de helpers weg, voldaan met dank en goud.
In vier minuten tijds, was alles voorgevallen
Wat ik u daar verhaal; toen zag 'k, het eerst van allen,
Dat zich de jonker, op zijn sopha, ligt bewoog;
Er kwam weer leven op zijn wangen, in zijn oog.
Hij keek bedwelmd ons aan en trachtte zelfs te spreken,
Maar 't vlotte niet, en mij was 't duid'lijk toen gebleken
Dat hem de wijn nog meer dan 't water had gedeerd.
De doctor zag dit ook. ‘Het was’ zei hij ‘verkeerd
Zich zoo voorbarig, zoo geweldig te bedroeven;
De jonker zou wat rust, wat rust alleen behoeven.’
En tot bewijs hiervan, verscheurde hij en stak
De twee recepten, als onnoodig, in den zak.
Een loff'lijk voorbeeld, Frans, voor velen van die heeren.
Hij nam zijn afscheid toen; ook ik wou huiswaarts keeren,
Na 'k eerst den jonker meê ter rust geholpen had;
Maar 'k moest nog den baron verhalen alles wat
Er voorviel en daarbij 't geringste zelfs vermelden.
Toen sprak hij: ‘'k wilde gaarne als vader u vergelden;
Zeg, kan ik dat?... Die vraag!... Hoe voelde ik mij ontroerd!
Gij kunt oneindig meer!’ riep ik, door drift vervoerd,
Verbleekte en zweeg... en, God! Julie werd mij geschonken!
frans
(hem, met hartelijkheid, de hand drukkende).
Hoe deel 'k in uw geluk!
august.
O Frans, 'k was vreugdedronken!
| |
[pagina 86]
| |
En had zijn achtbare ernst mijn geestdrift niet gestild,
Ik had die overmaat van vreugd wel uitgegild.
Hij zegende onze min, omhelsde en klemde ons beiden
Aan 't teederst vaderhart.
frans.
Maar hebt ge, vóór het scheiden,
Hem niet bekend dat gij een' and'ren naam...
august.
O, 'k dacht
Aan heel iets anders.
frans.
Hoe is 't moog'lijk!... Ik verwacht
Daar weinig goeds van.
august.
Nu, 'k zal hem vandaag toch spreken.
frans.
Hij kon, als hij 't verneemt...
august.
Wat dan? Zijn woord verbreken?
Gij kent hem niet.
frans.
Maar toch...
august.
Een naam!
frans.
't Geldt hier den mensch.
Uw onbezonnenheid...
august.
Vergeeft hij mij.
frans.
Ik wensch
Het hart'lijk.
august
(nadenkend).
Evenwel... gegrond zijn uw bezwaren.
Het kwelt mij ook.
frans.
Ga 't dan terstond hem openbaren.
august.
'k Heb mij reeds heden vroeg, ten zijnent aangemeld.
| |
[pagina 87]
| |
De jonker, hoorde ik dáár, was weêr geheel hersteld;
Zij waren beiden uit.
frans.
Hoe jammer!
august.
Heb geen zorgen;
Hij komt bij oom toch.
frans.
Wie?
august.
Van Zevenvan.
frans.
Deez' morgen?
Dan ben 'k verloren!
august.
Gij?
frans.
En gij.
august.
En ik? Hoe zoo?
frans.
Terlaan komt ook bij oom.
august.
Terlaan? Wat qui pro quo!
frans.
En oom zal alles doen om mij...
august.
't Zal hem niet baten.
Hij doe maar wat hij kan, of wat hij niet kan laten.
Nu 'k zoo gelukkig ben, wil 'k ook dat gij het zijt.
Geniet ik mijn geluk, zoo lang ge mij benijdt?
Neen, neen, gij moet, ge zult met mij victorie zingen!
frans.
Hoe kunt gij?
august.
Ik zal oom, tot beter inzigt dwingen;
Ik zal...
frans.
En zoo 't mislukt? Ik heb u reeds voorspeld...
| |
[pagina 88]
| |
august.
Dan geef 'k den duivel, Frans, van hem en al zijn geld.
frans.
Ja gij; maar ik, August? Wat had ik dan te wachten?
Terlaan, die zonder 't goud van oom, mij zou verachten,
Terlaan, wien geen genot op aarde streelen kan,
Dan dat van rijk te zijn...
august.
Die arme rijke man!
frans.
Een minnaar zonder geld!... Hij zou 't van schrik besterven.
Tot zelfs de zekerheid, dat ik van oom moet erven
Voldoet hem niet; Sophie is letterlijk te koop;
En die het meeste biedt...
august.
Hoe vaderlijk!
frans.
Ik hoop
Dat hij met Zevenvan, maar niet gelijk zal komen.
august.
We zijn er ook dan.
frans.
Wij? Ik niet.
august.
Wat kunt ge schromen?
frans.
Neen, neen, 'k ontwijk...
august.
Maar Frans...
frans.
Zoo 'k al mijn angst verwon...
august.
Voor wat?
frans.
Voor alles.
august.
Bah!
frans.
Hun aanblik, hun...
| |
[pagina 89]
| |
august.
Poltron!
bediende.
De Heer Van Zevenvan.
frans
(in de grootste verlegenheid).
Daar hebt ge 't al; ik zoude...
august.
Wees stil toch. Is het, Toon, de jonge heer of de oude?
bediende.
De jonge.
august.
Goed, hij koom.
(Bediende af.)
Houd u maar buiten schot;
Hij zal waarschijnlijk mij, zijn...
| |
Tweede tooneel.DE VORIGEN, EDUARD.
eduard
(August met vervoering in zijne armen drukkende).
Vriend, wien ik naast God,
't Behoud mijns levens dank; wien 'k nooit genoeg kan danken,
En wien 'k, zoo lang ik leef... doch woorden zijn maar klanken...
august.
't Verheugt mij dat het geen gevolgen heeft gehad.
eduard.
Uw zelfopoff'ring...
august.
Kom, ik werd een weinig nat.
eduard
(tot Frans).
Mijnheer, bij ongeluk, viel 'k gist'ren in het water;
Men schreeuwde wel om hulp, maar hielp niet; weinig later,
Waar' 't, zonder vriend Verspal, met mij gedaan geweest;
Maar hij, die niets ontziet, die geen gevaren vreest,
Wanneer 't de redding geldt van zijn natuurgenooten...
august.
