De neven
(1858)–P.T. Helvetius van den Bergh– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Eerste tooneel.FRANS, AUGUST.
frans zit mismoedig voor de tafel met het hoofd in de handen, august staat bij hem.
august.
Hoe hoog is dan 't bedrag?
frans.
Gij schrikt als gij het hoort.
august.
O 'k schrik zoo ligt niet, Frans.
frans.
Drie duizend gulden.
august.
Moord!
Neef, neef! dit gaat te ver 't gewone peil te boven.
Ik zou 't waarachtig van mij-zelven eer gelooven;
't Hadd' meer waarschijnlijkheid.
| |
[pagina 2]
| |
frans.
Het is maar al te waar.
Mijn goede naam, mijne eer, ze loopen 't grootst gevaar,
Zoo ik geen kans vind, uit die schulden te geraken.
august.
Verlies de kans maar niet, er and're nog te maken;
Vooral zorg voor 't crediet; maar dit hebt gij gedaan;
Sinds maanden, ziet men u in fraaije kleêren gaan,
Langs 't bonte zijden vest, een gouden ketting sling'ren,
En dan die kostb're speld, die ringen aan de ving'ren;
Regt zoo, dat geeft ontzag en bovendien de kans
Dat eens een rijke weêuw, verblind door zooveel glans,
Bekoord door uw figuur, betooverd door uw zuchten,
U, aan haar teeder hart, uw beerenGa naar voetnoot*) doet ontvlugten
En alles effen maakt; dan biedt gij haar uw hand,
Of wel uw hart alleen, of geen van beiden, want
Dat is ad libitum. Hoe vindt ge zoo'n vrijage?
Grieft u mijn losse toon? A part le badinage.
Kom neefje, geen verdriet knage aan uw' levensboom.
Is dan die schuld uw schuld?.. Zij is de schuld van oom.
Gaf hij u geld genoeg, ge zoudt ook prompt betalen,
En hoefde niet den wijn, per flesch, te laten halen,
Dat schande is, entre nous. Maar, apropos van wijn,
Hebt gij madeira?
frans.
Neen.
august.
Dat moest toch anders zijn,
Want schulden zijn het, die en toon en smaak verfijnen,
En hij die schulden heeft, schenkt doorgaans alle wijnen.
Maar gij zijt leerling nog in 't schuldenmakers-gild;
Ofschoon uw proefstuk... Nu, onze oom heeft 't zoo gewild.
Acht tientjes in de maand, niet meer wil hij u geven!
Acht tientjes in de maand, om als student te leven?
Die tientjes vliegen u alleen wel door de keel;
En dan de kamerhuur, uw zakgeld en zooveel
Dat ge in uw uitgaafboek niet daag'lijks op kunt schrijven.
Ik zou hem zeggen: ‘Oom, 't kan zóó niet langer blijven.
| |
[pagina 3]
| |
Uw liefde is mij genoeg, maar niet het weinig goud,
Dat uw welwillendheid mij schenkt tot onderhoud.
Moet ik nu op de beurs van anderen gaan loopen,
En alles op crediet, tot zelfs mijn boeken, koopen?
'k Mag toch geen oneer doen aan uwen naam en rang.
Zie hier een nieuw budget van uitgaaf en ontvang.
Ik zal, bij 't eind van 't jaar, mijn reek'ning openleggen;
Voorzie ik een te kort, ik zal 't u daad'lijk zeggen,
En is er batig slot, dan stel ik u 't montant,
Bij wijze van surprise, op nieuwjaarsdag ter hand.
Intusschen (en zoo kunt ge op 't onderwerp geraken),
Ben ik verpligt geweest een kleine schuld te maken,
Die nog al groot is...
frans
(opstaande).
Neen; weet gij geen' and'ren raad?
august.
O ja, maar 't middel is soms erger nog dan 't kwaad.
Beproef de loterij; misschien dat deze uw schulden...
frans.
'k Won nooit.
august.
Win nu dan eens de honderd duizend gulden,
Of spreek een' woekeraar en bied hem tien percent,
Ja, dertig als het moet, ligt helpt u dan de vent.
Of zoek, tot minder schade, uw redding bij uw vrinden;
Dat zoeken valt wel zwaar en zwaarder nog het vinden...
Neen, neen, verkoop dan eer...
frans.
Wat dan? Zoo 'k al het kwart...
august.
Mijn laatste hemd; ik heb...
frans
(hem met gevoel de hand drukkende).
Gij hebt een edel hart!
'k Begrijp u, goede August, hoe ge ook den spot moogt drijven;
Maar ach, uw beste wil...
august.
Ik zal mijn moeder schrijven.
frans.
Ik vrees...
| |
[pagina 4]
| |
august.
Gij vreest altijd; laat mij maar eens begaan;
Ik zie de brave vrouw al voor haar geldkist staan,
De lieve zakjes goud bestemmen voor uw beeren,
En dominé daarna het antwoord haar dicteren
Uit grof geschut, zoo dat, als 't naar gewoonte bromt,
Gij vast per Willemstuk, een zedeles bekomt.
Maak u dus maar gereed om forsch weêrom te schieten.
frans.
O, zoo 'k onwaardig was, haar weldaad te genieten...
august.
Maar 't groote raadsel, Frans, blijft mij onopgelost.
