De boog(1969)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Liedje Het loof, dat om mij henen vlokt en al de dag zich roeren kon, is droog en stil - eentonig klokt een kleine citer aan de bron. De bomen zijn van ver bij mij en danse' onhoorbaar in het meer; de nevelboten gaan voorbij naar riemslag ook niet éne keer. Naar alle zijden ligt mijn doel: toch ben 'k mij van geen weg bewust - en in het vilten duister voel 'k een glimlach om mijn grote rust. Vorige Volgende