Ik word nog admiraal van Neêrlands reddingbooten,
Zoo onze Leidsche krant er maar de helft van zegt.
| |
[pagina 90]
| |
eduard.
Hetgeen me 't meeste spijt, Verspal, geloof me opregt,
Is de ongepaste trots of hoe moet ik het heeten,
Waarmede ik gist'ren u...
august.
O, dat is reeds vergeten.
eduard.
En bijna hadden wij toen nog geduëlleerd!
august.
Met mij vriend? Denkt ge dat? Dan denkt ge zeer verkeerd.
Zoo 't moest, zou 'k voor mijn eer, mijn bloed en leven wagen,
Maar om haar op de punt eens degens rond te dragen...
Een tweegevecht is niet veel beter dan een moord;
Meest komt het uit een niets of uit een beuz'ling voort;
Men praat, men lacht, men schertst, men hekelt, men beleedigt;
Met bloed alleen moet dan het eergevoel bevredigd.
Men vecht, men wondt, men doodt... men draagt den een' in 't graf.
En de ander veegt het bloed van zijnen degen af,
Om, opgeblazen van een schandelijk verwinnen,
Ziet hij er kans toe, weêr van voren te beginnen.
Zoo 't echt gevoel van eer nog slechts de drijfveer was...
Maar tusschen ons en hier, komt geen moraal te pas;
Genoeg dus. 'k Heb, mijn vriend, met groote vreugd, vernomen
Dat reeds uw vader weêr hersteld is van...
eduard.
Volkomen.
En Julia... ze is zoo gelukkig! O, Verspal,
'k Zal 't ook zijn als ik u mijn broeder noemen zal.
(Hem ter zijde nemende.)
Maar apropos, men heeft me iets zonderlings doen hooren;
Eene and're nog, Sophie Terlaan, zou u bekoren;
Daar echter nu Julie, u reeds haar jawoord gaf,
Zoo staat ge mij, niet waar, die andere wel af?
august
(zacht).
't Is mij onmoog'lijk, vriend, u hierin te verpligten.
eduard
(lagchende).
Maar zijt ge dan van zins een harem op te rigten?
'k Begrijp toch anders niet...
august
(luid, hem Frans voorstellende).
Mijnheer Van Zevenvan!
| |
[pagina 91]
| |
Zie hier mijn neef Verspal.
eduard
(verwonderd terugtredende).
En gij? wie zijt ge dan?
august.
August Van Loon.
eduard
(met toenemende verbazing).
Van Loon? dus hebt gij ons bedrogen?
august.
Dit woord...
eduard.
Van Loon! Hoe kan... en wat heeft u bewogen?...
Spreek, denk dat gij in mij, een' vriend, een' broeder ziet.
august.
'k Ben toch de neef mijns ooms, al was 'k de regte niet.
eduard.
De Neef?...
august.
Van oom Verspal; nu kennen wij elkander.
Hij heeft er twee, mijn oom; men nam den een' voor d' ander.
eduard.
Maar vader en Julie...
august.
Verliezen niets er bij;
Ik weeg in alles toch wel even zwaar als hij.
Het was een misverstand, het was een loop van zaken,
Die... gij begrijpt...
eduard.
Nog niet.
august.
Om tot mijn doel te raken...
Een list, een poging... O, gewis heb 'k straf verdiend,
Maar 'k reken op Julie en ook op u, mijn vriend.
eduard.
Nu, nu, mijn vader zal die straf zoo ver niet drijven;
Stel u gerust.
(Hem weder ter zijde nemende.)
Gij voelt dat 't onder ons moet blijven,
Wat ik u van Sophie...
august
(zacht).
Wel zeker.
| |
[pagina 92]
| |
eduard
(luid).
'k Zie u weêr,
Nog heden.
august.
Gaat ge reeds?
eduard.
Ja 'k moet... vaarwel;
(zich even voor Frans buigende.)
Tot de eer.
(af.)
| |
Derde tooneel.AUGUST, FRANS.
frans.
Zoo, eind'lijk is hij heen; gaan we ook nu.
august.
Geen gedachten!
frans.
Ge zijt van meening dus?...
august.
Wel, oom hier aftewachten.
frans.
Zoo als ge wilt, ik niet; het onweêr komt nabij...
august.
Juist daarom.
frans.
Neen, August; 'k heb minder moed dan gij.
august.
't Is kinderachtige angst die u het hoofd doet bukken.
frans.
't Moog' wezen wat het wil', in kan 't niet onderdrukken;
Ik voel...
august.
Wat vreest ge dan? Wat waagt ge? Een kort sermoen!
Gij wilt gelukkig zijn, maar wilt er niets voor doen.
| |
[pagina 93]
| |
frans
(meer en meer beangstigd).
August!
august.
Vertoon u slechts; men zal Sophie u schenken.
Uw schulden...
frans.
Groote God, waar doet ge mij aan denken!
Ook dat nog!
august.
Alles Frans, zal heden naar uw' wensch...
frans.
Neen, neen; mijn voorgevoel...
august.
Ge zijt een wonder mensch.
Van waar dat voorgevoel? Wat hebt ge dan te duchten?
Gij hoort naar niets.
frans
(verschrikt).
'k Hoor oom; ik bid u, laat ons vlugten.
Kom, volg mij in den tuin; hij komt...
august.
Maar zoo ik ging...
(Frans snelt heen.)
Mijn God, wat is de vrees een ongelukkig ding!
(Hij volgt Frans.)
| |
Vierde tooneel.VERSPAL, PETER, HANNA.
Zij komen door de zijdeur op. verspal heeft een biljet in de hand; peter en hanna volgen hem.
verspal
(zeer opgeruimd).
Verheugt u, kind'ren, ja, we zullen bruiloft houën.
peter.
Hoe meent mijnheer dat?
hanna.
Zoo? Zal dan mijnheer gaan trouwen?
| |
[pagina 94]
| |
verspal.
Neen, schrikt maar niet; mijn neef...
peter.
August? Hij is er mal
Genoeg toe.
hanna.
Hoor dat eens!
verspal.
Ik meen mijn' neef Verspal.
De goede God doet mij die vreugde nog beleven;
Mijn vriend Van Zevenvan zal hem zijn dochter geven,
De freule Zevenvan.
peter
(binnen 's monds).
