Stenen tijdperk(1960)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] De verkenners Een vloot van duizend walvissen (galjoenen hooggetuigd) vaart over smaragden oceaan De ceremoniële beweging van hun zwaarwichtig ras ontleent een verlate gratie aan het ballet van hun geysers. Ogen diepstarend uit benen maskers hebben een bloeiende oever ontdekt ze laten hun groene rijk aan de vissen. Als de pliocene steekmug zeggen ze dat hun element voortaan de lucht is. De aarde waarover ze bewegen wordt nu spoedig hun Heilig Land. (Zo al deze pelgrims hun tong vinden wat zullen hun kantieken klinken!) Ze beroeren de boorden met hun neus snuffend naar rozen naar druiven, ze beuren de dikke snoet uit de zee en baarlijk uitgelaten balkt elk een bazuinend geblaas en spreidt de knie met de vinnen. Maar wie niet wil zwemmen, niet recht kan staan [pagina 37] [p. 37] die zakt snel weg in 't slijk, in het zand En de zee en de wind en de wormen zullen de laatste wil van de Profeten verijdelen. Vorige Volgende