'k Weet opperbest hoeveel 't studentenleven kost;
Mijn moeder weet het ook en zal 't wel nooit vergeten.
Nu, ik doe eer aan 't geld, door haar mij toegemeten,
Maar gij, integendeel, haat vrouwen, spel en wijn;
Men ziet u nimmer dáár, waar wij studenten, zijn,
In 't openbaar met ons, een weinig geld verteren,
Zoo pover leeft ge als zij, die op een beurs studeren.
Uw tafel is, gelijk uw kelder, schraal voorzien;
Gij koopt geen boeken aan; wat zegt een werk of tien!
En nimmer rijdt ge, 't zij te paard of in een' wagen.
Te voren zag men u versleten kleêren dragen.
Van 't laatst gebrek alleen hebt ge u gecorrigeerd...
En nu verzoek ik, dat ge mij eens expliceert,
Hoe drommel 't mogelijk is, dat ge in dien stand van zaken,
In zulk een' korten tijd, zoo'n groote schuld kondt maken;
Dat intrigeert me.
frans.
August, ik voel hoe 't mij berouwt,
Dat ik u mijn geheim niet eer heb toevertrouwd;
Geheim, mijn vriend, waaraan mijn alles is verbonden.
In 't half gelukkig hart, sloeg 't noodlot diepe wonden...
Weet thans dat ik bemin!
august.
Is dat de diepste wond?
Is dat het groot geheim, dat ge ongeraden vondt
Mij te openbaren? Welk een liefde moet het wezen,
Die u, van mijnen kant, verraad of spot deed vreezen!
En is 't vriendschapp'lijk, Frans?...
| |
[pagina 5]
| |
frans.
Het doet mij innig leed.
august.
Nu, dat is me al genoeg.
frans.
Vergeef mij en vergeet!
Ik zal u verder niets van mijn geheim verbloemen;
En zoo 'k...
august.
Begin maar met me uw belle nu te noemen;
Ik brand van ongeduld; wie is 't?
frans.
Sophie Terlaan.
august.
Waarachtig? Sakkerloot, een flinke keus gedaan!
Regt fijntjes uitgekipt. Had 'k zoo iets kunnen denken!
Het was dus vrijerij, dat lagchen en dat wenken;
Het was ontrooving van mijne oude minnares!
frans.
Gij spotter!
august.
'k Sta haar af, en de eerste fijne flesch
Die mij in handen valt, zal 'k op uw welzijn leêgen.
De schoonste toekomst lagche u in den echtstaat tegen,
Zoo ge immer tot dien staat geraken zult, want ook
De hoop der liefde, Frans, vervliegt zoo vaak in rook!
(ernstig.)
O, mogen gij en ik dit nimmer ondervinden!
(op vorigen toon.)
Maar kon uw liefdegloed dan al dat geld verslinden?
Drie duizend gulden toch...
frans.
Toereikend was mij 't geen
Mij maandelijks, door oom, werd toegelegd; voorheen
Kon 'k zelfs, en jaar op jaar, een kleine som besparen;
In plaats van schulden, had ik toenmaals...
august.
Schuldenaren;
Dat weet ik. Gij hebt nooit uw hart en beurs verzaakt,
| |
[pagina 6]
| |
Als onvoorziens een vriend was argent court geraakt;
Maar al dat geld!
frans.
Ik zag mijn liefde zegepralen.
Een toekomst schiepen we ons van hemelsche idealen,
Verwachtend ons geluk van liefde en trouw alleen,
Maar dachten toen nog niet aan 's vaders ja of neen.
't Is neen August, ten waar' dat oom ons, bij zijn leven,
Een vrij groot kapitaal, als huw'lijksgoed, wil geven;
Dan wordt het ja.
august.
Hebt ge oom den voorslag al gedaan?...
frans.
Om zóó mijn hoop in eens den bodem in te slaan?
Want nimmer toch, zou hij dit huwelijk gedoogen.
Hij acht geen schoonheid, deugd, talenten of vermogen.
Hoe de adel harer ziel Sophia ook verheft,
't Is tijtel-adel slechts die zijne zinnen treft.
Zijn doel is, moest het zelfs mijn levensheil verslinden,
Een' adellijken naam met d'onzen te verbinden;
Dan geeft zijn hoogmoed goud. Van menige eed'le daad,
Berust de drijfveer in laaghartige eigenbaat.
Het goede doet men, zoo het strookt met kwade wenschen,
En daarom vindt men juist nog zooveel goede menschen.
august.
Regt lief geconcludeerd; waar haalt ge 't toch vandaan!
Waarachtig, daar ontbreekt het graf van Feith maar aan.
Foei, foei, uw eigen hart spreekt die tirade tegen...
Maar kondt gij dan met haar, den vader niet bewegen?
frans.
Geen schoonzoon zonder geld; dit bleef zijn laatst besluit.
Hij stelde mij een maand; een week nog... en ze is uit!
august.
En die drie and'ren, Frans, ze gingen dus verloren
Met klagen, zuchten?...
frans.
Ik... August, waar 'k nooit geboren!
august
(bestraffende).
Een uitroep die effect kan doen in een roman,
En ook gepast kan zijn als niets meer helpen kan;
| |
[pagina 7]
| |
Maar wilt ge u, aan uw lot, niet lijdzaam onderwerpen,
Zoo leer uw kracht van geest aan tegenspoeden scherpen.