Dat wordt een dure pret.
verspal.
Van een' gewissen dood, heeft hij zijn' zoon gered,
Den jonker Zevenvan; hij is hem nagesprongen,
Toen deze in 't water viel.
peter.
Hoe dwaas!
hanna.
Die brave jongen!
verspal
(tot Peter).
Gij hebt op alles wat.
hanna.
Och ja.
peter.
Zoo is de jeugd!
Men waagt zijn leven maar.
hanna
Hij hekelt elke deugd.
verspal.
Maar Peter, zoo ge eens zelf gevaar liept van verdrinken?
hanna.
Dan raadde ik iedereen hem maar te laten zinken.
peter.
Hoe christ'lijk!
verspal
(bevredigend tot Peter).
Merkt ge niet dat zij den spot maar drijft?
Hoort nu eens, wat mijn vriend, de heer baron, mij schrijft.
| |
[pagina 95]
| |
(Hij leest hun het biljet voor.)
Gewis heeft m' u berigt gegeven,
Dat Eduard in 't water viel;
En Frans, uw neef, hem redde 't leven;
Die daad bewijst een eed'le ziel,
En zulk bewijs bedriegt ons zelden.
Ik wilde als vader, hem vergelden,
En schonk hem reeds een waardig loon.
Hij mint Julie, 't is mij gebleken;
Julie mint hem; hij zij mijn zoon.
Ik kom deez' morgen zelf u spreken,
Na twaalven, vroeger zoo ik kan.
Vaarwel,
uw' vriend
van zevenvan.
En Frans komt mij niet eens, dat heug'lijk nieuws vertellen!
peter.
Eerst zal hij, voor zijn bruid, een rijk geschenk bestellen,
Op rekening van oom.
(diep zuchtende.)
Ach ja!
verspal
(op het biljet starende.)
Welk edel man!
Geen trots; hij schrijft niet eens baron Van Zevenvan;
Ik zou het doen toch.
(tot Peter en Hanna.)
Nu, wat zegt ge?
hanna.
Ik mag het lijden,
Als zij maar christ'lijk is.
peter.
Mijnheer, in deze tijden,
Dient toch wel 't geld vooral...
hanna
Die ouwe duitenvrind!
verspal
(declamerende.)
Het geld is niets dan slijk!
peter
(evenzoo).
En de adel niets dan wind!
| |
[pagina 96]
| |
verspal.
Ellendig volksbegrip!
peter.
Geloof me, 't zal u rouwen;
Ge zijt te rijk om hem aan armoê uit te trouwen.
hanna.
En ik zeg, daar mijnheer toch geld genoeg bezit.
peter
(met drift).
Genoeg! Genoeg! Genoeg! Wie heeft genoeg?
verspal.
Ik bid,
Geen rusie heden.
peter.
Zij...
verspal.
Ik haat dat eind'loos twisten.
hanna.
Hij weet van schrapen maar.
peter.
En zij van geld verkwisten.
verspal.
Nu, Peter...
peter.
Eens zal zij nog beed'len om haar brood.
hanna.
Hadd' hij den kost hier niet, hij hongerde zich dood.
verspal.
Maar, Hanna...
peter.
Al haar geld verspilt ze aan ijdelheden.
Zich als een jonge meid, als een madam te kleeden,
Op hare jaren!
hanna.
Nu, we schelen nog al veel.
peter.
Toch vier.
hanna.
Die 'k jonger ben.
| |
[pagina 97]
| |
verspal.
Houdt op met uw krakreel!
Zwijgt beiden!
peter.
Mij is 't wel; 'k kan zwijgend haar verachten.
hanna.
't Is God geklaagd, mijnheer, dat 'k zooveel af moet wachten;
Een eerelijke vrouw.
peter.
Hm, eerlijk? Nu, dat mag
Zoo wezen; de eerlijkheid komt met den ouden dag.
verspal.
Het lust me langer niet, dat schimpen aan te hooren;
'k Verbied...
hanna
(Peter met de vuist dreigende).
Wat let me...
verspal.
Al zacht; het moet u niet verstoren.
Denk, hij is niet gewoon met vrouwen om te gaan.
peter.
Een vrouw? Een wijf, ja.
hanna
(woedend).
Schurk;
bediende.
De heer bankier Terlaan.
verspal.
Terlaan? Een vreemd bezoek! Wat heeft die mij te zeggen!
(zacht tot Peter en Hanna.)
Gij hoort het; tracht nu zaam, 't geschil maar bij te leggen.
'k Wil vrede hier in huis.
(tot den bediende.)
'k Verwacht mijnheer.
(Bediende af.)
hanna
(huilende).
't Valt hard...
verspal.
Nu huilen!
hanna.
Gij gedoogt dat hij mij straff'loos sart.
| |
[pagina 98]
| |
verspal
(tot Peter).
'k Versta niet langer...
peter
(insgelijks huilende).
Hu, wat moet 'k al niet verdragen!
Een oude dienaar!
verspal
(tot Hanna).
Denk...
hanna.
Wel ja, hij mag nog klagen!
verspal.
Verzoent u met elkaâr.
hanna.
Neen, nimmer!
peter.
'k Zou veeleer...
hanna.
Of hij van hier, of ik.
peter.
Ja, 't moet...
verspal.
Begint ge alweer?
(hen zacht buiten de deur duwende.)
Verlaat me... ik wil 't... ik bid... ik zal u alles geven;
Maar voort nu... Zoo.
| |
Vijfde tooneel.VERSPAL alleen.
Vervloekt, dat ouwe vrijers leven!
(op zijn horologie ziende.)
Ruim elf; Van Zevenvan kan weldra komen; 'k zal
Mij gaauw van deez' ontslaan.
| |
[pagina 99]
| |
Zesde tooneel.VERSPAL, TERLAAN.
terlaan.
Uw dienaar, heer Verspal!
't Genoegen u te zien, mogt ik in lang niet smaken.
verspal
(beleefd doch koel).
Waaraan ben 'k thans die eer?...
terlaan.
Twee int'ressante zaken.
Vooreerst een' goeden raad, dien 'k gaarne u geven wil.
Er is, mijn waarde heer, iets ongewoons op til;
Het zaad was lang gestrooid, de vrucht zal spoedig rijpen.
Het volk vermoedt nog niet, wat wij, bankiers, begrijpen,
Wij ingewijden in het politiek beheer.
