Giambattista Casti (1724-1803). l'Homme et l'oeuvre
(1951)–Herman van den Bergh– Auteursrecht onbekend
[pagina 213]
| |
IIOndanks zekere kennis omtrent leven en toestanden in onze Republiek in de 18de eeuw, gelijk blijkend o.a. uit de versnovelle I Calzoni ricamati, staat het vast dat Casti nimmer in ons land is geweest, en evenmin in de Oostenrijkse Nederlanden, zelfs niet in zijn Weense tijd. | |
IIIApollinaire's aan Casti en diens werk gewijde inleiding tot L' OEuvre libertine des conteurs italiens, Ie partie: les conteurs du XVIIIe siècle, Casti (puis Baffo, Batacchi), Paris 1910, zondigt door grove oppervlakkigheid en onkunde nopens reeds lang bekende biografische e.a. gegevens. | |
IVVoor de voltooiing ener academische studie in de moderne letteren is een uitgebreide cultuurhistorische kennis op bovennationale basis onmisbaar; vooral practische scholing en ervaring moet, en kan, hiertoe belangrijk bijdragen. Een en ander maakt het ongewenst dat zulk een studie te jong wordt afgesloten. | |
[pagina 214]
| |
VIn de opmerking van Gabriele Baldini over Alfredo Panzini (Panzini, saggio critico, Brescia 1941, blz. 159): Preferì insomma scrivere anzichè leggere - kortom hij schreef liever dan dat hij las - ligt een gebrek besloten van Panzini's werk: de hang naar ongetoetst en egocentrisch monologiseren. | |
VIDe zgn. historische critiek heeft over het geheel een onklaar of eenzijdig beeld gevormd omtrent het dichterschap van Jacopone da Todi; alle etiketten waarmee zij dit dichterschap heeft voorzien, miskennen het aan deze critiek niet bekende feit, dat de hoogste manifestatie van de dichter de mysticus is. | |
VIIDe huidige polemiek in Italië over het zogezegde ‘neorealisme’ van de meeste naoorlogse auteurs - als Moravia, Vittorini, Bilenchi, Quarantotti Gambini, Berto, Bigiaretti, Pavese - gaat vooral mank aan gemis aan een heldere definitie van het begrip ‘neorealisme’; overigens hebben de bestrijders van ‘kroniekliteratuur’ grosso modo gelijk met te beweren dat een niet door de fantasie getransfigureerd realisme bezwaarlijk als uitdrukking van kunst is te beschouwen. | |
VIIIDe opvatting dat Francesco Guicciardini als historicus een leerling of ook maar een volgeling van Machiavelli zou zijn, is onjuist: Guicciardini baande de nieuwe weg voor de historiografie al vijftien jaar voor de voltooiing der Istorie fiorentine. | |
IXDe epenthesis van u tussen gutturaal en a in Lucanisch dialect bij de enkelvouden van de in Zuid-Italië veelvuldig voorkomende nomina met mv. op -ĕrĕ < Lat. -ŏra (voorb.: kuaváddĕ, cavallo, | |
[pagina 215]
| |
mv. kaváḍḍĕrĕ, cavalli) is een verschijnsel van klankverandering geconditionneerd door de voorafgaande vocaal, i.c. die van het artikel. | |
XOnder de oorzaken van het feit dat variëteit, rijkdom en betekenis der dialecten in Italië veel groter zijn gebleven dan in Frankrijk, verwaarloost Jaberg (Aspects géographiques du langage) de belangrijke factor, dat in Italië sinds eeuwen een krachtige en nationaal-geldende dialect-literatuur heeft bestaan, die in tijd van verval der ‘geleerde’ literatuur deze zelfs geheel verving.
H. v.d. Bergh |
|