Ik raad u, spreek met oom.
frans.
Een nuttelooze raad!
august.
Wel, kan het al geen goed, zoo kan 't toch ook geen kwaad.
frans.
Daar ben 'k niet zeker van; wat hier het zwaarst moet wegen...
august.
Vliegt in Luilekkerland het fijn gebraad ons tegen,
Hier moet men zich met kok en keukenmeid verstaan.
Is soms 't gebraad wat wild, men komt er nog al aan,
Maar uw Sophie... Bestrijd, met magt van rede en listen,
De beide koks, die u dat malsche stuk betwisten,
Of 't gaat uw' neus voorbij.
frans.
Gij kent dan oom nog niet,
Die slechts in d'adelstand, het heil zijns levens ziet!
Geloof me August, een lief, aristocratisch blozen
Kon ligt hem-zelven nog doen kruipen naar de rozen;
Maar ach, elke eed'le roos ontwijkt die winterplant;
Nu monstert hij voor mij de freules van het land!
Zijn wil staat vast; geen rede of list kan hem verwinnen;
Ik moet op zijn bevel, haar, die hij kiest, beminnen...
En nimmer valt Sophie mij, door zijn keus, ten deel!
august.
Maar kostte 't vrijen u dan zoo verschrikk'lijk veel?
Drie duizend gulden!
frans.
'k Voel... ik schaam me om u mijn zaken...
august.
Dan zal 't wat fraais zijn!
frans.
Ik beproefde...
august.
Goud te maken?
frans.
Ach neen; op 't voorstel van een' heer uit Amsterdam,
| |
[pagina 8]
| |
Met wien 'k toevallig, bij Terlaan in kennis kwam,
Een makelaar...
august.
Zoo, zoo.
frans.
Durfde ik het heimlijk wagen...
august
(ernstig).
'k Versta u, en gij vergt dat ik u zal beklagen?
Gij speculeren in de fondsen? Een student?
Bewaar wel dat geheim, want werd het eens bekend,
Men zou u...
frans.
'k Heb gedwaald.
august.
Neen meer; gij hebt misdreven.
Hoe kwaamt ge aan zooveel moed!
frans.
Men had mij hoop gegeven,
Ik waagde een grooten slag.
august.
En ruim zoo dwaas als groot.
frans.
't Is waar toch dat de kans mij grove winsten bood;
En, dacht ik, mogt mij eens, die onderneming lukken,
Ik kon dan ligt'lijk, aan den dwang mijns ooms, me ontrukken.
'k Zag reeds Sophie, ik zag...
august.
Maar 't mogelijk verlies
Dat zaagt ge niet.
frans.
Ik moest, aan de order van De Vlies,
Drie acceptaties...
august.
Frans, waar dwaalden uwe zinnen!
frans.
Maar winnend, beste August, zou 'k ook Sophia winnen.
august.
Ja, winnend; dwaas, o dwaas!
frans.
De kansen waren vóór...
| |
[pagina 9]
| |
(zuchtend.)
Een tijding uit Madrid, een logen.... en 'k verloor!
Nu weet gij alles.
august.
Hm! op welken tijd vervallen
Die acceptaties nu?
frans.
In deze maand nog allen.
august.
En waarom niet voorlang?...
frans.
Ach God!
august.
Nu, geen bezwaar.
Helpt u mijn moeder niet...
frans.
Dan ben ik...
august.
Oom is daar.
De schand' van een Verspal deed hem ten grave dalen;
Onterven kan hij u; uw schuld zal hij betalen;
Wees daar gerust op. Wat Sophia nu betreft,
(ernstig.)
Veel kan hij, die zijn' wensch tot vasten wil verheft.
Zijn aandeel in geluk kan hij het lot ontwringen,
Den loop van goed en kwaad, ja zelfs het toeval dwingen.
Met kracht van geest en wil, bereiken wij ons doel...
(bewogen.)
Die overtuiging ligt zoo diep in mijn gevoel!
En toch... Ik zag mijn ster, bij 't opgaan, reeds verschieten;
Maar gij, in 't volle zoet van minnen en genieten...
Ga Frans, 'k benijd uw lot; gij hebt haar hart, haar woord;
Tot zelfs uw minste zucht wordt zuchtend aangehoord...
Ik zucht in een woestijn!
frans.
Hoe moet ik dat begrijpen?
august
(op zijn gewonen toon).
Dacht gij alleen de kat in 't donker dan te knijpen?
Ik ook heb mijn geheim.
| |
[pagina 10]
| |
frans.
Zeg op.
august.
Een andren keer.
Het uwe is aan de beurt, geheim van liefde en eer.
Zoo 'k beide redden kon!... 'k Wil vast eens overleggen,
Hoe 'k moeder schrijven zal, en wat ik oom zal zeggen.
frans.
Laat oom nog wat aan kant; het is de laatste stap
Dien 'k ooit...
august.
Gij kunt toch...
frans.
Chut, 'k hoor iemand aan den trap.
august
(lagchende).
Een beer?
bediende.
Mijnheer uw oom.
(af.)
| |
Tweede tooneel.DE VORIGEN, VERSPAL.
verspal
(driftig binnentredende).
Wel Frans, wat moet ik hooren!
august
(ter zijde).
Een onweersbui!
(luid.)