Geen diplomaat heeft thans voor ons geheimen meer;
Elk plan van zijn vernuft moet door ons goud gelukken;
We zien d'intrigue-geest voor dien des rijkdoms bukken,
En Rotschild, Talleyrand van meer dan half Euroop',
Trotseert den koningstroon, op zijn' effectenhoop!
verspal.
In Nederland toch niet!... Maar wat heb ik te maken?...
terlaan
(op een' gewigtigen en vertrouwelijken toon).
Euroop' zal binnen kort, in vuur en vlam geraken;
't Wordt oorlog, beste vriend.
verspal.
Wie zegt dat?
terlaan.
Ik.
verspal.
Misschien
Een beursgerucht.
terlaan.
Neen, neen, ge zult het eerlang zien,
De lieve vrijheidsmaagd moet nog in onze dagen,
Een jacobijnen-muts of slaafsche ketens dragen.
verspal
(onverschillig).
Verschrikk'lijk; maar nog eens, 't is mij...
| |
[pagina 100]
| |
terlaan.
Een oogenblik;
Ge hebt op Spanje, ik weet...
verspal.
Dan weet ge meer dan ik.
terlaan.
Op Frankrijk, Holland...
verspal.
Zoo.
terlaan.
Een magt van kansbiljetten
Dat alles raad ik u, ten spoedigste af te zetten.
Zelfs Eng'land loopt gevaar, en Napels zou...
verspal.
Ik denk...
terlaan.
De cours is nog al hoog; benuttig u mijn' wenk,
En koom de daling vóór, die u kon overvallen.
Ik hou de Russen voor het zekerst nog van allen;
Ook Oostenrijk is goed, en Pruissen kan...
verspal.
Mijnheer,
Uw vriend'lijkheid is groot, en ik bedank u zeer;
Maar 'k hecht zoo niet aan 't geld; het is mij schier om 't even...
terlaan
(ter zijde).
Hoe dwaas! Nu, destemeer zal hij zijn' neef dan geven.
(luid.)
Ik achtte dit berigt toch wel der moeite waard...
verspal
(al koeler).
Verpligt. Uw tweede zaak?...
terlaan.
Is van een' teed'rer aard.
verspal
(ter zijde).
't Is om mijn geld te doen.
(luid.)
Ik haat het speculeren.
terlaan.
'k Zag altijd gaarne uw neef bij mij aan huis verkeeren.
Geen beter voorbeeld voor mijn' Karel, die gewis
Een brave jongen, doch wat ruw, wat dartel is.
| |
[pagina 101]
| |
Maar zie, daar heeft hij 't oog op mijn Sophie geslagen;
Ook deze vindt in hem bijzonder veel behagen;
Gij voelt nu...
verspal.
Ik? Och neen.
terlaan
(lagchende).
Ik ook niet, maar die twee...
Hoe denkt ge er over, vriend? Ik heb er vrede meê.
Uw neef heeft ruiterlijk te kennen reeds gegeven...
verspal.
Zeer ruiterlijk; voor mij is 't nog geheim gebleven,
Voor mij...
terlaan.
Voor u? Zijn oom? Dat was niet wel gedaan.
verspal
(gemelijk).
Mijn God, wat gaan mij ook zijn minnarijen aan!
Hij heeft vernuft genoeg om nu alleen te hollen,
En zal, ook zonder mij, wel door de wereld rollen.
terlaan
(met drift).
Hoe, zonder u? Gij geeft geen geld dus?
verspal.
Wie spreekt hier
Van geld nog?... Maar 'k vergat... ik spreek met een' bankier.
terlaan.
Bankier of niet, mijnheer, het zou mij zorgen baren.
Mijn dochter...
verspal.
Vooralsnog kan ik mij niet verklaren.
terlaan
(ter zijde).
Verand'ring van tactiek.
(luid.)
Nu, dan zal ik het doen.
Ik wil, voor mijn Sophie, een jong'ling van fatsoen.
Geen beter schoonzoon, dan uw' neef, kan ik begeeren;
'k Zie alle menschen hem beminnen, achten, eeren;
Hij volgt den man van stand, in toon en houding na;
Zoo deftig opgevoed...
verspal
(minder onvriendelijk).
Dat zijn ze beiden, ja.
| |
[pagina 102]
| |
terlaan.
Vernuftig...
verspal.
Soms te zeer.
terlaan.
Naar alles kan hij dingen...
verspal
(al vriendelijker).
Gij denkt?...
terlaan.
Is op zijn plaats in de allerhoogste kringen.
verspal
(zich de handen wrijvende.)
Mijn neef!
terlaan.
Ik vraag geen geld. Genoeg reeds is me de eer
In zulk voornaam geslacht...
verspal
(geheel opgetogen, hem een' stoel aanbiedende).
Neem plaats, mijn waarde heer!
(Zij gaan zitten)
Ja zeker, mijn geslacht... ik mag 't zoo zelf niet prijzen;
Maar eenmaal hoop ik nog mijn' adel te bewijzen.
Dit in vertrouwen, hoor? Maar 'k acht den handelstand.
En geenszins wijs ik nog uw aanzoek van de hand,
Schoon 'k boos ben dat ik zelf er niets van heb vernomen.
Hoe is die vrijerij in eens zoo opgekomen?
terlaan.
Wel, hij zag haar, zij hem; hij vond haar lief, en zij...
verspal.
Hem ook, nu goed; maar 'k zou...
terlaan.
Dus bleef het daar niet bij.
verspal.
'k Begrijp...
terlaan.
Door weken lang, elkaâr zoo lief te vinden,
Kwam 't eindelijk zoo ver dat zij elkaâr beminden.
verspal.
Maar toen had mij mijn neef de toedragt...
terlaan.
Ja, 't is waar.
Hij mint u, acht u hoog....
| |
[pagina 103]
| |
verspal.
Het mogt den drommel!
terlaan.
Maar
Gesteld nu eens, mijn vriend, dat wij hun' wensch vervulden;
Wat geeft ge 't jonge paar?... 'k Geef vijftig duizend gulden!
verspal.
't Is veel, en zoo terstond...
terlaan.
Gij hecht toch niet aan 't geld!
verspal.
En u is de eer genoeg!
terlaan.
Wie heeft u dat verteld?
verspal.
Gij zelf.
terlaan.
Nu ja, die eer... ze is mij niet onverschillig;
Maar zonder geld toch...
verspal.
Zoo; nu, ik ben niet onwillig;
Maar zonder eer...
terlaan
(driftig wordende).
Wat eer?
verspal.
Mij dunkt...
terlaan.
Ik vind het...
verspal.
Maar...
terlaan.
Sophie is voor uw' neef, zoo goed als hij voor haar.
verspal.
't Kan zijn, doch...
terlaan.
't Staat u fraai, van adelstand te praten.
Is dan uw afkomst zóó?...
verspal
(zeer koel een snuifje nemende).
We moesten 't daarbij laten;
Geloof me.
| |
[pagina 104]
| |
terlaan.
Uw vader... geef 't geheugen eens den kost,
Wat was hij? Menigmaal heeft hij ons afgerost,
Als we om zijn aanbeeld...
verspal
(zeer verlegen).
Ja... hij deed in ijzerwaren.
(ter zijde.)
Vervloekte vent!
(luid.)
Mijn vriend, dat waren blijde jaren!...
Gij weet... hij was... hij had... een ijzersmelterij...
Zijn meesterknecht deed daar een smidsaffaire bij.
Hij zelf heeft zijn product naar Oost en West verzonden,
En 'k zou...
(met veel beweging.)
'k Heb dan in u, een' ouden vriend hervonden!
Wat vreugd!... Wij hebben, meen 'k, nog zamen school gegaan?
terlaan.
Wel wis; Vincent Verspal!
verspal.
Ambrozius Terlaan!
(Zij omhelzen elkander, zonder van hunne stoelen geheel op te rijzen.)
Ach, hadden we, mijn vriend, dien tijd terug te wenschen!
Dat was een leven!
terlaan.
Welk een wereld!
verspal.
Welke menschen!
terlaan.
Er was te hand'len toen.
verspal.
Eerbiedig, eerbiedwaard,
Dat waren zij, en nu!...
terlaan.
Ja, alles is ontaard!
verspal.
Ontaard en omgekeerd.
terlaan.
Tot zelfs de jaargetijden.
| |
[pagina 105]
| |
We zullen eens nog, in Augustus, schaatsenrijden.
Is dit een Junijmaand?
verspal.
Ik bibber.
terlaan.
Koud en guur.
Het sneeuwt.
verspal.
We krijgen vorst.
terlaan.
En alles peperduur!
verspal.
En onze jongelui...
terlaan.
Die kunnen slechts beminnen.
verspal.
Verachten hun geboort'.
terlaan.
In plaats van geld te winnen!
verspal.
Verloren is 't ontzag!
terlaan.
Verdwenen het crediet!
verspal.
Er zijn geen standen meer!
terlaan.
De wereld gaat te niet!
verspal.
Helaas!
terlaan.
Men hoort alom van wissels protesteren,
Bankroeten...
verspal.
Daarvoor ook zijn 't allen groote heeren.
Het burgervolk...
terlaan.
Helaas!
verspal.
Ja, ieder mensch, hoe kleen,
Acht thans zich, op zijn minst, zoo goed als iedereen.
| |
[pagina 106]
| |
terlaan.
Mijn vader...
verspal.
'k Zie hem nog, een dikzak;
terlaan.
Was notaris.
verspal.
Hij droeg een groote pruik.
terlaan.
Een eerlijk man!
verspal
(ter zijde).
Als 't waar is.
terlaan.
'k Begon mijn zaken reeds bij hem, op zijn kantoor;
'k Schoot, voor een half percent, zijn klerken 't maandgeld voor.
verspal.
De zucht naar winst was u al vroeg in 't oog te lezen.
terlaan.
En gij wilde altijd meer dan ieder ander wezen,
Een graaf, een...
verspal.
Heugt het u, wij hadden pand verbeurd,
Hoe ge eens mijn' beste buis?...
terlaan.
Aan flarden heb gescheurd?
verspal.
O, zoete erinn'ring!... Vriend, waar is die tijd gebleven!
terlaan.
Voorbij!... Denk nu eens na, hoeveel ge uw neef zult geven;
Mij dunkt...
verspal.
Maar in die zaak, heb ik niet meer dan stem;
Zijn moeder te Amsterdam...
terlaan.
Heeft Frans?...
verspal
(opspringende).
Bedoelt ge hem?
terlaan
(mede opstaande).
Wien anders?
| |
[pagina 107]
| |
verspal.
Wel, August.
terlaan.
Neen, neen.
verspal.
Dan misgerekend.
terlaan.
Hoe meent ge?
verspal.
't Kan niet!... Frans?... Onmooglijk!
terlaan.
Wat beteekent?...
verspal.
Hier is een misverstand, mijn vriend, geloof me vrij.
terlaan.
Misschien bij u, mijnheer, maar zeker niet bij mij.
verspal.
Bij u; het is August.
terlaan.
Neen, Frans.
verspal.
Verstaan we elkander;
Gij zegt dat Frans?...
terlaan.
Gewis.
verspal.
Maar Frans bemint eene ander!
terlaan
(driftig).
Onwaarheid, uitvlugt; o, dat hij Sophie bemint...
verspal.
Haar heeft bemind zal 't zijn; hij 's nu veranderd, vrind.
terlaan.
'k Geloof het nooit.
verspal.
Welnu, geloof dan toch uw oogen;
(Hij reikt hem het biljet des barons toe.)
Daar, lees.
terlaan
(na gelezen te hebben).
Ik sta versteld! Wij werden dus bedrogen!
Bedrogen? 'k Zie nog niet, hoe 't moog'lijk wezen kan
| |
[pagina 108]
| |
Dat Frans... Maar 't staat er toch... Uw vriend Van Zevenvan!
verspal.
Ja, ja, het staat er goed, en door hem zelv' geschreven.
terlaan.
Is 't u bekend dat hij geen' penning meê kan geven?
verspal.
Wat scheelt dat!
terlaan.
Schulden heeft? Zelfs veel?...
verspal
(verstoord).
Gaat u dat aan?
terlaan
(met minachting).
Zoo, hm.. een kale freule... uw geld...
verspal
(driftig).
Mijnheer Terlaan!...
terlaan.
Mijn zoon bemint haar ook; doch laat haar wijs'lijk loopen.
verspal.