Ik vrees u beiden hier te storen;
Ook is 't collegie tijd.
(zacht tot Frans.)
Beproef nu eens de kans.
(tot Verspal.)
Uw dienaar.
versfal.
Blijf August. Uw stervende ouders, Frans!
Beloofde ik dat ik u tot leidsman zou verstrekken,
| |
[pagina 11]
| |
En zorgvol, mij uw lot, als vader, aan zou trekken.
Wat voor zijn kind'ren ook een liefd'rijk vader doet,
Heb ik voor u gedaan.
august
(ter zijde).
Tot nu toe, gaat het goed;
Maar waar zal 't verder heen!
verspal.
Wilt gij dien band verbreken?
Uw eigen meester zijn? zoo hebt gij slechts te spreken.
Geen weldaad dring ik op, en zoo 'k me uw vader toon,
Verwacht ik ook van u, dat ge u gedraagt als zoon.
frans.
Mijn dank zal immer...
verspal
(streng).
Ik ben ernstig ontevreden.
frans.
Ik gaf, zoo veel ik weet, u daartoe toch geen reden.
verspal.
Zoo veel gij weet? Ei, ei! Doch komen we aan een end!
Is u... gij bloost al neef, de heer De Vlies bekend?
frans
(ter zijde).
O God!
august.
Kan 'k iets voor u, aan zijn kantoor verrigten?
verspal.
Voor mij niet, maar voor hem, drie documenten ligten,
Drie acceptaties.
august
(ter zijde).
Ai!
verspal.
Geteekend: Frans Verspal.
frans
(zeer verlegen).
Gij weet dus?...
verspal.
Alles, neef.
august.
Een zonderling geval!
verspal.
Slechts dit is me onbekend en moest gij me eens verhalen,
Op welk een wijs gij denkt die sommen te betalen...
| |
[pagina 12]
| |
august.
Wel, zeer gemakk'lijk oom, zoo gij het geld maar geeft.
verspal.
'k Vertrouw August, dat Frans zijn eigen tong nog heeft;
En echter 't schijnt wel... Nu, zal 'k spoedig antwoord krijgen?
Maar ja, 'k begrijp u Frans, de schaamte doet u zwijgen!
Zoo schondt gij dan uwe eer en die van uw geslacht!
O, wie had ooit zoo iets van een' Verspal verwacht!
Was 't nog van burgerlui of van die schaamteloozen...
august.
't Zal grootpapa den smid, nog in zijn graf doen blozen.
verspal
(opvliegend).
Zwijg, onbeschaamde, zwijg! Hij, hij een smid geweest?
Een ijzerhandelaar. Als gij 't geslachtboek leest,
Dan ziet ge er in hoe hij zijn waren heeft verzonden,
Met schepen vol, naar Luik, naar Stokholm en naar Londen.
Een smid!... Dat niemand ooit, zoo'n schendtaal van u hoor',
Een smid!... Wat komt mij, op mijn' ouden dag, al voor!
Een smid!
august.
Bedaar toch, oom.
(ter zijde.)
Hoe kan de waan bedriegen!
verspal.
Zoo zot, zoo onbeschaamd, te schimpen en te liegen!
frans.
Maar denk...
verspal.
Ook gij nog? Zwijg!
frans.
Hij meende 't zóó ook niet.
verspal
(hevig).
Ik zeg u dat gij zwijgt! Mijn God, wat een verdriet!...
august.
Ik wist niet beter.
verspal
(als voren).
Wist niet beter? Kwade jongen!
Wie heeft u, satan, die godd'loosheid voorgezongen!
Een smid!
| |
[pagina 13]
| |
august.
Maar 't was...
verspal.
Een smid! Mijn vader! Hij, een man!...
august.
Vergeef mijn scherts.
verspal
(te vreden gesteld).
Maar scherts?... Zijt gij er zeker van
Dat gij maar schertste?
august.
Zou 'k in ernst, zoo kunnen spreken?
Kom oom, gij moest u 't hoofd niet langer daarmeê breken.
verspal.
Gij schertste maar? Gij weet?...
august.
Ik weet wat waarheid is.
verspal.
Dat grootpapa Verspal een man was...
august.
Wel gewis;
Een man, en zelfs een man... een man, die daarenboven...
verspal
(hem de hand reikende).
Geen woord meer van dien smid: men mogt het eens gelooven;
De wereld is zoo...
august.
Ik beloof het op mijn woord.
(zacht en vertrouwelijk.)
Maar denk nu eens aan Frans. Met regt zijt gij verstoord;
Doch... Wilt ge eens weten, oom, hoe gij het aan moest leggen?
Hem eerst, met kracht van taal, geducht de waarheid zeggen,
Zoodat gij hem, voor goed, in 't geldverkwisten stuit,
En dan, betaal de schuld; daar is de zaak meê uit.
Geloof mij, dit is 't best.
verspal.
Ei waarlijk, zoudt gij denken?
(tot Frans.)
Welnu, het zij zoo; Frans, 'k wil u vergiff'nis schenken.
Hoezeer ik al 't gewigt van uwe dwaling ken,
Wil 'k toonen dat 'k voor u, een liefd'rijk vader ben.
Ik eisch zelfs niet dat gij mij rekenschap zult geven,
| |
[pagina 14]
| |
Mij zeggen zult waar al die sommen zijn gebleven.
Ik vraag naar niets.
august
(ter zijde).
Omdat hij allés toch reeds weet.
verspal.
Ik zal u helpen Frans, het geld ligt al gereed.
'k Wil meer nog voor u doen. Gij ziet het, op uw jaren,
Zijt gij omringd, bedreigd door allerlei gevaren.
Slechts de invloed van een lieve en teêrbeminde vrouw
Redt de onbezonnen jeugd.
august
(ter zijde),
Onze aap kijkt uit de mouw.
verspal.
'k Heb dus voor u gezorgd. Van mij zult gij bekomen
Een bruidje, zoo volmaakt als gij er een kunt droomen.
'k Leid u den tempel in; kniel neêr voor 't heiligdom,
En in een week drie, vier, zijt gij de bruidegom.
frans
(ontsteld).
Hoe oom?
august.
'k Wensch u geluk.
frans
(zacht tot August).
Wat moet ik!
august
(zacht tot Frans).
Uitstel vragen
verspal.
Welnu? Gij zwijgt neef; zou het voorstel u mishagen?
frans.
'k Beken oom, dat het mij...
august.
En 't komt zoo onverwacht.
Het dient toch, door hem zelv', ook wel eens overdacht...
verspal
(tot August).
Zoo lang 'k tot u niet spreek, kunt gij uw woorden sparen.
Hij overdenken? Hij?... Men denkt niet op zijn jaren.
Men leeft, men holt maar voort, door 't bruisende gevoel,
Gedreven en gejaagd in 't aardsche slijkgewoel,
Waar zwakheid, zinn'lijkheid, verleidend lokaas vinden,
De zonden deugd en eer, geluk en rust verslinden,
De school des levens zelfs haar nutte lessen staakt,
| |
[pagina 15]
| |
De dood zijn offers grijpt, de hel haar vlammen braakt,
En tijd en eeuwigheid voor 't menschdom gaan verloren!
august
(ter zijde).
Precies de laatste preek; zij lag mij nog in de ooren.
verspal
(tot Frans).
Ziedaar het treurig lot en 't eind dier dwaze jeugd,
Die, warm voor zingenot, maar koud voor liefde en deugd,
Het spoor...
frans
(met eenige vastheid).
Uw lessen, zal ik dankbaar steeds ontvangen,
Doch 't zwart tafreel, door u, als les, mij voorgehangen,
Het past op mij niet, Oom,... Vergeef me... Uw gunstbewijs
Stel ik, met uwe liefde, op een' gelijken prijs.
Moet 'k echter mijn gevoel rondborstig voor u uiten,
Zoo kan ik... voor als nog... niet tot den echt besluiten.
august
(zacht tot Frans).
Temporiseren Frans, niet meer...
frans.
'k Ben onbereid...
'k Moet mij beraden, oom.
august.
't Is ook geen kleinigheid,
Om, in het vol genot van 't vrij en jeugdig leven,
Maar zoo, met lijf en ziel, zich zelv' tot slaaf te geven,
Al zijn de ketens, ook van rozen of van goud.
verspal.
'k Verzoek August, dat gij die dwaasheid voor u houdt.
Miskent ge Frans, mijn liefde, omdat mijn groot vermogen
Geen weelde voor u schiep? dan hebt gij u bedrogen.
'k Zag gaarne wat ik gaf, genoten, niet verspild;
Met voordacht was ik noch te karig noch te mild.
Maar schatten zou ik, voor uw beider welzijn, geven.
august.
Daarvoor zijt ge ook zoo rijk en zijn wij ook uw neven,
En hebt ge bovendien voor ons, voor hem althans,
Een teeder vaderhart.
verspal
(vleijende).
O laat dan, beste Frans,
Laat dan dat vaderhart, ook vadervreugde smaken!
Zoo ligt kunt gij u zelv' en mij gelukkig maken.
| |
[pagina 16]
| |
'k Ontbeet deez' morgen bij een' vriend, neef, een baron,
Baron van Zevenvan, wiens vriendschap 'k onlangs won.
Gij kent, vertrouw ik toch, 't geslacht der Zevenvannen,
Zoo over-overoud, zoo rijk aan groote mannen.
Hij heeft een dochter, Frans, wier schoonheid is vermaard,
En wier lieftalligheid die schoonheid evenaart.
'k Heb u den weg gebaand om 't teeder hart te winnen.
Gij hebt er slechts te gaan, om u te doen beminnen.
august.
Waarachtig oom, daar hebt ge een meesterstuk gedaan.
verspal.
Maar 't duldt geen uitstel. Nog deez' avond moet ge er gaan.
Gij weet, uwe ouders, hoe gelukkig zij eens waren...
Welnu, 't is heden Frans, juist vijfentwintig jaren,
Dat uwe moeder, aan uw' vader 't jawoord gaf.
De liefde roept voor u, hun zegen uit het graf.
Gij voelt nu zelf, dat ge uw bezoek niet uit moogt stellen.
Maar daar 'k naar Alphen moet, kan 'k u niet vergezellen.
Gij gaat alleen dus; de baron geeft u gehoor,
En stelt vervolgens u, aan zijne dochter voor.
Dan kunt ge, met elkaâr, de zaken overleggen,
En morgen mij bij tijds, den uitslag komen zeggen.
frans.
In zulk kort tijdsbestek, mij...
verspal.