Hij heeft gelijk; met geld kan m' ook niet alles koopen.
terlaan.
Uw' Frans neemt zij misschien uit liefde? Zotternij!
Zij is zoo mal niet, vriend.
verspal.
En uw Sophie en gij,
Gij naamt hem ook dan maar?...
terlaan.
Wil toch naar rede hooren.
Geen freule kan hem zóó als mijn Sophie bekoren;
Ze zijn opregt verliefd, verstaat ge? Wij zijn rijk.
De kind'ren zien we elkaâr, in geld en stand, gelijk;
Waarom nu, voor uw' neef, naar hooger stand te trachten?
O, de edelman kan slechts u vleijen en verachten.
Zie maar, dien Zevenvan... hij noemt zich reeds uw' vriend.
Zeg, waaraan hebt gij dan toch zooveel eer verdiend?
Het is uw goud slechts, dat hem nu voor u doet bukken,
Maar eens zou al de trots zijns adels op u drukken.
Terwijl hij uit de hoogte op alles nederziet,
Miskent hij iedereen en kent zich zelven niet!
Mij ook die... maar ik merk, dat 'k hier met al mijn praten...
| |
[pagina 109]
| |
verspal
(die zijnen toorn met moeite bedwongen heeft).
'k Verzoek u thans mijn huis, voor altijd, te verlaten.
bediende.
Baron Van Zevenvan.
verspal
(verlegen).
Ha, nu juist!... In de zaal....
Neen, hier, Toon.
(bediende af.)
Blijf, mijnheer, maar 'k bid u... geen schandaal...
Gij hoort dan zelf...
terlaan.
Schandaal?
verspal.
Het zou me zeer mishagen.
terlaan.
Als of ik mij niet wist fatsoenlijk te gedragen,
Al ben ik geen baron...
verspal.
Chut, chut!
terlaan
(zich in postuur stellende).
Nu, nu!
| |
Zevende tooneel.DE VORIGEN, DE BARON.
verspal
(den baron te gemoet gaande).
Ha, ha!
Hoe vaart de heer baron en freule Julia?
Wees welkom; 'k heb uw brief, met groote vreugd gelezen;
Geen oom, geen vader zelfs, kan zoo gelukkig wezen,
En nu 'k mijn' hoogsten wensch...
(hem Terlaan voorstellende.)
De Heer Terlaan, baron;
(de baron en Terlaan groeten elkander.)
'k Heb hem reeds meêgedeeld, wat 'k hem niet zwijgen kon.
Verbeeld u welk geval... ge zult het nooit gelooven,
| |
[pagina 110]
| |
En 't gaat, zoo waar ik leef, ook mijn begrip te boven.
Mijnheer Terlaan beweert dat Frans, mijn neef Verspal,
Ook zijne dochter mint; waarachtig, 't is te mal...
Gij komt nu juist van pas; doe hem zijn dwaling blijken.
terlaan
(tot den baron, met bitterheid en ironie).
Waartoe die moeite? Voor den adel zal ik wijken.
Het spreekt van zelv' dat ik, een nietig burgerman,
Moet onderdoen voor u, baron Van Zevenvan;
En mogt ge zelfs mijn beurs... want zie, voor burgerlieden,
Is 't eer, is 't pligt hun geld, den adel, aan te bieden...
Maak vrij dus, als voorheen, daarvan gebruik, mijnheer.
Mijn dochter... 'k voel het zelf... te groot wordt nu die eer...
't Is waar, ja, gist'ren nog, lag hij aan hare voeten,
Zij zal haar ligt geloof, met bitt're tranen boeten;
Haar levensvreugd is weg, haar onheil stijgt ten top...
Wat scheelt het, ge offert haar voor uwe dochter op!
Ik wensch dat daardoor slechts uw fondsen mogen rijzen,
(op Verspal wijzende.)
Mijnheer, van zijnen kant, zijn' adel moog' bewijzen,
Opdat, behalve 't goud, ook 't wapen van Verspal
Een' nieuwen luister eens, aan 't uwe, schenken zal.
Vaartwel mijnheeren.
(hij wil gaan.)
verspal
(hem tegenhoudende).
Maar... hoe schrikk'lijk overdreven!
Bedenk; zoo 'k vroeger, u mijn woord nog had gegeven...
terlaan.
Heeft Frans haar zelf dan niet?...
verspal.
Zeer moog'lijk, doch mijn neef
Had mij, in de eerste plaats, als oom...
terlaan.
Hij kon...
de baron
(tot Verspal).
Vergeef;
Het woord is nu aan mij.
(tot Terlaan, met kalmte.)
Mijnheer, ik zal niet vragen,
Wat tegen d' adel, u, in 't harnas zóó kon jagen;
't Bevreemdt mij slechts dat gij, bij d' afkeer dien gij voelt,
| |
[pagina 111]
| |
Niet minder mijn' persoon, dan mijnen stand bedoelt.
Wat geeft u regt, dien schimp, dien hoon u te vermeten?
Welligt die kleine dienst, bedekt'lijk mij verweten?
Gij biedt mij uwe beurs, nog even als voorheen...
Ik nam, à zes percent, een som van u ter leen,
Voor ééne maand...
terlaan.
Nu, 't hoeft...
de baron.
Die heden is verstreken.
terlaan.
Maar 't uitstel dat ik u...
de baron.
Daar wilde ik juist van spreken.
(hem de acceptatie toonende.)
Zie hier, 'k heb reeds die som aan uw kantoor betaald.
terlaan
(ter zijde.)
Waar heeft hij, zoo in eens, dat geld vandaan gehaald!
verspal
(zacht tot Terlaan).
Zijn dat die schulden?
terlaan
(verlegen).
'k Zie... uw promtheid... Wat nu wijders...
de baron
(met waardigheid).
We hebben, gij en ik, kleingeestige benijders.
U wordt uw geld, mijnheer, en mij mijn stand benijd.
Uw geld... Ik wensch, vertrouw, dat gij het waardig zijt;
Mijn stand... Ik heb mijn' naam, met eere steeds gedragen.
Tot verd'ren woordentwist kan ik mij niet verlagen.
Vergun dat 'k nu dus tot het zaak'lijke overga.
Gij zegt, mijnheer zijn neef bemint uw dochter?...
terlaan.
Ja.
verspal
(driftig).
En ik zeg neen.
de baron
(tot Verspal).