Noem 't een luim, een gril,
Hetzelfde, maar 'k herhaal dat ik het ernstig wil;
En zoo gij langer draalt, is 't vogeltje gevlogen;
'k Heb alles rijp'lijk, reeds doordacht en overwogen;
'k Won zorgvol, links en regts, voor u, berigten in.
Men prijst haar hemelhoog, noemt haar een engelin;
Zelfs vrouwen hebben haar bewonderd en geprezen.
august.
Maar oom, zou onze Frans zoo'n bruid wel waardig wezen?
Hij is geen engel, hij.
verspal
(met klimmende drift).
En hebt ge wel bedacht,
Wat eer voor uw' persoon, wat eer voor ons geslacht
Dat huw'lijk aanbrengt? Zoo de freule uw lot wil kroonen,
Kunt ge u toch, voor die eer, niet onverschillig toonen.
| |
[pagina 17]
| |
Treed uw geluk dus niet baldadig met den voet;
O, de adel is zoo schoon, en 't huw'lijk is zoo zoet!
Doet ons dan 't geld alleen, in eer en aanzien stijgen?
Men vindt het soms in 't slijk, een ieder kan 't verkrijgen;
Och, daartoe moet men slechts, met eerlijkheid in schijn,
Een waaghals of een schurk en, kan het, beide zijn.
Maar de adel, Frans, dien ons verdienste en eeuwen schenken,
Die eeuwen, eeuwen, ons, met trots, terug doet denken,
Die ons, reeds in de wieg, en rang en aanzien geeft,
En door wien, in ons zelv', het voorgeslacht herleeft;
Het voorwerp soms van spot, bij lage, onkiesche menschen,
Maar ook van aller nijd, maar ook van aller wenschen;
Ons loon voor 's voorzaats deugd, ons deel van zijnen roem,
In onzen levenstuin, de schitterendste bloem...
Ja, de adel is het hoogst, waarnaar de mensch kan streven!
(Op eenen gewigtigen en vertrouwelijken toon.)
En als gij nu eens wist... Men heeft mij laatst geschreven
Uit Saksen.
august.
Hoe?
verspal.
Dat dáár een graaf Verspal bestaat.
frans.
Een graaf Verspal?
verspal.
Een neef, in niet zeer verren graad.
Ik zal opzett'lijk Frans, in mijn familieboeken,
Die zaak, voor u en mij, eens nader onderzoeken.
Zoo 'k wel heb, stammen we af, en wel in regte lijn,
Van een... 't Is mooglijk nog, dat we ook van adel zijn!
frans.
Maar oom!
verspal.
Waarschijnlijk zelfs.
august.
Wie had dit durven droomen!
verspal.
Niet waar?... Maar om nu weer op onze zaak te komen;
Werp mij niet tegen dat gij Julia niet kent,
Dat men zich aan elkaâr zoo niet op eens gewent;
| |
[pagina 18]
| |
'k Zie niet dat dit bezwaar in 't minst u af moet schrikken;
De liefde is soms de vrucht van één dier oogenblikken,
Die 's Hemels hooge gunst, in 's menschen leeftijd weeft,
Waarin een engel Gods door zijne toekomst zweeft,
En zulk een oogenblik, zal u deze avond bieden.
Gij zoudt, verzuimde gij 't, uw schoonst geluk ontvlieden.
Mijn meening en mijn wil hebt gij nu aangehoord.
De freule wacht u; ga, verkrijg haar hart, haar woord...
En Frans, opdat ge aan mij, in uw geluk moogt denken,
Zal ik een halve ton u, op den trouwdag, schenken.
august
(ter zijde).
Een duur gekochte bruid!
frans
(meer en meer verlegen).
'k Ben veel aan u verpligt;
Uw goedheid oom... Maar toch... De zaak is van gewigt.
Een overijld besluit kon mij zoo ligt berouwen.
Gij meent het wel met mij; ik durf dus ook vertrouwen...
verspal
(streng).
Vertrouw maar niet te veel. Zoo 't waar is wat ik gis,
Een and're de oorzaak van uw koppig weig'ren is...
(al driftiger.)
'k Zal u wel vinden; 't heeft te lang reeds, mij verdroten.
Weêrstreef mij langer niet, of 'k hou voor u gesloten
Mijn hart...
august.
Dat 's hard.
verspal.
Mijn beurs...
august.
Dat 's erg.
verspal.
Mijn testament.
august.
Krijg ik dan alles, oom?
verspal.
Die jongens!
frans.
Gij miskent
Mijn hart.
| |
[pagina 19]
| |
verspal.
Het minne haar, wier hand u kan vereeren.
august.
Zoo opgedrongen, kijk, zou 'k geen prinses begeeren,
(ter zijde.)
En aan die freule is toch gewis een steekje los.
verspal
(bitter).
Ja ja, de fabel van de druiven en den vos.
Werd u August, die bruid en zooveel geld geboden...
august.
Mijn hart is niet meer vrij, en geld heb 'k niet van nooden.
verspal.
Regt zonderling voorwaar, want, zijn de harten vol,
Dan zijn de beurzen leêg, de hoofden op den hol;
Nu 't uwe... Pas maar op; gij denkt aan geen studeren,
Gij zit den ganschen dag te dichten, musiceren,
Verwaarloost uwen tijd, uw toekomst en uw' staat.
august.
Het tegendeel is waar. Ben 'k eenmaal advokaat
En raakt gij in proces, laat mij er dan in bijten.
Zoo gij verliest, hebt gij 't uw zaak, niet mij te wijten.
En wilt ge een proefje van mijn aanleg?
(declamerende.)
Zie uw' neef!
De koorts jaagt gij hem aan, het is zoo waar ik leef.
Nu hij niet trouwen wil, zou hij uw hart verbeuren?
Wat zegt dat teeder hart? Wat zeggen onze auteuren?
Ex ungue... et cetera. Dat wil te zeggen zijn,
Dat iemand die zijn hart... Verstondt ge maar Latijn,
Al waar 't wat Grieksch er bij, wij konden beter praten.
Maar, in goed Hollandsch... Oom, kunt gij uw' neef verlaten?
Den zoon uws broeders, die uw' naam draagt en uw' stam?
Daar staat hij voor u, kijk, als een getroffen lam,
En met een handvol goud, zoudt gij zijn wond genezen!
'k Gaf wel een tientje, dat gij Seneca kondt lezen,
Die zegt...
verspal.
Met hem noch u, heb ik in 't minst te doen.
(tot Frans.)
Gij blijft volharden dus?
| |
[pagina 20]
| |
august.
Men kan met geen fatsoen,
Toch eer bij Amor, dan bij Themis promoveren?
Zoo'n schoone bruid deed hem al zijn latijn verleeren,
En een gehuwd student... Foei, foei.
frans
(beklemd).
'k Was steeds bereid
U blijk te geven, oom, van mijn gehoorzaamheid;
Maar ach, dit nu te doen, gaat boven mijne krachten!
Hoor mij...
verspal.
Ik heb geen' tijd: mijn rijtuig staat te wachten.
Nog eens, bij mijn' baron, zult gij deez' avond gaan,
Of wel, 't is tusschen ons, voor altijd afgedaan.
(hij gaat haastig heen.)
| |
Derde tooneel.FRANS, AUGUST.
august.
Dat 's via facti neef; wel drommels...
frans.
Weinig neven
Heeft 't noodlot zoo'n tyran, tot oom en voogd gegeven.
Heb ik het u, August, te voren niet gezegd?
august
(het hoofd schuddende).
Ja ja, mijn goede Frans, uw zaken loopen slecht.
Gij moest maar zoo terstond, in 't huw'lijksbootje stappen,
Opdat die pinksterbloem u toch niet zou ontsnappen.
Een aardig freuletje, bereid tot vrijerij,
Vóór zij den vrijer kent. Al ware uw hart ook vrij,
Zoo ried ik u toch af, die dwaasheid te bedrijven;
Wat zoudt ge u jongenlief, het voorhoofd moeten wrijven!
Intusschen, 't wordt voor mij een moeijelijke taak...
Ik zie, mijn woord van eer, geen uitkomst in die zaak;
Het blijft mij duister...
| |
[pagina 21]
| |
frans
(zich de handen wringende).
Ach!
august.
Nu nu, geen moed verloren;
Ook uit het duister wordt het helderst licht geboren;
Schoon 'k wel bekennen wil, dat mijne astronomie...
Maar 'k zal toch... Weet gij wat? Geef mij een uur twee, drie;
Misschien dat in dien tijd, een inval...
frans.
God moog 't geven!
august.
En heden dient de brief aan moeder ook geschreven.
frans.
Zou ik dat zelf niet?...
august.
Neen; ik doe met meer effect,
Een voetval in dien brief, en gij hebt ook volstrekt
Geen stijl voor zulk een zaak.
frans.
Dan ga ik nu maar henen;
Sophie zal...
august.
Om bij haar te klagen en te weenen?
Wat zwakheid! Weet gij niet, hoezeer 't de vrouw mishaagt,
Als zich, in tegenspoed, de man als kind gedraagt?
frans.
't Verligt het hart, wanneer...
august.
Nu, ga uw hart verligten.
En laat mij.
(Frans drukt hem de hand en vertrekt.)
| |
Vierde tooneel.AUGUST (alleen).
Liever nog, heb ik met zeven nichten
Dan zulk een' neef te doen. Men dient hem aan een' band
| |
[pagina 22]
| |
Te leiden als een kind. Een zeer gezond verstand,
Een zeer voortreff'lijk hart, maar niet een zier karakter.
Raakt hij op een moeras van tegenspoed, hij zakt er
Tot over de ooren in, voor dat hij moeite doet
Om zich, door eigen hulp, te redden. Arme bloed!
Schroom vrij, het glibb'rig pad des levens te bewand'len!
De vriend moet dus voor u, weer denken en weer hand'len.
(Hij zet zich aan de tafel.)
Welaan geschreven... 't Is toch zaak dat 'k hem wat spaar.
Zou moeder eer dan oom?... Ik vrees... De som is zwaar;
Maar 't geld weegt ligt, als zij kan weldoen.
(schrijvend.)
Beste moeder!
Gij kent de zwakke Frans; 'k bemin hem als mijn broeder,
Beschouw hem als uw zoon en red hem, zoo het kan.
Een onbezonnenheid...
bediende.
De jonker Zevenvan
Verlangt mijnheer uw' neef...
august
(opspringend).
De broeder? Ha!