Bedaar.
terlaan.
Hij heeft haar trouw gezworen.
Nog gist'ren...
| |
[pagina 112]
| |
de baron.
't Treft mij zeer, zoo iets van hem te hooren.
terlaan.
't Heeft mij niet minder...
verspal.
Maar...
de baron.
En zoo ik denken kon...
terlaan.
'k Verzeker u..
de baron.
Dan zou...
verspal.
Hoe? twijfelt ge, baron?
Zoo iets...
de baron.
Kunt gij dan zelf, dit vreemd geval verklaren?
't Kon zijn...
verspal.
Daar moge mij de hemel voor bewaren!
terlaan.
Hoe 't zij, mijn dochter heeft...
de baron.
Gevoel dan toch, mijnheer,
Dat ik geen' afstand van haar regten hier begeer.
(tot Verspal.)
Ontbied uw' neef, mijn vriend; wij moeten onderzoeken.
verspal
(schellende).
Men zou, zoo waar ik leef, het oomschap wel vervloeken!
(tot den bediende die binnen treedt.)
Waar 's Frans toch?
bediende.
In den tuin.
verspal.
Hij kome hier, terstond.
(Bediende af.)
We hooren 't dan voor goed en uit zijn' eigen mond.
de baron.
Heeft hij u dan nog niets?...
| |
[pagina 113]
| |
verspal
(met klimmenden toorn).
Wel neen; den ganschen morgen
Heb ik vergeefs gewacht... Hij laat zijn' oom maar zorgen.
Patientie!... Sakkerloot, hij koom' mij niet te na!
(stampvoetende.)
Waar blijft hij?
terlaan
(bij zich zelven).
Zoo ze August... ik moet...
de baron.
Mijn Julia!
Zou hij zich jegens haar en mij zoo zeer vergeten!
terlaan.
En jegens mij!
verspal
(buiten zich zelven).
En mij!... De duivel mag het weten!
| |
Achtste tooneel.DE VORIGEN, AUGUST, FRANS.
verspal.
Ha, eind'lijk!
(Hij loopt naar Frans, vat hem bij den kraag en brengt hem op den voorgrond.)
Hier, mijnheer! Gij hebt wat fraais verrigt!
Verwarring, twist en haat en wat al meer gesticht.
Hoe stout, hoe onbeschaamd, hoe laag, deez' heeren beiden
En mij, uw' ouden oom, zoo schand'lijk te misleiden!
Wat is uw plan, uw doel? Hoe moet het verder gaan?
Daar staat de heer baron, daar staat de heer Terlaan...
Aan wien nu, heb ik u, als schoonzoon voor te stellen?
't Is God geklaagd, uw' oom, uw' vader zoo te kwellen,
Nu, antwoord dan. Gij beeft? Ja, beef; mijn laatste cent
Maak ik aan vreemden.
terlaan
(ter zijde).
Ei!
de baron
(op Frans wijzende).
Die heer is me onbekend;
| |
[pagina 114]
| |
(August de hand drukkende.)
Maar deze!...
verspal
(geheel ter neder geslagen).
Neef August!
terlaan.
Ho, ho!
verspal.
Ik ben bedrogen!
August in plaats van Frans!... Mijn hoop in rook vervlogen!...
Maar denk en vlei u niet, dat 'k voor uw listen buk.
Gij krijgt geen cent van mij,
august
(tot den baron).
Schenk gij me dan geluk!
verspal.
En Frans...
august.
Hij heeft geen schuld; hij kan, hij...
verspal.
Zwijg!
de baron.
Ik zoude...
terlaan.
Het zijn uw neven toch.
august.
Dat hij zijn geld behoude!
'k Behoef het niet. Baron, o, doe uw woord gestand.
Julie schonk mij haar hart, schenk gij me nu haar hand.
Gevoel toch dat ik niet opzettelijk u griefde;
Wijt slechts dat klein bedrog, mijn jaren en de liefde,
En neemt ons, waardig man en gij, mijnheer Terlaan,
Daar oom ons nu verstoot, als uwe kinderen aan!
(met gevoel.)
Ik zal u evenzeer als uw Julie beminnen.
Gij zult in mij een' zoon en ik een' vader winnen;
Een vader! Vader!... Ach, ik heb geen vader meer;
Wees gij de mijne!
verspal
(bewogen).
Niet zoo driftig, jongeheer;
Ik ben er ook nog.
| |
[pagina 115]
| |
(ter zijde.)
Hm, men zou van mij wel denken...
august.
Zij schenke een' vader mij: 'k zal haar een moeder schenken!
verspal
(ter zijde).
Wat zal ik er tegen doen!
(luid.)
Uw moeder, zegt ge daar?
august.
O, waar' zij hier!
verspal.
Welnu, 'k vertegenwoordig haar.
(ter zijde.)
't Is hard toch.
(plegtig tot den baron en Terlaan.)
'k Vraag u thans, uw dochters voor mijn neven!
de baron
(tot August).
Maak haar gelukkig!
august
(in de hoogste vervoering, den baron omhelzende).
O!
terlaan
(ter zijde).
Hij spreekt nog niet van geven.
frans.
Mijnheer Terlaan, gij kent...
terlaan
(aarzelend).
Ja, 'k weet en 'k voel die eer...
Maar 'k moet Sophie... ik kan...
august
(levendig).
Niet zoo; zeg ja, mijnheer!
verspal.
Zeg ja, en ieder paar, geef 'k vijftig duizend gulden!
terlaan
(geheel opgetogen tot Frans).
Kom aan mijn hart, mijn zoon!
verspal
(zacht tot Frans).
En eerst betaal 'k uw schulden.
frans
(beiden omhelzende).
Heb dank, heb dank, o, 'k voel!...
terlaan.
Ik geef u ook zooveel.
Daar valt u, denk eens na, eene tonne gouds ten deel!
| |
[pagina 116]
| |
Uw trouwe liefde, Frans, heeft u mijn hart doen winnen.
verspal
(ter zijde).
Mijn geld, kleingeestig mensch! Maar wacht, mij schiet te binnen
Dat ligt August nu zelf, tot adel komen zal...
(luid, tot August.)
Voeg, neef, bij uwen naam den mijnen...
august.
Hoe, Verspal?
Waarom niet!
terlaan
(lagchende ter zijde).
Ha, 'k begrijp!...
verspal.