(na eenig aarzelen.)
Om 't even.
Dit denkbeeld wordt mij, door een' engel, ingegeven.
Dus Hendrik... in 't belang van uwen heer... ik ben
De heer Verspal.
bediende.
Zeer wel.
(hij gaat.)
| |
Vijfde tooneel.AUGUST, EDUARD. (Deze is gebrild, gespoord, zwierig gekleed en heeft een trotsch en verwaand voorkomen.)
eduard.
Ofschoon ik u niet ken,
Vermeende ik toch mijnheer, tot u te moeten komen.
| |
[pagina 23]
| |
Ter zaak. Mijn zuster heeft iets zonderlings vernomen;
Dat zeker heer Verspal, mij evenmin bekend,
Uw oom zoo 'k meen, zich aan mijn' vader heeft gewend,
Om haar, en wel voor u, ten huwelijk te vragen,
En dat dit voorstel zelfs mijn' vader kon behagen.
't Zal juist niet noodig zijn, dat ik u mededeel
De redenen waarom zij hiervan in 't geheel
Niets weten wil; genoeg, uw aanzoek zou niet baten,
En zij verlangt dus, dat gij u maar...
august
(zeer kalm doch met klem).
Daargelaten
Den ongepasten trots, die in uw houding steekt,
Den onbescheiden toon, waarop gij tot mij spreekt,
En dien 'k wel kans zag, om op eenmaal, te bekoelen,
Indien 't mij lustte, mij beleedigd te gevoelen,
Wil 'k u, van mijn' kant ook...
eduard
(opvliegend).
Mijnheer, 'k ben niet gewoon...
august.
Mij dunkt dat 'k reeds te veel, uw onverstand verschoon.
eduard
(spottend).
Beeldt zich mijnheer dan in, dat ik zijn' toorn zou vreezen?
august.
'k Verlang geen vrees van u; bescheiden moet gij wezen.
eduard.
Genoeg; ik duld het niet, dat mijn fatsoen en eer...
august.
Indien gij die bezit, bewijs ze dan, mijnheer.
eduard.
De wereld ken 'k te goed, om me aan uw toon te wennen.
august.
Zoo gij de wereld kent, leer ook uzelven kennen,
En mij.
eduard
(met minachting).
Gij zijt Verspal; ik ben Van Zevenvan.
august
(fier).
Een edel mensch geldt meer, dan menig edelman!
eduard
(met verkropte woede).
Zeer goed... Wij zullen zien... 'k Zal u wel nader spreken.
| |
[pagina 24]
| |
august.
Nog eens, ik voel geen' lust om u den hals te breken;
Dus hoor bedaard mij aan. Uw zuster heeft geen zin
In 't voorstel van mijn' oom: welnu, ik evenmin.
Zij heeft, van mijnen kant, geen liefdegloed te schromen;
Van 't fraaije huw'lijksplan, zal zeker nooit iets komen;
Doch 't is uws vaders wil, de wil ook van mijn' oom...
Het voegt derhalve mij, dat ik deez' avond koom,
En 't voegt uw zuster, zou ik denken, me aftewachten.
eduard
(meer gematigd).
Dan zult gij toch, zoo 'k hoop, de convenances achten,
Begrijpen...
august.
Ik begrijp.
eduard.
Gevoelen...
august.
Ik gevoel.
eduard.
Dat uw bezoek dus, voor u beiden, zonder doel,
Mijn zuster...
august.
Voor haar hart behoeft ze niets te vreezen.
eduard.
't Is wel, ten zeven uur...
august.
Zal ik ten uwent wezen.
(Eduard vertrekt met eene ligte buiging.)
| |
Zesde tooneel.AUGUST alleen.
Ha, ha! Dien jonker heb ik taam'lijk vastgezet.
Hoe had zich de arme neef toch hier wel uitgered!
Een aardig zwagertje! Maar 'k dien nu Frans te spreken.
Er komt, heb ik het wel, al licht door 't duister breken.
| |
[pagina 25]
| |
't Is dus haar vader, die, door oomlief, aangezocht,
Verblind door 't goud, als oom door d' adel, haar verkocht.
'k Sta in beraad om Frans er zelv' nu heen te zenden;
Maar neen, 'k begon de klucht, ik wil haar ook volenden;
Ik stuur dan 't huw'lijksbootje op de effen baan der min,
En pak hem, oom ten spijt, met zijn Sophie er in.
(Ernstig en met klimmende aandoening.)
Gelukkigen!... En ik, door 't noodlot voortgedreven,
Wat zal mijn lot zijn!... Wat! Een diep rampzalig leven?
Een stervend leven, dat zich zelf verteert, verslindt,
Terwijl de klagt der ziel gehoor noch weêrklank vindt?
En zoo ik zelf, voor mij, geen heilgenot kan smaken,
Wat heb ik, met het heil van and'ren dan te maken?
Wat scheelt mij hun bestaan en hun toekomstig lot?
Zij, zij gelukkig zijn, mijn eigen leed ten spot?
Gelukkig zijn door mij, terwijl ik lijde en kwijne?...
Maar vloeit uit hunne smart, dan balsem voor de mijne?
Neen; schenk, o Hemel, hun, wat ik voor mij begeer,
En daal' dan ook op mij, een straal van zegen neêr!
(af.)
Einde van het eerste bedrijf. |