En nu moest gij, mijnheeren,
Uw dochters... 'k zal mijn koets... Blijft allen hier dieneren,
August, ik wil dat gij...
august.
Dat ik de meisjes haal?
(tot den baron en Terlaan.)
Vergeeft me, ik deed het reeds; als zeker generaal,
Durfde ik, nog vóór den strijd, haar de overwinning melden;
't Vertrouwen...
verspal
(tot den baron en Terlaan.)
Hebt gij ooit!
august.
Dat we in uw goedheid stelden...
de baron
(zacht bestraffende, tot August).
Gij deedt te veel.
august.
Vergeef.
verspal.
Maar zeg dan waar ze zijn.
august.
Geduld.
(hij gaat vliegend heen: tot Peter, dien hij aan de deur ontmoet en bijna omverloopt.)
Diné, soupé en oom' zijn besten wijn!
(af.)
| |
[pagina 117]
| |
Negende tooneel.DE VORIGEN zonder august, PETER.
peter
(gemelijk).
De kranten.
verspal.
Leg maar neêr, op tafel.
peter
(doet het).
Wilde jongen!
verspal.
Nu, knor niet, oude vriend, het waren vreugdesprongen.
(Peter af.)
En weet ge wel, baron, dat, buiten zelfs wat hij
Van mij krijgt, neef August een aardige partij
Voor uwe dochter is? Zijn moeder heeft vermogen.
terlaan
(ter zijde).
Hadd' dan Sophie het hart van dezen maar bewogen!
de baron.
Zij zocht geen weelde, en ik.... zoo hij, in 't geld alleen,
Het middel vinden moest om haar geluk...
verspal.
Neen, neen;
Ook buiten dat nog.
(tot Terlaan, die onderwijl eene courant heeft opgenomen en inziet.)
Wel, is daar wat nieuws te lezen?
Hoe staat het? Moet ik nu,
(lagchende.)
Ook nu nog, oorlog vreezen?
Mijn kansbiljetten?...
terlaan.
Wis, 't is duidelijk en klaar;
Verwikkelingen hier, verwikkelingen dáár...
Een bloedige oorlog kan alleen...
verspal.
Gij doet mij ijzen.
terlaan.
Hoe zoo? Geloof me slechts, de Russen zullen rijzen.
| |
[pagina 118]
| |
Tiende en laatste tooneel.DE VORIGEN, AUGUST, SOPHIA, JULIA, KAREL, EDUARD.
verspal.
Ha, dames, welkom hier!
(de beide meisjes werpen zich in de armen harer vaders.)
Mijnheer Terlaan... Baron...
terlaan
(zacht tot Sophia).
We werden 't eens, Sophie, hij geeft een halve ton.
de baron
(tot Verspal, hem zijne dochter voorstellende).
Mijn vriend...
verspal
(tot Julia).
'k Acht mij vereerd,
(tot Sophia.)
Gelukkig...
(zeer opgeruimd.)
Ja, mijn neven,
Gij hebt, tot nichten, mij twee engeltjes gegeven!
(tot den baron en Terlaan.)
Vergunt me...
(tot de meisjes.)
Uw handjes...
(hij legt hare handen in die zijner neven.)
Zoo; zijt gij te vreden nu?
Uw hart vergelde 't mij.
(tot de beide vaders.)
Nu is de beurt aan u!
terlaan
(tot Frans en Sophia).
De hoorn des overvloeds ontlaad' zich op uw wegen!
de baron
(zeer aangedaan, zijne handen op August en Julia leggende).
Bekrachtig Gij, mijn God, den vaderlijken zegen!Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 119]
| |
(Plegtige stilte, waarna de jonge lieden de vaders omhelzen.)
verspal
(tot Eduard).
Wel jonker, wat moet u dat schrikk'lijk ongeval...
Hoe kwam het toch?
eduard.
De mist.
karel
(ter zijde.)
De volnaij.
de baron.
O, Verspal!...
julia.
We waren zoo ontsteld!
verspal.
Dat hoef ik niet te vragen;
De schrik kon u... August; ge hebt u braaf gedragen!
Maar hun geluk dient nu niet langer uitgesteld;
We zijn het allen eens...
terlaan.
En hebben allen geld!
Ik geef u daad'lijk, Frans, een aandeel in mijn zaken;
Een' kleinen Rotschild zal ik eens nog van u maken;
Veel liever zijt ge toch bankier dan advokaat?
Wat hebt ge aan 't pleiten ook! 't Gaat meest pro Deo, maat.
De Duivel is...
verspal.
Bankier? Nu, goed, maar 'k blijf begeeren,
Dat, om den titel, hij vooraf zal promoveren.
de baron
(op August wijzende).
Hij ook; de ledigheid...
terlaan
Baart armoê.
de baron.
Is de bron
Van alle kwaad.
verspal.
Zeer juist, dus advocaat, baron;
En over al wat lijdt, verdrukten, weezen, armen,
Zal zijn welsprekendheid, pro Deo, zich erbarmen;
Hoe schoon!
| |
[pagina 120]
| |
terlaan
(zacht tot Frans).
Wees niet zoo dwaas.
verspal
(meer en meer in vuur rakende).
Wel ingezien; de faam
Schenkt meer dan goud, niet waar? Men maakt zich zoo een' naam.
Men wordt bemind, geacht, ontzien bij alle standen,
Bekend, geëerd, beroemd, tot in de verste landen,
En koninklijke gunst biedt d'eed'len menschenvrind,
Een schitt'rend' eerepost, een' rang, een ordelint!
De schoonzoon eens barons kan naar dat alles streven.
Mijn God! wat zal 'k aan hem, een vreugde nog beleven!...
Maar gij Frans!... U had ik dat voorregt en die eer...
frans.
Ik ben gelukkig, oom, en wat verlangt ge meer!
august.
Ook heeft hij, boven mij, iets voor.
verspal.
Wat zou dat wezen?
august
(zacht tot Verspal).
Dien brief uit Saksen.
verspal
(zacht tot August).
Zwijg!
august
(zacht tot Verspal).
Gij moest hem ons eens lezen.
terlaan.
Wat heeft hij voor?
verspal.
Niets, niets, August, ge zijt een kind.
august
(Julia aan zijn hart drukkende).
't Is waar; 'k voel ook dat nu, mijn leven eerst begint!
|